Moet alles kapot?
In het verleden werd mij regelmatig op meer of minder subtiele wijze te verstaan gegeven, dat men mijn gezeur over leeftijd meer dan zat was. Dat had er ongetwijfeld mee te maken dat ik binnen de kring van mensen waarmee ik verkeer lange tijd de oudste was. Hoe dat kwam doet er niet toe, maar het laat onverlet dat ik buitengewoon ingenomen was met het feit dat op enig moment de heer Bas Langereis tot dit gezelschap toetrad.
Dat ging als volgt: de heer Langereis werd aangekondigd als zijnde een vriend van een vriend, die volgens laatstgenoemde verschrikkelijk goede columns schreef die ik beslist moest lezen. Bovendien moest ik de man binnen de kortst mogelijke tijd ontmoeten, daar wij het zeker goed met elkaar zouden kunnen vinden. Dat laatste nu bleek waar, op het moment dat ik mij meldde in Apeldoorn om van daaruit de lange reis richting het oosten van Duitsland te aanvaarden, teneinde een festival te bezoeken waar men sinds jaar en dag een muzikant eert waarvan ik tot dat moment geen ene reet begreep, maar wiens kwaliteit buiten enige kijf staat.
Bas Langereis is daar -in de wereldstad Apeldoorn dus- geboren op 17 mei 1965. Dat maakt hem zo’n vijf jaar ouder dan ondergetekende. De conclusie dat wij grotendeels in hetzelfde tijdperk opgroeiden is dus een juiste. Dat helpt denk ik bij de waardering van zijn eerste boek Alles kan kapot, want dit is een recensie mocht u dat nog niet door hebben.
In Alles kan kapot beschrijft Langereis zijn levensverhaal in 306 pagina’s, wat op zich al een prestatie is als je in Apeldoorn bent opgegroeid. Hij doet dat in 27 hoofdstukken die afzonderlijk te lezen zijn als korte verhalen, maar die gelukkig wel enige samenhang vertonen en uiteindelijk leiden naar een dramatisch slot. Dat weet je niet alleen als je de flaptekst hebt gelezen, je voelt de tragedie ook naderen naarmate je verder komt in het boek.
Misschien is dat de reden dat ik er zo lang over deed. Je wilt een ‘happy end’, maar je weet dat je het niet gaat krijgen. En dus ga je vertragen, stel je het einde uit en klamp je jezelf vast aan de mooie momenten. Ziedaar de spiegeling van het leven en wat mij betreft ook de thematiek van het boek, waarin die mooie momenten er gelukkig voldoende zijn: het onhandige gepruts met de liefde, de ontdekking van muziek, de tijdelijke verdoving door de drank, de geboorte van een kind. Langereis beschrijft het met een innemende openhartigheid en een eerlijkheid die hem kwetsbaar maakt. Net zo kwetsbaar als alles en iedereen in het bestaan. Die kwetsbaarheid probeert hij ook op een herkenbare manier te maskeren. Met humor en razernij bijvoorbeeld. Razernij contra hinderlijke moderniteiten met name, die vooral bij generatiegenoten zoals ik een instemmende grijns of zelfs pure verademing teweeg brengt. Angsten en twijfels worden al even openlijk blootgelegd, zonder dat het ergens uitloopt op irritant gejammer. Want nee, Bas Langereis heeft geen ongelukkige jeugd gehad…
‘Is Alles kan Kapot dan wel een goed boek?’ zo zou Bert Krentenkakker van het literaire tijdschrift Maatpak zich afvragen, en misschien doet ú dat eveneens! U kunt echter net zo goed vragen of het leven van Bas Langereis goed is. Voor de ene helft wel en voor de andere helft niet, gok ik. Ik probeer optimist te blijven, moet u weten. De auteur heeft in ieder geval niet alleen ervaren, maar soms ook pijnlijk accuraat beschreven dat alles kapot kan. Toch blijf ik, waarschijnlijk net als Langereis zelf, liever vasthouden aan het idee dat dit niet noodzakelijkerwijs moet. Of dit tegen beter weten in is, is de vraag waarmee hij en ik u thans achterlaten.
John Hölsgens