bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

28-01-2010

Lekker gewerkt (2)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2010 — bazbo @ 21:20

Wat gaat de tijd snel, zeg. Het is alweer bijna twaalf uur. Zal ik nog één kopje koffie nemen? Ik sta op van mijn bureau en loop naar het aanrecht. Even het water opwarmen en een verse pad in de houder doen. Daar gaat-ie weer: het geluid van de Senseo overstemt de muziek uit de boxjes. Dat is jammer, want het gitaargeweld van Mike Keneally is nu juist zo gaaf.
Je moet het op je nieuwe werkplek zo aangenaam mogelijk maken. Zeg dat ik het gezegd heb.

“De man die werk vond”
– Herman Brusselmans

Wat gaat de tijd snel, zeg. Het is alweer bijna twaalf uur. Zal ik nog één kopje koffie nemen? Ik sta op van mijn bureau en loop naar het aanrecht. Even het water opwarmen en een verse pad in de houder doen. Daar gaat-ie weer: het geluid van de Senseo overstemt de muziek uit de boxjes. Dat is jammer, want het gitaargeweld van Mike Keneally is nu juist zo gaaf.
Je moet het op je nieuwe werkplek zo aangenaam mogelijk maken. Zeg dat ik het gezegd heb. Eén van de keukenkastjes zit vol met lekkere koffie en thee en koekjes en chocolade. Niet dat ik veel koekjes eet. Ik neem brood mee van huis. Maar chocolade, daar kan ik veel van vreten, zeg. Er is echter meer dat de nieuwe werkplek aangenaam maakt. Iedere morgen sta ik in mijn woonkamer voor mijn platenkast en dan graai ik een stapel cd’s tevoorschijn. Die draai ik hier dan. En omdat ik de enige ben die van dit kantoor gebruik maakt, hoef ik geen rekening te houden met collega’s. Ik kan de pokkenherrie draaien die ik zélf wil. Dus doe ik dat ook! Heerlijk. Ik heb de verwarming flink omhoog gedraaid. Rare zin. Alsof je de radiator beetpakt en al draaiende optilt. Bovendien zijn er geen radiatoren hier in mijn kantoor. Ik heb vloerverwarming. Dat gaat nooit lukken met dat optillen. Wat doet het er ook toe? Het is hier behaaglijk warm; dáár gaat het om.

Ik slurp van mijn koffie en ga weer achter het bureau zitten. Niet recht voor het beeldscherm, maar een tikkie links ervan. Vóór mij is het grote raam en de deur naar het terras. Ik kijk naar buiten. Er ligt sneeuw. Nog wel. Morgen gaat het dooien. Nu is het nog bijna tien centimeter dik. Ik zie de voetsporen van mensen die voorbij het raam zijn gekomen. Er zijn ook rare afdrukken bij. O, die zijn vast van het konijntje dat daarnet kwam langsgedarteld. En het gehip van het roodborstje. Er vliegen meeuwen rond het gebouw aan de overkant van de straat. Wat een enorme verscheidenheid aan fauna hier in Apeldoorn!
Op het dak van het appartementencomplex liggen grote ladingen sneeuw. Af en toe valt er een halve lawine drie verdiepingen naar beneden. Ha, je zal er net onder staan! Er komt een taxibusje aanglibberen. Zelf kon ik vanmorgen goed naar deze nieuwe werkplek fietsen. De doorgaande wegen en fietspaden waren redelijk begaanbaar. Wat is het toch dat als er een beetje sneeuw ligt, dat dan het verkeer in het hele land platligt? Dat had je veertig jaar geleden niet. Maar ja, toen woonde je nog gewoon dicht bij het werk en had je ook geen files.
Het is een mooi uitzicht, hier. Ik sta op en loop naar het raam toe om beter naar buiten te kunnen kijken.

Sneeuw is mooi om naar te kijken, maar ik verlang naar de zon, de lente en de zomer. Kon ik maar weer mijn sokken uitdoen en lekker in mijn blote voeten in sandalen rondlopen. Niet dat ik dat op het werk zou doen, hoor. Nee, mijn strenge bazin wil dat ik er verzorgd uitzie. We zijn samen het visitekaartje van de regio waarin we werken. Van de zomer was het een keer vierendertig graden en toen ging ik in mijn kantoor zitten met enkel een T-shirtje aan. (En een broek, hoor!) Toegegeven, het was best een strak wit T-shirtje. Dat je de rondingen van mijn borst en buik en mijn tepels goed kon zien. Op een gegeven moment kwam de bazin binnen om even wat te overleggen. Helemaal aan het eind van ons gesprek zei ze: “Bas, nog één ding. Over je outfit. Volgende keer graag weer een overhemdje, ja? Je weet maar nooit of er spontaan bezoek voor me binnen komt.” Dat doe ik sindsdien braaf.

Hierboven wonen mensen. Vier verdiepingen vol mensen die wonen. Er is nog nooit iemand van een balkon af gevallen. Of gesprongen. Die mensen heb je ook. Lijkt me wel een vreemd idee. Zit ik hier lekker me uit de naad te werken, komt er ineens een lichaam op het terrasje vóór mij gevallen. Alsof ik niets te doen heb! Ik maar werken en een ander maar van een balkon vallen of springen. Begrijpen ze dan niet dat je een ander op die manier met heel veel extra werk opzadelt? Nee, dat begrijpen ze niet. Op de bovenste verdieping wonen mensen met een psychiatrisch ziektebeeld. Je hebt ze erbij. Ze zorgen voor levendigheid. Eén bewoner verzamelt alles wat hij maar kan vinden. Hij is een heel grote en dikke man. Laatst moest zijn woning een keer ontruimd. Vier enorme containers met huisraad, hout, rommel en rotzooi werden er afgevoerd. Zelf stond de meneer erbij te kijken en nog bruikbare spullen weer uit de containers te trekken. Hij vindt alles bruikbaar, dus dat werd een probleem. Nu is dit geval een exces, maar in het dagelijks leven gebeurt er hier ook wel eens wat. Zo twee à drie keer per dag komt er iets van een balkon vallen. Een plant of een zak afval. Maar nooit een lichaam. En je zult het altijd zien: vált er een keer een lichaam naar beneden, dan sta je net zelf op die plek van het zonnetje te genieten. En is het juist die grote dikke meneer die bovenop je lazert.

Ik draai me van het raam en ga naar de kapstok. Daar staat mijn tas op de grond. Ik pak mijn broodtrommeltje. Ben benieuwd wat erin zit. Toch altijd weer een verrassing. Ik smeer zelf mijn boterhammen, maar tegen de tijd dat ik ga lunchen, ben ik vergeten wat ik erop heb gedaan. Vól dat mijn kop zit! Kijk aan, het zijn boterhammen met kaas. Ik eet altijd boterhammen met kaas, dus eigenlijk had ik wel kunnen bedenken wat of er op mijn brood zit. De soort kaas verschilt wel per dag of week. Deze keer is het een bijzondere kaas. Morbier, welteverstaan. Een mooie zachte kaas. Het lijkt of er een blauwe ader in zit, maar niets is minder waar. Het is de as van verbrande wijnranken. Lijkt vies, maar is ongelofelijk lekker. Het geeft de kaas een zoutige, nootachtige rooksmaak. Ik heb ook wel eens gelezen dat er in Zuid-Frankrijk of Italië (weet ik veel) een kaas bestaat waar schapen- of geitenuitwerpselen in verwerkt zijn. Formeel is die kaas verboden, maar er schijnt een levendige illegale handel in te zijn. Toch fijn dat Zuid-Frankrijk of Italië (weet ik veel) zo ver weg ligt. Ondanks dat is het alsof ik het hier kan ruiken.

Hmm, dat een boterham met kaas toch zo kan smaken, zeg! Ik heb er ook nog verse sla bij op gelegd. Voortreffelijk. Normaal koop ik nooit sla, omdat ik een abonnement op een biologisch groentepakket heb. Maar nu is het winter en dan levert de hippieboerderij geen sla, maar voornamelijk pastinaken, postelein, aardperen en schorseneren. Voorgesneden sla is in de winkel véél duurder dan een krop, maar de gemengde jonge bladsla van mijn supermarkt is zó goddelijk goed. Er zijn twee dingen waarvoor ik graag naar mijn supermarkt ga: de gemengde jonge bladsla en de kassameisjes.
Had ik ook fruit meegenomen? Vast wel. De ‘r’ zit al geruime tijd in de maand, dus verkoopt de groenteman op de markt van die geweldige mandarijnen. Iedere dag sleep ik er drie mee naar mijn nieuwe werkplek. Eigenlijk is twee stuks fruit per dag voldoende, maar ik speel liever op zeker. En lékker! Ze pellen ook zo heerlijk makkelijk af. Altijd weer een sport om de schil in één stuk van die mandarijn af te krijgen. Het lukt bijna altijd. Goede mandarijnen; ik zei het al.

Zo. Alles is op. Wat zal ik eens drinken? Ik heb al vier koppen koffie gehad en bij de lunch drink ik geen koffie. Thuis drink ik melk. Dat heb ik hier niet. Bij het aanrecht vul ik de waterkoker en zet die aan. Eens kijken, welke thee zal ik vandaag eens nemen? In het keukenkastje staat allerlei thee. Iets met citroen? Nee, Marokkaanse muntthee wordt het. Ik giet het gekookte water in een glas met een oor eraan. Dan hang ik er een zakje thee bij in.
Ik ga naar de gang. Daar ergens bevindt zich het toilet. Ik moet plassen. Gelukkig is het toilet vrij. Ik wacht altijd héél lang met plassen. Er is ook zóveel te doen op deze nieuwe werkplek, dat ik er nauwelijks tijd voor heb. Ik draai de deur op slot, open mijn broek en doe wat ik moet doen. Het is echt heel veel. Als ik klaar ben, was ik mijn handen. Met een extra papieren handdoekje maak ik de rand van het toilet schoon. Ik ben hier de enige mannelijke medewerker en wil niet dat de vrouwelijke collega’s ontdekken dat er een man op de rand heeft gewaterd.

Au, die thee is nog steeds heel heet. Ik heb het zakje uit het glas gehaald en in de afvalbak gedaan. Met het theeglas in de hand loop ik weer naar het raam. Misschien komt er nog een leuke vrouw langs gefietst. Je weet het maar nooit. Als ze uitglijdt en in de sneeuw valt, zal ik naar buiten gaan en haar helpen. Zal ze me uit dankbaarheid zoenen?
Het is wat met die sneeuw en het slechte weer. Even denk ik terug aan een telefoongesprek dat ik gisterenavond voerde.
“Er stond wel 180 kilometer file op de snelwegen rond Amsterdam!” riep een vriendin uit.
“Zó groot is Amsterdam nou óók weer niet, hoor,” zei ik.
“Ik zat in de trein en zag dat de strooiwagens er niet bij konden, want er stonden overal auto’s. “
“Die stonden te wachten op de strooiwagens?”
De NS stuurt zelfs mails aan hun klanten. Midden in de nacht. Dat er door het slechte weer meer treinen defect zijn en de dienstregeling aangepast is.

Maar wacht! Daar in het beeldscherm! Er is mail! Snel even kijken! Ah, het is een bericht van het Centraal Bureau in Arnhem. “Er staat een grijze Ford op de parkeerplaats met de lichten aan.”
Het is zover. Werk aan de winkel. Snel klik ik op ‘Allen beantwoorden’ en typ: “Dat is geen enkel probleem. Die gaan vanzelf uit.”

Apeldoorn, januari 2010

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment