Seks met mijn kind
Je moet er toch niet aan denken. Als mens zijnde bestaan er slechts twee gruwelijke gedachten.
De eerste is dat je ouders seks hebben. Iedereen mag vies doen, maar niet je vader en je moeder en zeker niet met elkaar. Het idéé alleen al.
En de tweede?
“En? Hoe was het op school vandaag?”
Het avondeten is een gezamenlijk moment in huize bazbo. Aan de eettafel bespreken we dagelijkse dingen, viert platte humor hoog tij en vertelt ieder iets over de dag die is geweest.
“Goed.”
Ach zo. Gesprek om zeep.
“Gebeurt er nog iets bijzonders in de klas?” probeerde ik. De Zoon is zeventien en zit in het eerste jaar van het MBO.
“Mwoa. Er kwam vandaag een nieuwe leerling.”
“O, leuk,” verheugde ik me op een nieuwe kans in deze gezinsdialoog. “Is het een jongen of een meisje?”
“Meisje.” De Zoon trok een kop van: ‘Waarom wil je dat weten?’
“Oké. Waarom is ze pas zo laat in het leerjaar begonnen?”
“Weet ik het. Dat moet je haar vragen. Of nee, ze heeft het wel gezegd. Ze moest eerst voor haar kind van vier maanden oud zorgen, of zoiets.”
“Ach, zo.” Ik nam nog een hap van mijn pastinakensoufflé.
Je moet er toch niet aan denken. Als mens zijnde bestaan er slechts twee gruwelijke gedachten.
De eerste is dat je ouders seks hebben. Iedereen mag vies doen, maar niet je vader en je moeder en zeker niet met elkaar. Het idéé alleen al. Ikzelf kom uit een gezin met vier kinderen. Toen ik als jochie eenmaal doorhad waar de kindjes vandaan komen, realiseerde ik mij dat mijn ouders dus op z’n minst vier keer met elkaar hebben liggen vieziken. Wat een perverse smeerlappen waren het. Wie had dat nou achter ze gezocht? Terwijl ze mij zo rein en puur probeerden op te voeden! Ik was meteen alle vertrouwen in mijn ouders kwijt.
De tweede vreselijke gedachte is die dat je bloedeigen kind ooit seks met een ander mens zal hebben. Ik gun mijn Zoon alle geluk van de wereld, maar laat het alsjeblieft blijven op het niveau van een ruig computerspel of humor à la Arie & Sylvester. Ik bedoel: het is mijn kind. Dat dien ik te beschermen, te behoeden voor de ranzige rottigheid in de Grote Boze Wereld. Zoals seks. Het risico op een kleinkind is te groot. Die Zoon van mij, die zal heus de hand wel eens aan zichzelf slaan. Daar maak ik mij geen enkele illusie over. De lakens en onderbroeken die ik in de wasmachine prop, zijn vaak knapperig van de ingedroogde spermatozoïden. Geen enkel probleem. Maar dat een of andere breezerslet hem ooit zal verleiden tot vunzige daden, of dat hij ooit zijn voortplantingsrommel uit liefde of lust in de schoot van een meisje zal klodderen: ik moet er niet aan denken. Het blijft je kind, hè?
Een dag eerder stond ik met Vrouwlief op de bus te wachten. Het regende. Vanuit de neerslag kwam er nog iemand in het bushokje staan. Het was een meisje. Ze had haar das hoog voor haar mond geslagen.
“Hooooi,” zei ze sloom. Plots herkende ik haar. Het was Rianna.
“Hoi,” antwoordde ik. Verder durfde ik niet zoveel te zeggen. Vrouwlief zou wel eens kunnen denken: “Wat is dat nou weer voor jonge griet met wie hij aanpapt?”
“Hoe is het?” vroeg het meisje.
“Goed, wel.” Ik vertelde niet over de ziekte van Vrouwlief. “En met jou?”
“Ook goed.”
Even was het stil.
“Ben jij nog altijd leider bij die kindervakanties?”
“Nee joh,” zei ik. “Daar ben ik tien jaar geleden mee gestopt. Ik had het toen vijftien jaar lang gedaan. Het was mooi geweest.” Tien jaar geleden ging Rianna mee met die vakantieweek voor kinderen die zelf niet op vakantie gingen. Hoe oud was ze toen? Twaalf? “Maar het was leuk, hè?”
Rianna knikte. “Woon je hier in de buurt?” vroeg ze.
Nu knikte ik.
“Ik zie je wel eens fietsen.”
“Klopt. En ik zie jou met de kinderwagen lopen. Hoe oud zijn je kindjes?”
“De oudste is zes,” vertelde ze. “De tweede is bijna vijf. En ik heb nog een kleintje van een jaar. Maar die is van mijn huidige vriend.”
“Oh, oké.” Ik begon te rekenen. “Gaat het goed met ze?”
“Ja,” zei ze. “Ze groeien goed en ze hebben het naar hun zin op school.”
“Dat is mooi en belangrijk. Je was toen met ons op vakantie met je broertjes en je zusje. Hoe oud zijn die nu?”
“Mijn oudste broertje is nu achttien, de anderen zijn zestien, vijftien en twaalf jaar. “
“Ach, zo.”
“Maar ze wonen niet meer thuis.”
“Nee?”
“Nee, de oudste is op zichzelf gaan wonen. En de anderen zijn allemaal bij mijn moeder weggehaald.”
“Oei.”
“Ja, dat ging daar helemaal niet. Ze kon niet meer voor ze zorgen. Dan ben ik blij dat ik het goed geregeld heb. Ik woon lekker op mezelf en heb nu een lieve vriend die de oudste twee accepteert. Hij woont weliswaar niet bij ons in. Dat is beter zo. Wat er ook gebeurt: ik zal altijd als eerste kiezen voor mijn kinderen en goed voor ze zorgen.”
“Dat lijkt me een heel verstandig voornemen.”
Daar was de bus.
“Wie was dat?” vroeg Vrouwlief zachtjes toen we in de bus dicht naast elkaar zaten.
“Dat is een van mijn kinderen,” vertelde ik. Vrouwlief had die grap al vaker gehoord.
“Nou, als ik dat zo hoor, is ze wel vroeg moeder geworden.”
“Klopt. En haar eigen moeder was ook zestien toen Rianna werd geboren, weet ik nog.”
“Verbazingwekkend dat je dat nog hoort in deze samenleving.”
“Tsja, ze had niet echt een goed voorbeeld. Toch vind ik het wel knap van haar dat ze voor zichzelf een duidelijke keuze heeft gemaakt. Ze wil niet dat haar hetzelfde overkomt als haar moeder. Haar kindjes komen voorop.”
Ik vroeg me af of deze gedachte geruststellend genoeg was.
“Is het een leuk meisje?” vroeg ik verder. De pastinakensoufflé was bijna op.
“Waarom moet je dat weten?” was de wrevelige wedervraag. De Zoon zat duidelijk niet te wachten op dit soort kruisverhoor. Hij had waarschijnlijk een voorgevoel in welke richting het gesprek zou gaan.
“Gewoon, uit belangstelling, jongen. Nou, is het een leuk meisje?”
“Joa, wel oké.”
“Waarom pap je niet met haar aan?”
“Hoezo?” schudde hij geërgerd zijn hoofd.
“Nou, dan is je gezin gelijk klaar.”
En het scheelt mij die gruwelijke gedachte. Dan hoeft ze dus ook geen seks met mijn kind.
Apeldoorn, april 2010