bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

23-07-2010

Tumorhumor

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2010 — bazbo @ 23:09

Waarom mag je geen grappen over kanker maken? Is dit dan het laatste taboe? Hoog tijd dat we het doorbreken. Laten we eens wat vrolijke voorvallen op een rijtje zetten.

“Hé Bas!” De goede bekende kwam de straat overgestoken en liep op mij af. Hij herkende mij van vroeger. Dat kon niet anders, want ik had recentelijk niet met mijn harses in de Apeldoornse sufferdjes gestaan. Dat kwam binnenkort weer. “Hoe staat het leven tegenwoordig?”
“Het is een kankerzooi,” antwoordde ik naar waarheid. “Mijn vrouw krijgt kuren.”
“Nou nou, jij maakt nu wel een heel erg choquerende opmerking die eigenlijk niet kan.”
“Niet kan?”
“Nee, ik vind dat je geen grappen over kanker kunt maken.”
“Ik maak toch ook helemaal geen grappen?”
“Je zei ‘kankerzooi’. Ik vind dat je dat soort woorden met ‘kanker’ erin niet moet gebruiken. Het kan heel erg kwetsend zijn voor de mensen die aan die vreselijke ziekte lijden.”

Van mensen die vinden dat je bepaalde dingen niet mag zeggen omdat ze heel erg kwetsend kunnen zijn voor anderen, moet ik uitermate dun kakken. Spreek lekker voor jezelf! Als we met alles en iedereen op een dergelijk krampachtige manier rekening moeten houden, dan kunnen we namelijk helemáál niets meer zeggen. Dan mogen we straks ook niet meer spreken over appels, omdat ooit een prinses zich in een appel verslikte en zeven dwergen daar volledig ondersteboven van waren.
Waarom mag je geen grappen over kanker maken? Is dit dan het laatste taboe? Hoog tijd dat we het doorbreken. Laten we eens wat vrolijke voorvallen op een rijtje zetten.

Die ochtend hadden we de mededeling van de chirurg gehad. Binnen twee weken zou Vrouwlief geopereerd moeten zijn. Daarna kwamen nog zeven weken bestraling en achttien weken heftige chemotherapie. En als dát allemaal achter de rug zou zijn, volgde nog vijf jaar lang een hormoonbehandeling.
De verslagenheid werd langzaam minder. Vrouwlief pakte de brochure van tafel.
“Moet je dit lezen,” zei ze.
Ik wilde het eigenlijk liever niet weten allemaal.
“‘Eén op de zeven vrouwen krijgt met borstkanker te maken,'” las ze voor.
“Ah,” begon ik mijn Vrouwlief hardop voor te rekenen. “Dan is één op de veertien tieten dus aangedaan.”

Een week later stonden we in een grote drogisterij bij de enorme stellingen met haarverzorgingsproducten.
“Moet je kijken, mijn shampoo is goedkoop,” zei Vrouwlief tegen mij. “Zal ik gelijk voor een heel jaar inslaan?”
“Lijkt me niet nodig, schat.”

De chirurg had zijn werk goed gedaan. Het gezwel was met succes weggesneden.
“Mijn borst is kleiner geworden, lijkt het wel.” Vrouwlief had haar prachttiet in handen.
Tien minuten later zaten we aan de zondagsbrunch. Vrouwlief nam een hap van haar zachtgekookte eitje en knoeide eigeel op haar blouse, precies op haar borst.
“Nou, dat is je weer gelukt,” zei ik nogal droogjes. “Je zegt wel dat je tiet kleiner is geworden, maar aan de vlekken op je kleren kan ik het niet zien.”

Vrouwlief moest dus aan de chemo. Zes keer in totaal. Bij de eerste behandeling keek ik geïnteresseerd toe. Om te beginnen ging er een zak Adriamycine doorheen. Dat spul is knalrood en daardoor is je urine gelijk de eerste uren ook rozerood. Naast haar lag een oudere meneer. Hij kreeg een ijzeroplossing die pikzwart was.
“Hoe zou zijn pies eruitzien?” fluisterde ik naar Vrouwlief. “Rood vind ik toch vrolijker.”
Een dag na de chemokuur krijgt Vrouwlief een injectie. Neulasta is een paardenmiddel dat ervoor zorgt dat je beenmerg in verhoogd tempo witte bloedlichaampjes gaat aanmaken. Een bedrijf kwam twee ampullen van ieder zes milliliter bezorgen. Ze moesten in de koelkast bewaard worden. Op het doosje stond de prijs van een ampul: €1531,81. Toen een verpleegkundige bij ons thuis de injectie gaf, zei Vrouwlief: “Zo, nu ben ik heel veel geld méér waard.” Er bleef nog een ampul in de koelkast liggen. Die was voor de volgende kuur. Voor het eerst dat wat er in de koelkast lag, duurder was dan het apparaat zelf.

“Mijn haar valt uit.” Hoe kort kon haar sms’je zijn? Ik maakte mijn werk af en ging zo snel mogelijk naar huis. Daar zat ze met haar handen in het haar. Of nee, met het haar in haar handen.
“En het is niet alleen het haar op mijn hoofd,” zei Vrouwlief. “Ook het oksel- en schaamhaar.”
“Dat scheelt een bikinilijn harsen.”
In een speciale haarstudio liet Vrouwlief de haren die nog op haar hoofd zaten eraf scheren.
“Voel je je al Sugar Lee Hooper?” vroeg de kapster toen ze klaar was.
“Leuke vraag,” zei Vrouwlief. “Die is dood.”
Vrouwlief had zich een mooi pruikje aan laten meten. Mensen die haar goed kennen zouden heus wel kunnen zien dat het niet haar eigen haar was, maar ja die wisten toch al wel wat er aan de hand was. Vreemden zouden écht niet zien dat ze een pruik droeg.

“Fijn om te horen dat het redelijk goed gaat,” zei deze oncoloog. Het was het zoveelste nieuwe gezicht dat we zagen. “Maar u moet er rekening mee houden dat er nog iets heel naars gaat gebeuren.”
“O?” reageerden we geschrokken. “Wat dan?”
“U gaat al uw haren verliezen.”
“Dat is er al af,” zei Vrouwlief opgelucht.
Voor het eerst in ons leven lachten we een medisch specialist recht in het gezicht uit.
“Die chemokuren, gaat je haar er ook anders van zitten?” vroeg een bekende op een verjaardag.
Ik zag Vrouwlief bijna denken. Als ze had gedurfd, zou ze opstaan, d’r pruik van haar hoofd af trekken en roepen: “Zit hij scheef dan? Zit hij scheef?” Gelukkig durfde ze het niet.

Van al die chemicaliën werd Vrouwlief niet vrolijk. Wel verward. Soms verveelde ze zich.
“Ik ben in een boek begonnen te lezen, maar ik kan mijn aandacht er niet bij houden,” vertelde ze. “Als ik twee bladzijden heb gelezen, ben ik de draad al kwijt en kan ik weer opnieuw beginnen.”
“Lekker goedkoop,” zei ik. “Dat scheelt de aanschaf van nieuwe boeken.”
“Wat gaan we ook weer in het volgende gesprek aan de oncoloog vragen?”
“Of het ook kan zijn dat je vergeetachtig wordt.”

Vrouwlief leek op een moslima, met zo’n hoofddoekje. Moest ze nu kopvoddentaks gaan betalen? En dat terwijl ze de hoofddoek niet droeg om haar haren te verbergen, maar juist het gebrek aan haren.
Op een dag kwam ik thuis van werken. Vrouwlief stond in de keuken. Samen met de schoonmaakhulp had ze het huis opgeruimd en overzichtelijk gemaakt. Ik herkende mijn eigen woonkamer niet meer. Het was warm, dus had ze haar pruik niet op en ook geen hoofddoekje om.
“Kale boel hier,” zei ik. “En wie heeft E.T. trouwens binnengelaten?”

De goede bekende stond op straat nog steeds te wachten tot ik een genuanceerd antwoord zou geven op zijn aanklacht. Of mijn spijt zou betuigen over wat ik had gezegd. Ik zou me haasten.
“Flikker toch op, teringlijer!” brulde ik. “Krijg een maagdarmkanaalverzakking, het schijtschurft, de blafhik en de tyfus met je koleregezeik!”
Humor is een serieuze zaak. Zeg dat ik het gezegd heb. Zet u úw kankergrappen in een reactie hieronder? Ik ben benieuwd. Kom maar op met die tumorhumor!

Apeldoorn, juli 2010

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment