bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

25-09-2010

Meer iets voor mijn weblog (excuus) (2)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2010 — bazbo @ 09:23

Hier heb ik heel wat voetstappen gezet. Hoeveel zaterdagen heb ik hier doorgebracht? Iedere zaterdagmorgen vanaf negen uur was ik hier op deze plek te vinden.
De zon schijnt. De herinneringen doen pijn aan mijn ogen.
Hoe lang sta ik hier nu al? Nog geen twee minuten. In nog geen twee minuten zijn enkele belangrijke jaren van mijn leven aan mij voorbijgeflitst.

Met een dikke zoen neem ik afscheid van Vrouwlief. Zojuist hebben we een gesprek gehad met de chirurg die haar borst zo heeft toegetakeld. De wond was zelfs na acht maanden nog gaan ontsteken. De antibiotica hadden hun werk goed gedaan; de ontsteking is nu veel minder. Wél zit er nog veel vocht achter de wond.
Vrouwlief gaat zelf naar huis fietsen. Normaal doet ze daar nog geen kwartier over; met haar huidige conditie duurt dat meer dan een half uur. Maar wat is ze sterk! Ik laat haar achter bij de fietsenstalling van het Gelre ziekenhuis.

In plaats van rechtsaf in de richting van mijn woonwijk De Maten, ga ik naar links. Na een stoepje op en af kom ik op de Richtersweg. Hier kon je toch ergens linksaf het bosje in? Nu staat er een hek en een bord dat het een wandelpad is. Vroeger kon het wel; ik heb het vaak genoeg gefietst. Ik besluit door de Karhulstraat en de Voorhoevestraat te slingeren. Kijk, daar heb je Wan in zijn voortuin. Hij ziet mij niet.
In de Hulkestein staan de grote huizen nog altijd kop aan kont. Aan het eind van een zijstraatje is het grindpad en beginnen de bomen. Er lopen mensen hun hond uit te laten. Zouden ze iets denken van die langharige vent op de fiets? Kan het mij iets schelen? Ja, ongemerkt kan het me iets schelen. Het is vrijdagmiddag. Ik weet niet waarom het me iets kan schelen.
Het paadje komt uit op een grote open plek. Aan de overkant is een weiland. Links en rechts staan bomen. Aan mijn voeten ligt zand en grind; iets verderop is het grasveld. Hier heb ik heel wat voetstappen gezet. Want hier links, hier staat de blokhut. Die heet ‘Het Springdel’. Hoeveel zaterdagen heb ik hier doorgebracht?

Een achterbuurjongen had me ooit meegesleept naar De Ugchelse Woudlopers. Rond een klein blokhutje ergens aan de Ugchelsegrensweg deden de verkenners hun activiteiten. Ik begon er als stil jochie van een jaar of veertien, maar ontwikkelde me er als een knul met een grote bek vol geniale gekte. Ik was een scout van niets; ik kon geen knoop leggen en als ik een vuurtje wilde maken kwam de brandweer de ontstane bosbrand blussen. Nee, mij moest je logboeken laten schrijven, idiote voorstellingen laten verzinnen en onafgebroken laten zwetsen. Na mijn verkennerstijd ging ik leiding geven aan de welpjes. Die speelden hun spel hier in het Springdel. Niet in dit gebouw, maar in de oude afgetrapte houten keet die ooit hierachter had gestaan. Ik moest wegens studie een pauze inlassen. Anderhalf jaar later, op mijn twintigste, kwam ik terug. In de tussentijd was deze nieuwbouw neergezet. Vier jaar lang gaf ik leiding aan de kabouters, de meisjes van zeven tot twaalf. Iedere zaterdagmorgen vanaf negen uur was ik hier op deze plek te vinden.

Mijn padvindersbijnaam als begeleider was ‘Wammes’. Dat werd al gauw Zwammes. Niet vanwege mijn schimmelinfectie, maar vanwege mijn oeverloze geleuter. Door mijn malligheid had ik een boel kleine meiden om mijn nek en op mijn rug hangen. We maakten een hoop lol.
Tijdens zomerkampen schreef ik uitgebreide muurkranten, een ritueel dat ik na een jaar of wat uitbreidde naar muurkranten in de lokalen in de blokhut en een eigen bijlage bij het verenigingstijdschrift.
Ik zong vieze liedjes, leidde kampvuurvoorstellingen, bedacht gekke speurspellen rondom Mazzelwoten en voerde typetjes als Klaas Klembek en Sjaak op. Het schitterende tienermeisje Johanneke hing na afloop vaak om mij heen; ze had behoefte aan gezellige gekkigheid. Ik speelde Joris op zoek naar een draak of een vieze trol. Conformeren aan traditionele padvinderswaarden deed ik niet; ik moet een notoire dwarsligger zijn geweest, onvoorspelbaar en lastig.
Wie herinnert zich nog het weekend van de EK-voetbalfinale in 1988? In datzelfde weekend had mijn scoutinggroep een grote tweedaagse bijeenkomst voor de jongerentak van allerlei andere verenigingen georganiseerd. Met zo’n honderd jongeren gingen we ’s middags de finale kijken. De televisie stond buiten; iedereen had zich oranje uitgedost en sommigen hadden een emmer oranje menie over zich heen uitgegoten. Wat een feest.
Het mooiste waren achteraf de zondagmiddagen met Hans en Arty. Samen maakten we muziek en we mochten de blokhut als oefenruimte gebruiken. Hans had een basgitaar en Arty een casio minikeyboard en een zelfgebouwde gitaar waarvan om de haverklap de fretten van de hals vlogen. Ik bracht mijn Philicordia orgel, mijn Keytek K-40 en mijn Yamaha CS50 synthesizer mee. Met oneindig veel plezier speelden we hele en halve cassettebandjes vol met de meest onwaarschijnlijke bagger. Ik heb die tapes nog altijd en zal ze mijn leven lang in een schoenendoos verstopt houden.
Het leven als scout was een feest. In deze blokhut hielden we ook veel feesten. Ik leerde er voorzichtig bier drinken, trad op als Sjaak of bespeelde mijn rammelende toetsenapparaten in een gelegenheidsband.

Nu staat de blokhut er verlaten bij. De luiken zijn gesloten. Het is vrijdag aan het begin van de middag. Voorlopig is hier nog geen activiteit vandaag. Het gras is groen. De nazomerbries blaast door mijn haar. Verderop zie ik tussen de struiken het weilandje. Er staan twee paarden in. De ene is bruin en groot; de ander is zwart en duidelijk een veulen. Er vliegt een duif over. De grote bomen buigen licht. Wind raast door de bladeren. Heel in de verte hoor ik een sirene, een ambulance die naar het nabijgelegen ziekenhuis rijdt. De zon schijnt. De herinneringen doen pijn aan mijn ogen.
Hoe lang sta ik hier nu al? Nog geen twee minuten. In nog geen twee minuten zijn enkele belangrijke jaren van mijn leven aan mij voorbijgeflitst.

Ik maak weer vaart, keer de fiets om en rijd de Hulkestein uit. Bij het pannenkoekenhuis aan de Hoenderloseweg ga ik rechtsaf. De weg is lang en gaat vals plat omhoog. Ik zet mijn versnelling lager. Haast heb ik niet. Ik ben nog vroeg. Bij de schaapskooi van Hoog Buurlo stop ik. Er is een bankje. Ik ga zitten en pak mijn broodtrommel. Graskaas en biologische Beemster. Die Beemster kostte zeven pleuro voor een pond. Als je mij acht jaar geleden had gezegd dat ik ooit voor een hompje kaas vijftien gulden zou betalen, dan zou ik je recht in je gezicht hebben uitgelachen.
Het bankje kijkt uit op de hoge beukenbomen. Ertussendoor zie ik de schaapskooi en een grasveld. Er staan picknicktafels. Ze zijn allemaal bezet door oudere fietsers. Daar wil ik niet bij horen. Nog niet. Als ik mijn lunch naar binnen heb gewerkt, snuif ik nog even de zoete heidegeur en de beukenlucht op. Dan fiets ik verder.

Ik sjees de helling af en hoef nauwelijks te trappen. Niet veel later bereik ik Radio Kootwijk. Ik passeer de weinige huizen en kom op het terrein waar vroeger zoveel radioactiviteit was. In een van de lage gebouwen moet ik zijn. Hier opent vanmiddag een galerie. De statafels staan al buiten.
Tijdens de officiële plechtigheid draag ik een column voor. Het is een scherp stuk waarin ik de kunstenaars op luchtige en baldadige wijze schoffeer. Uiteindelijk is het allemaal geklodder, zoiets.
Na afloop komt iedereen laaiend enthousiast op mij af en overstelpt mij met complimenten. Het succes is ongekend.

Apeldoorn, september 2010

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment