‘Thank you for being a friend’
Het staat ergens in een klein hoekje in de krant op maandag 6 juni 2011. “Andrew Gold overleden,” lees ik. Net geen zestig. Hartaanval. Ik knipper met mijn ogen. ‘Mijn held’ kan ik hem niet noemen. Toch heb ik een tijd lang zeer genoten van zijn prachtplaat. Zou hij op cd te vinden zijn?
“Thank you for being a friend”
– Andrew Gold (1977)
*
Iedere maand krijg ik tien gulden zakgeld. Ik geef het niet uit, maar stop het in een potje. Na twee maanden heb ik twintig gulden. Een elpee kost tussen de zestien en twintig gulden; een dubbelelpee rond de vijfentwintig. Ik ben een jongetje van veertien en heb al een stuk of acht elpees zelf gekocht. De filmsoundtrack van ‘Saturday Night Fever’ en pas nog ‘Out Of The Blue’ van Electric Light Orchestra. Vooral die laatste plaat ken ik helemaal uit mijn hoofd. Iedere keer als ik hem draai, geef ik een concert. De muren van mijn zolderkamer hebben nog geen behang; ik heb de gipsplaten versierd. Met viltstift heb ik honderden, nee duizenden poppetjes getekend. Onderin zijn ze groot, bovenin klein. Zo lijkt het net of ik naar een duizendkoppig publiek kijk. En het publiek kijkt naar mij.
Heel soms ben ik ’s avonds beneden om in de woonkamer tv te kijken. Eigenlijk is er maar één programma dat ik wil zien: ‘Toppop’. Wie weet welke goede muziek ik nog meer ontdek.
Een man met een rossige krullenbol en een baard klapt in zijn handen op de maat van de muziek. Om hem heen staan wat andere mensen die meeklappen. Ze slaan de handen niet ineen op de beat, maar op de backbeat. Heet dat zo? In die muziekbladen hebben ze het erover; ik denk dat dit de backbeat is. Een synthesizer speelt een aanstekelijk loopje in het midtempo, maar toch vrolijke en dansbare liedje. De man zingt met heldere stem. De camera draait om het groepje klappende muzikanten heen. Ik hoor een jazzy saxofoonsolo. Het liedje pakt me gelijk. “I know she’s gonna make me happy,” versta ik. Mijn Engels is nog niet goed. “I’ll never let her slip away.”
Ik wil ook iemand die me happy maakt. ’s Avonds in bed droom ik van haar. Ze is een prinses. Ik ben geen prins. Eigenlijk ben ik haar niet waard, maar toch lacht ze naar mij. Die prinses is vaak een van de meisjes uit mijn klas. Of uit een andere klas. Astrid of Antoinette of de mooie Angelique. Die vind ik lief en zou ik wel eens een kus willen geven. Zij zien me niet staan. Ik ben ook zo klein en verlegen en bang. Naar ze kijken durf ik wel, maar héél stiekem. Met ze praten is een heel andere zaak. Laat staan dat ik ze een kus durf te geven. Het blijft bij fantaseren.
Een dag of wat later na ‘Toppop’ ben ik in het centrum van Apeldoorn. In mijn broekzak zit zeventien gulden. Onlangs is er een nieuwe platenwinkel geopend. Het is een klein en beetje donker zaakje. Ik durf er niet goed naar binnen. Wie weet wat voor ruige lui ik tegenkom. En straks vraagt zo’n winkelbediende iets aan mij. Ik kijk door de glazen winkeldeur naar binnen. Er staan wat bakken met elpees links en rechts tegen de muur. Achterin is een trapje naar beneden en een trapje naar boven. Boven is gelijk de toonbank met de kassa. Daarachter staat een vent met krulhaar. Hij is in gesprek met iemand. Vooruit, nu durf ik. Ik duw met mijn schouder tegen de glazen deur en glip naar binnen. Gelukkig, er gaat geen bel of zo rinkelen. In de winkel is het verder leeg.
Zo klein als het hier is; zo veel platen staan er opgesteld, rechtop in bakken. Ik weet niet waar ik moet kijken of zoeken. Wacht, er is wel een alfabetisch systeem. Waar staat de G? Ik zie het zo snel niet. Beneden? Voorzichtig schuifel ik het trapje af. Je moet wel bukken, anders stoot je je hoofd. Zelfs ik. Ah, kijk. Hier staat de E. Moet je zien, er is een hele rij platen van Electric Light Orchestra. Als ik die allemaal ooit wil verzamelen, dan moet ik nog lang sparen. De G staat iets verderop. Andrew Gold heeft geen eigen hoekje; nu moet ik de hele rij G doorbladeren. Ik zie allemaal namen van bandjes en artiesten van wie ik nog nooit heb gehoord. Hier! Een elpee van Andrew Gold. Zwarte hoes, lange titel. De man met de krullen en de baard staat op de voorkant, gekleed in een spierwit kostuum. Ik draai de plaat om. Tien nummers. Ja, hij staat erop! ‘Never Let Her Slip Away’. Een vreemde sensatie maakt zich van mij meester. Gevonden! Wauw! Snel draai ik hem weer om. Rechtsbovenin de hoek zit een sticker. Achttien gulden en vijfennegentig cent, lees ik. Stik. Hoe veel had ik ook weer bij me? Ik graai in mijn broekzak en begin te tellen. Een briefje van tien, een briefje van vijf. Twee guldens, een kwartje, drie dubbeltjes en een stuiver. Dat is niet genoeg. Hoe moet dat nu? Ik zet de plaat weer terug en heb tranen in mijn ogen. Wanneer krijg ik weer zakgeld? Dat duurt nog even. Of zal ik naar boven gaan en vragen of ik de plaat goedkoper mag meenemen? Dat doet mama ook wel eens in een winkel. Nee, dat durf ik niet. Mama durft het wel. Ik durf niet. Ik durf wel. Nee, ik durf niet. Ik zucht diep. Dan pak ik de elpee toch beet en ga ik naar boven.
Achter de balie is de verkoper nog steeds in gesprek met een klant. De klant zit op een barkruk, heeft lang haar en draagt een spijkerjasje. Ik ben best jaloers op mensen met lang haar. Ik wil ook lang haar, maar ik durf niet. Bovendien mag het vast niet van mama. Bedremmeld sta ik te wachten met de elpee in mijn hand. Nee, ik durf het toch niet. Ik draai me om.
“Wou je iets vragen?” zegt de man achter de balie met zachte, vriendelijke stem.
Ik draai me weer naar hem om. “Eh, ik heb een probleem,” hakkel ik zachtjes.
De man strekt zijn hand uit; hij wil de elpee aanpakken. “Deze doen? Of wil je hem eerst luisteren?”
“Eh, hij kost achttien vijfennegentig.”
“Klopt.”
“Maar ik heb maar zeventien gulden zestig bij me.” Ik open mijn andere hand. Daarin ligt het geld.
“Dat is te weinig.”
“Ik weet het,” bibber ik.
“Vooruit, je mag hem voor dat geld meenemen,” zegt de verkoper. “Omdat je zo’n goede smaak hebt.”
“Dank je wel!” klaar ik op. “Als ik een volgende keer hier ben, zal ik de rest van het geld betalen,” zeg ik snel. Anders durf ik hier nooit meer terug te komen. “Is dat goed?”
“Dat hoeft niet, hoor.”
“Dick, je bent te goed voor deze wereld,” zegt de klant met het lange haar die op de barkruk zit. Hij geeft mij een knipoog. “Zo word je nooit rijk met de nieuwe winkel van je.”
“Maar ik heb wel een tevreden klant,” zegt Dick lachend. “Die komt vast nog wel eens terug.”
“Dat doe ik,” zeg ik. Ik betaal en krijg de elpee in een tas waarop staat: ‘Plato’.
“Veel luisterplezier ermee,” wenst Dick me nog toe.
“Dat komt vast goed,” knik ik. Ik weet niet hoe snel ik naar huis kom. Ik weet wél dat deze winkel voortaan mijn vaste platenzaak is.
‘All This And Heaven Too’ is een hele tijd lang mijn favoriete album. Er staan dan ook schitterende songs op in meesterlijke arrangementen. Het duurt niet lang of ik ken alles uit mijn hoofd en tijdens concerten in mijn zolderkamer zing ik de sterren van de hemel. ‘Never Let Her Slip Away’ is de grote hit van de plaat, samen met ‘Thank You For Being A Friend’.
Maar het allermooist vind ik ‘Genevieve’. Het is een lang nummer waarin hij zijn liefde voor een meisje bezingt. Had ik al gezegd dat ik ook een meisje wil? Een meisje in een witte jurk met lange krullende haren en zachte ogen en een rode mond met een lieve lach? Een meisje zoals Angelique? In gedachten geef ik haar duizend kusjes. Ik krijg een harde plasser van de gedachte en voel me gelijk schuldig. Zo’n mooi meisje moet rein en puur blijven. Ze is mooi zoals ze nu is. Toch moet die spanning uit mijn lijf. Daarbij help ik een handje. Ik vind het onwerkelijk dat zoiets moois en reins en puurs als een meisje zoiets vies en plakkerigs veroorzaakt. Daar kan ik heel lang wakker van liggen.
‘Thank You For Being A Friend’ wordt later de herkenningstune van de comedyserie ‘Golden Girls’. Andrew Gold maakt nog een paar soloplaten. Zo is er ook zijn hit ‘Lonely Boy’. Even is er sprake van dat hij lid wordt van de grote band 10CC. Dat gebeurt niet. Maar in 1983 gaat hij samenwerken met Graham Gould, een van de voormannen van 10CC. Ze noemen hun band Wax en brengen een plaat uit vol pakkende songs. ‘Bridge To Your Heart’ is hun grote hit. Ik hoor het een paar keer op de radio. Leuke deun, maar veel aandacht schenk ik er niet aan.
Want een half jaar nadat ik ‘All This And Heaven Too’ heb gekocht, ontdek ik Emerson Lake & Palmer. Sindsdien gieren de Hammonds en synthesizers door het huis. “Wat een rotherrie!” gilt mama onderaan de trap naar boven. “Vroeger draaide je nog wel eens iets moois, maar dit is vreselijk! Zónde dat je daar je goede geld aan uitgeeft!” Ik haal mijn schouders op en zoek verder naar grensverleggende muziek. King Crimson, Yes, Camel, Frank Zappa; noem het allemaal maar eens op.
Het staat ergens in een klein hoekje in de krant op maandag 6 juni 2011. “Andrew Gold overleden,” lees ik. Net geen zestig. Hartaanval. Ik knipper met mijn ogen. ‘Mijn held’ kan ik hem niet noemen. Toch heb ik een tijd lang zeer genoten van zijn prachtplaat. Zou hij op cd te vinden zijn?
De platenwinkel is inmiddels een groot bedrijf met meerdere filialen in het hele land. Dick is de bedrijfsleider. Plato Apeldoorn gaat binnenkort op bepaalde dagen dicht, omdat er te weinig klandizie is. De kosten zijn op maandag hoger dan de inkomsten en in mijn eentje houd ik als klant die zaak niet open. Mama is dood. Andrew Gold ook.
Apeldoorn, juni 2011
Andrew Gold (2 augustus 1951 – 3 juni 2011)