bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

03-08-2011

Mooi naakt

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2011 — bazbo @ 19:43

Wat is het leven mooi. Heerlijk. Dit is vrijheid. In je blote billen in de natuur. Niemand die het ziet. Dit bloot zijn heeft niets seksueels, wél iets bevrijdends. ‘Alles van waarde is weerloos.’ Lucebert had gelijk. Wist u het nog niet, dan weet u het nooit.

‘Alles van waarde is weerloos’
– Lucebert

*

Heimelijke genoegens, wie heeft ze niet? Ik weet niet wie ze niet heeft en het interesseert me ook niet. Ik heb er zelf érg veel. Wacht, dan vertel ik over eentje.
Op doordeweekse dagen sta ik ’s morgens vroeg op. Ik ga onder de douche en dan heb ik beneden een uurtje voordat ik de deur uit moet. Vrouwlief staat pas wat later op; De Zoon heeft vroege lesuren op school, dus die loopt mij dan doorgaans voor de voeten. Maar nu is het schoolvakantie en heb ik dat uurtje helemaal voor mijzelf. Het zonnetje schijnt. Nu kan het! Ik heb gedoucht en mijzelf afgedroogd en mijn lange haren geborsteld en ik doe geen kleren aan. Ik neem ze wel mee naar beneden. Helemaal naakt.

Heerlijk. Het mooie weer nodigt me er echt toe uit. Ik laat de gordijnen wel dicht. Niet dat er veel inkijk is. Aan de voorkant van ons huis hebben we een plaatsje met een carport en de schuur. De ruimte tussen de carport en de schuur is dicht; de vorige eigenaar heeft er een garagedeur in geplaatst en een poortdeur. Vanaf de straat zie je dus niets. Aan de achterkant is de tuin; daar staan hoge coniferen en schuttingen; alleen één achterbuurman zou vanuit één raam op zijn bovenverdieping naar binnen kunnen kijken.
Het is al vierentwintig graden in huis. Of nóg. Pfff. Eerst koffie. Terwijl die loopt, ga ik de krant uit de brievenbus halen. De brievenbus hangt buiten het plaatsje aan de muur van de schuur. Aan de straat, dus. Nee, natuurlijk ga ik niet in mijn blote reet de weg op. Ik ben niet helemáál debiel. Over een keukenstoel hangt mijn oude vertrouwde sportbroekje. Dat trek ik dan maar even aan. Vervolgens ga ik door de voordeur naar buiten, open de poort en haal de krant uit de brievenbus. Er is niemand op straat. Had ik dat broekje net zo goed niet aan hoeven doen. Maar ik neem het risico nooit. Als ik weer binnen ben, gaat het broekje gelijk weer uit. Met mijn mok koffie in de hand loop ik naar de muziekkast. Daar pak ik iets stemmigs. Een zomermuziekje moet het zijn, maar niet te hard, want Het Gezin slaapt nog. Het wordt het prachtalbum ‘Léro-Léro’ van Luísa Maita.

Ik ga ik bij de pc zitten en doe het beeldscherm aan. Er is geen nieuwe mail. Op de fora gebeurt niet zo veel en de kijkcijfers van mijn stukje van donderdag stijgen gestaag.
Ik sta weer op en pak mijn werktas uit het halletje. Zachtjes zet ik hem op de bank in de woonkamer. Uit de muziekkast trek ik een stapeltje cd’s. Die ga ik vandaag op de nieuwe werkplek draaien. Namen. U wilt namen. Tom Waits, The Unthanks, Procol Harum, La Troba Kung-Fú, Caravan, Amsterdam Klezmer Band, Erik Truffaz. Hier hebt u uw namen. Uit mijn werktas haal ik het broodtrommeltje. Het is een klein geel vierkant plastic gevalletje dat De Zoon jaren geleden afdankte. Sindsdien heb ik het in gebruik. Er kunnen precies vier boterhammen in. Ik neem het trommeltje mee naar de keuken.
Bij het aanrecht maak ik mijn lunchpakket klaar. Vier donker volkoren boterhammen komen er uit de diepvries. Die beleg ik met graskaas, gedroogde tomaten, beetje peper. En sla. Voor de sla moet ik de achtertuin in.

Ik open de tuindeur en stap naar buiten. De frisse morgenwind blaast door mijn nog natte haren en langs mijn bungelende bungelaar. Heel even ga ik wijdbeens en met gespreide armen in de wind op het mosgazonnetje staan. Heerlijk. Dit is vrijheid. In je blote billen in de natuur. Niemand die het ziet.
En stel dát iemand het ziet? Een naakte vent in zijn tuin. Moet-ie helemaal zelf weten. Ik word er niet warm of koud van. Hooguit jaloers. Hij durft het. Het doet me denken aan mijn eerste saunabezoeken. Toen durfde ik niet goed helemaal uit de kleren. Ik deed het wel, hoor. Want iedereen deed het. Maar mijn handdoek hing tactisch voor mijn kruis. Ondertussen spiedde ik rond, me angstig afvragend of ik me moest schamen voor mijn orgaan. Dat hoefde niet, bleek al snel.
Hoe lang is het eigenlijk geleden dat we voor het laatst in de sauna zijn geweest? Dat is al even terug; ik denk halverwege 2009. Aan het eind van dat jaar werd bij Vrouwlief de tumor ontdekt en onderging ze het hele circus van operatie, bestraling en chemokuren. Vanaf toen hadden we wel iets anders aan ons hoofd dan een beetje wellnessen. En met dat lymfoedeem schijnt een saunabezoek niet aan te raden. Jammer.
Dit bloot zijn heeft niets seksueels, wél iets bevrijdends. Zo ben ik geboren, zo bén ik. Dit is mijn lijf; mooi hè? Ik adem diep in en weer uit. Wat een prachtige morgen. Ik ben mooi naakt. Al mijn spieren rek en strek ik. Ik voel me fantastisch. Dan denk ik aan de sla.

Op de etagère staan drie bakken met diverse soorten sla. Ik pluk verscheidene mooie bladeren ervan af. Eikenblad, rucola en Italiaanse sla. Terug in de keuken spoel ik de blaadjes af onder de koude kraan. En dan ga ik weer de tuin in met de natte sla in mijn hand. Midden op ons gazonnetje zwaai ik mijn arm in het rond. Een levende centrifuge. Druppels spetteren op het gras, op de planten, tegen mijn huid en in mijn haren.
Ik leg de blaadjes sla op mijn boterhammen en vul mijn broodtrommeltje. Tussendoor lurk ik mijn koffie. Ik smeer twee crackers met de roomkaas uit de Turkse supermarkt. Die eet ik op aan de keukentafel. Ondertussen blader ik de krant door. Dirkjan is weer leuk. Er valt een kruimeltje in mijn schaamhaar.

Daar is de morgenaandrang. Als ik mijn crackers op heb en de krant is uit, sta ik op en loop naar het halletje. Daar bevindt zich de toegang tot de wc. Ik laat de deur wagenwijd open staan. Het zonlicht komt door de ramen boven en naast de voordeur het halletje in en schijnt precies op de toiletpot. Ik ga zitten.
Over vrijheid gesproken. Ik bevrijd mijn lichaam van een bruine massa. Kakken in het zonlicht, bestaat er iets mooiers? Ik krijg er kippenvel en een blozende teint van. Soms ben ik gelukkig.
Zorgvuldig maak ik mijn achterkant schoon. Ik spoel de hele berg weg en poets de strepen van het porselein. In de keuken was ik mijn handen grondig. Zo. Bijna klaar.

Wat is het leven mooi. De dingen die ik vroeger mooi vond, die vind ik nog steeds mooi. Ik koop niet voor niets steeds weer opnieuw de muziekjes waar ik vroeger al zo gek van was. Emerson Lake & Palmer, Yes, King Crimson, Frank Zappa. Het blijft me de rillingen over mijn lijf bezorgen als ik het hoor. Voortdurend moet ik op zoek naar vroeger, naar de dingen van toen. De kleur van kriekenbier in de avondzon, het hert onder de bomen, de passiebloem in de tuin, het koppie van mijn Zoon op de foto van achttien jaar geleden, de fuut in het Apeldoorns Kanaal, ‘San Lorenzo’ van Pat Metheny Group en ‘Wave’ van David Sylvian, de zinnen van Brusselmans, het zonlicht in de vroege morgen, de blauwe flits van de ijsvogel tussen het riet, Lissabon, de lach van Vrouwlief. Die schoonheden blijven altijd.

Zal ik van vreugde een dansje doen? Dan slingert mijn slang zo in het rond. Ik loop nog één keer naar de pc. Onderweg passeer ik de grote spiegel. Ik kijk. Daar heb je mij. Een vent in de kracht van zijn leven. Mooi naakt. Wel een beetje een buikje en een bolle toet. Maar het heeft iets liefs en zachts. Ik draai me om. Even controleren of ik nog steeds dat lekkere kontje heb. Vast wel. Inderdaad. Mooie zachte ronding.
Ik span mijn bilspieren. Wat krijgen we nou? Zie ik het goed? Wat is dat? Langzaam draai ik weer terug. En opnieuw draai ik en span ik aan. Wááát? Nee toch? Het is niet waar! Nóg eens draai ik heen en weer. De werkelijkheid is verschrikkelijk. Het is écht waar. Daar onderaan, daar waar mijn bil overgaat in mijn bovenbeen, als ik mijn bilspier aanspan, dan zitten daar rimpels! Plooien! Zeker als ik zo gedraaid sta. Ik denk terug aan de sauna. Daar zie je ze: die oude mannetjes met kalende koppen en slappe slurven en dan hun achterkant en … Help! Ik heb een rimpelreet!

‘Alles van waarde is weerloos.’ Lucebert had gelijk. Wist u het nog niet, dan weet u het nooit. De titel van mijn eigen boek ‘Alles kan kapot’ wordt opnieuw pijnlijk bewaarheid. Hoe vergankelijk is de schoonheid! Het zou niet moeten mogen. Het klópt ook niet! Neem nu deze rimpelreet.
Ik loop bliksemsnel naar de keukenstoel, trek mijn kleren aan en pak mijn fiets uit de schuur. Een nieuwe dag op de nieuwe werkplek breekt aan. Het leven is kut, dat zie je dan maar weer.

Of zo.

Apeldoorn, juli 2011

Luísa Maita – ‘Léro-Léro’

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post.

Leave a comment