Schrale lul
Vrouwlief wilde helemaal geen kinderen, zo bleek toen we net bij elkaar waren. Ik wel. Wist ik veel waarover ik het had. Ik had nog nooit een kind gekregen. Wél had ik heel veel zin om er eentje te maken. Dat heb ik nóg. Dagelijks. Ieder uur. Iedere minuut. Maar ik kan het niet meer. Een kind maken, mijzelf voortplanten, bedoel ik. Eigen keus. Rigoureus de bedrading door laten knippen, enige jaren geleden. Ik spetter nog een hoop troep, maar zaad kun je het niet meer noemen.
Ga ik dit stuk wel plaatsen? Ik maakte ooit eerder een stukje dat de titel droeg ‘Te veel seks’. De eerste zin luidde: ‘Te veel seks, kan dat?’ Toen dacht ik van niet. Nu twijfel ik toch. Heb ik wel zo veel seks? Volgens mij is het altijd te weinig. Ik bedoel: ik heb altijd zin. Of seks altijd zin heeft, weet ik niet. Als je je wilt voortplanten misschien wel, maar dat wil ik niet meer. Ik heb al een kind. Ik heb mijn kwade genen al verspreid. Meer ellende wil ik de wereld graag besparen. De wereld een beetje aangenamer achterlaten dan je hem hebt aangetroffen; ik ben bang dat het me niet is gelukt. Lust als grootste oorzaak. Want Vrouwlief wilde helemaal geen kinderen, zo bleek toen we net bij elkaar waren. Ik wel. Wist ik veel waarover ik het had. Ik had nog nooit een kind gekregen. Wél had ik heel veel zin om er eentje te maken. Dat heb ik nóg. Dagelijks. Ieder uur. Iedere minuut. Maar ik kan het niet meer. Een kind maken, mijzelf voortplanten, bedoel ik. Eigen keus. Rigoureus de bedrading door laten knippen, enige jaren geleden. Ik spetter nog een hoop troep, maar zaad kun je het niet meer noemen. Daar staat tegenover dat tijdens de daad er ook niet meer het ongemak is van de onderbreking om wat rubber aan te leggen.
Toch zijn de ongemakken sindsdien niet van de wereld verdwenen. Sterker nog: ik ben van een hoop ongemakken voorzien. Het is wat met dat lichaam van mij. Waar zullen we ’s beginnen?
Het begon allemaal op zeer jonge leeftijd. Ik bleek een hartaandoening te hebben. Niet alleen heb ik een heel groot hart, dat maakt dat ik veel verliefd word op allerlei leuke mooie meiden om mij heen; ook heb ik een ‘hartruis’: een hartklep sluit niet goed. Of zoiets. Weet ik ook veel. Je kunt er heel oud mee worden. Ik ben al zesenveertig. En heb geen enkele last van mijn hart. Behalve dan als die leuke mooie meiden om mij heen niet verliefd op mij blijken te zijn. Dan heb ik pijn.
Er is iets met mijn ogen. Ze gaan wat achteruit. Ik kan geen kleine lettertjes meer lezen. Vorig jaar heb ik dan eindelijk een leesbril aangeschaft en ik kan niet meer zonder. Twee jaar geleden kreeg ik iets in mijn oog. Mijn dokter zei dat er iets beschadigd was, maar als ik dat zalfje ging gebruiken, dan was het zo over. Dat was zo. Maar sindsdien zijn mijn ogen wel erg gevoelig. Ik hoef maar op de fiets te zitten met een klein briesje dat in mijn gezicht waait en ik huil een hele tsunami bij elkaar. Ook ga ik sinds kort spontaan janken als ik onschuldige mensen dood zie in de krant of op televisie. Maar dat heeft misschien meer te maken met mijn moeder die ik nu al ruim een half jaar moet missen.
Zou het de leeftijd zijn? Ik word ook slechthorender. Vrouwlief noemt me doof. “Wat zeg je?” vraag ik dan, terwijl ik mijn hoofdtelefoon af zet. De televisie moet bij het journaal wat harder, want anders hoor ik er niets van. Staat het geluid bij de weinige concerten die ik bezoek te hard? Wie googlet er even op ’tinnitus’? Misschien moet ik mijn oren gewoon eens laten uitzuigen of uitspuiten, want als ik achter mijn oor op het zachte kraakbeen druk, dan hoor ik soms een soppend geluid. Zó doof ben ik dus ook weer niet.
Bij vlagen heb ik nog altijd auw aan mijn klauw. Best lastig met een kantoorbaan. En als je graag een stukje zoals dit schrijft en ook nog eens heel productief bent. Gelukkig heb ik geleerd de signalen te herkennen en wissel ik mijn schrijf- en typwerk af met andere activiteiten.
Over mijn zwakke maag en darmen heb ik al heel veel geschreven. Ik vind vis heel lekker, maar mijn maag kan er niet tegen. Nog geen half uur na de maaltijd zit ik met helse pijnen in mijn buik. En die darmen zijn bijzonder onvoorspelbaar. Hoe zei ik dat ook weer? “Als ik eenmaal de behoefte voel om te kakken, dan moet ik dat ook binnen een minuut of twee doen. Als ik dat niet doe, doe ik het toch.” Met alle gevolgen van dien. Zeer lastig als ik onderweg ben naar de nieuwe werkplek. Had ik al verteld dat ik een nieuwe eh, laat maar. U moet overigens de groeten hebben van mijn aambei.
Het grootste probleem echter is mijn huid. Dat begon al vroeg. Toen ik zestien was, zat ik onder de pukkels. Wie niet? Iedereen om mij heen, zo leek het. Clearasil deed goede zaken in die tijd. Niet met mij. Ik had nauwelijks zakgeld en durfde niet om opslag te vragen bij mijn moeder. “Dan koop je maar wat minder van die rótmuziek!” zou ze zeker hebben uitgeroepen. “Dat je daar je goede geld aan uitgeeft!”
Ik heb nog puisten. Zoals laatst die dikke in mijn nek. Hoe lang ik ook duwde en kneep en perste, er kwam geen viezigheid uit. Het leek wel of hij steeds groter en dikker werd. Plots was hij weg. Dacht ik. Twee dagen later verscheen hij weer. Groter en dikker dan ooit.
Hoofdroos, psoriasis tussen mijn tenen en op mijn elleboog, droge plekjes op mijn schouder. De brandplek op mijn kuit waarop geen haar groeit, de muggenbult van vorige zomer die maar blijft jeuken. Het is allemaal wat.
Nu dan dit. Een plekje op mijn ding. Aan de onderkant, net onder het toompje. Daar is het dunne velletje kapot. Het bloedt niet, maar toch is het rood en het voelt schraal aan. Geen idee hoe ik eraan kom. Van de vele seks? Nee, daar kan het niet van komen. Ik doe het toch al te weinig, dat zei ik toch al? En aan masturbatie doe ik niet, want ik raak niet opgewonden van het idee dat er een vent aan mijn deel zit.
Het plekje doet pijn! Mijn ding is voortdurend in beweging en dan schuurt hij langs mijn onderbroek en dan au. Reuze irritant. Zeker als ik opgewonden raak. Dan trekt de huid rond mijn stang strak en da’s niet fijn. Ik wil geen pijn aan mijn ding.
Het is niet de eerste keer dat ik een zere dinges heb. Ik heb het al eerder meegemaakt. Dat was in Portugal, zo’n twintig jaar geleden. Vrouwlief en ik waren pas getrouwd en we gingen een keer uitgebreid op vakantie. Ik was nog nooit in een bloedheet land geweest en ik wilde graag een keer naar een bloedheet land. Dat werd de Algarve in Portugal, maar dan wel in september, want dan was het er niet zo bloedheet. Zeiden ze. Ik had ze nooit moeten geloven. We arriveerden in de laatste week van september en het was er achtendertig graden en in de drie weken daarop (we waren er drie weken) werd het alleen nog maar heter. Wij zelf ook. Tijdens de eerste dagen zag het er naar uit dat we met dat hete weer uitgebreide siësta’s moesten gaan houden. Dat leek me wel wat; dan hadden we tussen twaalf en vier ruim de tijd voor een heftige partij stomende zweetseks. En dan ’s avonds als we terugkwamen van het eten en de cocktailbar nóg eens! Nou, mooi niet. Al op de tweede dag had ik een plekje op mijn ding. En we hadden nog niks gedaan! Ja, de plaatselijke markt bezocht en een saaie lezing van een lelijke hostess gehad. Maar geen verhitte toestanden onder de zengende zon. Het allerergste was dat het plekje op mijn ding alleen maar groter werd. Net als de begeerte. En je zult het altijd zien: op de dag van vertrek terug naar Nederland ging het plots een stuk beter.
Toen ging het vanzelf over. Deze keer waarschijnlijk ook wel. Zo lang ik mij kan beheersen, gaat het beter. Langzaam beter. Pijnlijk is het wel. Ik ben bang voor een ochtenderectie. Op dit moment heb ik ook geen last van pijn aan mijn ding. Het gaat eigenlijk best goed. Helemaal geen reden tot klagen. Shit, heb ik tot zo ver voor niets zitten schrijven. Ik heb dus helemaal niets te melden. Nu heb ik dat wel vaker, maar dan weet ik er altijd nog wel een lekkere portie lulkoek uit te persen. Dan fantaseer ik over lekkere meiden die ik tegenkom met een forse kont en knoerten van tieten en dat ze maar wat graag eens met mij en dan … wacht, ik zit wat ongemakkelijk … of… Nee! Geen harde toeter nu! O, hoe moet dat nou…? Nou? eh… AU!
Ja, ik ga dit stuk wel plaatsen. Maar zou ik hem op het podium durven voor te lezen?
–
Apeldoorn, augustus 2011