Oliebolle
“Jij een oliebol?” vroeg de Liefde van mijn Leven. “Nee zeker, hè?”
Ze kent me. Ze wist ook wat ik ging zeggen. Daarom zei ik het maar niet.
“Want je hebt dit jaar al een oliebol gehad?” vroeg ze naar de bekende weg. Zoals ik al zei.
“Vooruit,” zei ik, terwijl ik in de schaal met bollen greep. “Laat ik er eens eentje nemen. Om de jaarwisseling te vieren.”
Valt er wel iets te vieren? Moet ik hier nu terugkijken op het oude jaar? Laat ik het eens doen; misschien kun je lachen.
“Jij een oliebol?” vroeg de Liefde van mijn Leven. “Nee zeker, hè?”
Ze kent me. Ze wist ook wat ik ging zeggen. Daarom zei ik het maar niet.
“Want je hebt dit jaar al een oliebol gehad?” vroeg ze naar de bekende weg. Zoals ik al zei.
Zo gaat het ook met ijs, met taart, met barbecueën en met bezoek aan mijn schoonmoeder, maar gelukkig niet met geslachtelijke ommegang. Daar lust ik wel pap van. Al valt pap zelf in het rijtje van oliebollen, ijs, taart, barbecueën en bezoek aan mijn schoonmoeder. Stomme uitdrukking, dus: ik lust er wel pap van. Vroeger lustte ik wél pap. Bij het ontbijt kreeg ik van mama soms een groot bord warme Brinta. Om de brokken en klonten heen vond ik het wel lekker. Als er maar veel stroop doorheen zat. Maar ja, mama is dood en sinds ik het huis uit ben heb ik nooit meer pap gegeten. In mijn schoonfamilie gebruiken ze het woord ‘pap’ ook voor wat wij thuis ‘vla’ noemen. (Rare lui, die schoonfamilie.) Sindsdien hoort ook vla in het rijtje van oliebollen, ijs, taart, barbecueën, bezoek aan mijn schoonmoeder en pap. Overigens, mijn schoonmoeder is een schat van een mens. Laat daar geen misverstand over bestaan. Ze heeft tenslotte de Liefde van mijn Leven op de wereld gezet.
“Vooruit,” zei ik, terwijl ik in de schaal met bollen greep. “Laat ik er eens eentje nemen. Om de jaarwisseling te vieren.”
Valt er wel iets te vieren? Moet ik hier nu terugkijken op het oude jaar? Laat ik het eens doen; misschien kun je lachen. Of nee, toch maar niet.
Jullie hebben al uitgebreid kunnen lezen over de leegte van mijn bestaan. Die heb ik beschreven in tientallen stukjes over niets, over mijn thuis in de wereldstad Apeldoorn, over de mooie meiden en vrolijke vrouwen die ik heb mogen ontmoeten maar met wie het allemaal niets mocht worden, over mijn prachtvader die steeds meer mijn held aan het worden is, over belangrijke mensen die helaas overleden in 2011, over de fietstochten en busritten naar mijn twee nieuwe werkplekken, over de ziekte van Vrouwlief en haar weg naar herstel, over de avonturen van ‘de man van nergens’ in de kroeg, over mijn belachelijke gedachtespinsels, over mijn lichamelijke ongemakken (schrale lul, rimpelreet, wildkakken), over de dood van mijn moeder, over hete nachten, over mijn weblog, over ons nieuwe bed en het verbouwinkje van mijn badkamer (ik grijp nog altijd links terwijl de rol toiletpapier nu rechts hangt), over mijn plaatselijke platenwinkel die gaat sluiten, over het plamuurmeisje, over lariekoek en apekool, over crowdsurfen, over mijn geheugen, over niet anoniem alcoholisme, over de kerststemming en over alle nou, noem ze allemaal maar eens op.
Over zaken die de actualiteiten aangaan, heb je al kunnen lezen in de columns van de anderen of op nieuwssites of in de krant. Ik ga het hier niet hebben over onzinnige onderwerpen als politiek, failliete gemeenten (Apeldoorn!), gedoogkabinetten, normaal doen, orka’s, negerjongetjes, Arabische lentes, terreurdaden, ontvoerde en vermoorde kinderen, vertraagde treinen, eurocrises, bezuinigingen, armoede, honger, de kersttoespraak van Hare Majesteit de Koningin, tentenkampen, kernrampen en wordfeud, want ik vind er toch niets van. Bovendien kunnen anderen er veel beter over schrijven dan ik en dat hebben ze al gedaan ook.
Wat valt er dan wél te vieren? Hoe het met mijzelf gaat? Met mij gaat het goed, dank je. Aardig dat je het vraagt. Wacht, er is toch iets dat ik misschien kan vertellen.
In de eerste helft van 2011 keek ik nog in de spiegel en werd ik geconfronteerd met een ouwe vent die voorzien was van een pafhoofd en volle pens. Dat moest eens veranderen! Het voornemen lag er al een tijdje (een jaar of acht), maar van echte actie was het tot nu toe niet gekomen.
Al enige jaren eet ik verantwoord en gezond. Weinig vlees, aardappelen, rijst en pasta, maar veel verse groente uit het biologische groentepakket en fruit van de Turkse supermarkt. Nimmer koken uit pakjes, weinig zout en zelden tot nooit een tussendoortje, koekje, snoepje, frietje of pizza. Dus daar zat ’t ‘m niet in, dat ik zo dik was geworden. Dat kwam van de dorst. Overdag drink ik koffie, soms thee (niet verder vertellen, want ik heb een stoere reputatie hoog te houden), af en toe melk en vers fruitsap en ’s avonds goot ik mijzelf vol met bier. Sterke drank heb ik acht jaar geleden al afgezworen en nu, nu stond ik dan voor een belangrijke stap. Lang uitgesteld, maar gelijk na de zomervakantie was het dan zo ver. Gestopt met drinken. Drinken van alcohol, welteverstaan. Alleen door de week, hoor. Dat u niet schrikt. Om preciezer te zijn: van zondagavond tot vrijdagmiddag drink ik geen druppel alcohol (tenzij ik een feestje heb of bezoek ontvang of op visite ga). Van het ene op het andere moment had ik het besloten en deed ik het ook nog. Knap, hè? Wat ik door de weeks niet inneem, haal ik van vrijdagmiddag tot zondagmiddag ruimschoots (dubbel en dwars, dus) in, maar daar gaat het nu even niet over.
En het ging goed! Het ging me ook zeer gemakkelijk af en het voelde ook nog eens goed. En nog! Niets geen afkickverschijnselen. Helemaal geen! Zowaar, ik durf weer bepaalde shirts aan te trekken. Ook leuk is dat ik de riem van mijn broek een gaatje verder kan aanhalen. Nu heeft dat ook wel te maken met mijn tekort aan financiële middelen om behoorlijk vreten op tafel te zetten (lang leve de recessie! zal ik maar zeggen), maar daar gaat het nu niet om. Ik kan nu toch maar mooi een feestelijke schaal oliebollen serveren.
Een oliebol, dus. Zou ik het werkelijk doen? Ik moet toch nog steeds goed aan mijn lijn denken. Onlangs deed ik een soort gezond- en fitheidstest op mijn werk. Die baas van mij wil gezond personeel. Ik houd mijn hart vast. Straks gaat hij ook nog controleren wat ik wel en niet op mijn boterhammen smeer (voornamelijk kaas en sla en tomaat; geen boter). Een gezondheidstest, dus. Het begon leuk, want ik werd ontvangen door een mooie dame met een mooie naam. Cecilia, iets in die trant. Of Cedilia of Debilia, weet ik ook veel. Ik mocht van haar op een apparaat gaan staan. Dat was lief van haar. Het apparaat ging mijn bloeddruk meten, mijn bodymassa, mijn vetgehalte en nog veel meer. Ik lette niet zo op wat ze allemaal uitlegde, eerlijk gezegd. Zelf had ze een goed figuur, dat zag ik wel. Nou ja, uiteindelijk bleek ik best wel gezond en fit.
“Als je kijkt naar de verhouding tussen je lengte en je gewicht, zit je binnen de ideale marge.”
Er staat ‘1m78’ op mijn ID-kaart en de meter gaf tachtig kilo aan. Ik zweeg over het feit dat ik zeker tot mijn vijfendertigste slechts vijfenvijftig kilo woog. Zit in de familie en ik voelde me er kiplekker bij. Maar goed, dan is tachtig kilo wel enigszins uit verhouding, niet?
“Je bloeddruk is misschien ietsje te hoog, maar zeker niet zorgelijk.”
“Ik was wat nerveus vanwege dit onderzoekje,” loog ik.
“En je vetpercentage valt nog net binnen de categorie ‘acceptabel’.”
“Da’s mooi,” knikte ik.
“Sport je soms veel?”
Ik kon mijn lachen bijna niet inhouden. “Ik fiets zeker drie keer in de week een half uur naar mijn nieuwe werkplek en weer terug. Een auto heb ik niet, dus ik doe alles lopend en met de fiets.”
“Nou, dat helpt dan zeker.”
Ik vertelde maar niet over laatst, toen ik bijna te laat was voor de stinkende streekbus en de laatste honderd meter naar de halte moest rennen en ik hijgend en piepend en totaal uitgeput mijn OV-chipkaart voor het incheckautomaat hield.
“Verder geen actie vereist?” vroeg ik de mooie dame.
“Nee, ga zo door,” zei ze.
“Waarmee?” vroeg ik me af. Ik zei het maar niet hardop.
Ik kreeg een uitdraai, een pen en een flesje water (gadverdamme) en toen was de test voorbij. Ik voelde me een gemiddelde en grijze muis.
Een oliebol. Voor de zoveelste maal vroeg ik het mij af. Zou ik het nu wel doen? Mijn prachtlijf is me lief. Het is perfect zoals het is. Is een oliebol dan niet het begin van het einde?
Ik keek in de spiegel en schrok weer eens. Ach, hou toch op. Je bent nog steeds zo vet als olie, bolle.
Smakelijke jaarwisseling, iedereen!
Apeldoorn, december 2011