bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

11-04-2013

Bacon and eggs (2c) (slot)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2013 — bazbo @ 05:54

bazbo in Engeland. Dat belooft wat.
Vandaag: Corby (2c).

Jaaaaaaa! Eindelijk! Bacon and eggs bij het ontbijt! De vakantie kan niet meer stuk. Weliswaar zijn deze bacon and eggs niet zo goed als die van Dave en Nicola, maar we klagen niet. Echt niet. Het is een heel goed ontbijt. Er zijn ook sausages en toast en cereals en er is zelfs fruit. Fruit. Niemand neemt het, maar het is er wel. Rare jongens, die Britten.

Bacon and eggs
Bacon and eggs

Als we onze buiken vol hebben en er geen kop koffie of glas sap meer bij kan, gaan we naar de lobby. Wie zit daar? Daar zit Clare! En ik heb haar iets te vragen. ‘Is hier in Corby wat te doen?’ is de vraag.
Clare lacht zeer lief en mooi en begint een heel verhaal. Uiteindelijk is het ons duidelijk: hier in Corby is geen reet te doen (er is alleen het Rockingham Castle, maar dat is dicht) en als je wel iets wilt doen, dan moet je in een bus of trein stappen en zestig mijl verderop gaan kijken. Ach zo.

In de hotelkamer wikken en wegen we. Wat gaat het worden? Op het notebook van De Vrouw google ik wat op pubs en shopping centre in Corby. Twee hits.
We gaan weer naar de lobby en laten Clare een taxi bestellen. We nemen plaats op de luie stoelen, maar moeten snel weer opstaan. De taxi is er al. Als we buiten komen, kunnen we die hele taxi niet vinden. Vind je het gek? Het is verschrikkelijk mistig. Wacht, daar toetert iets. We stappen in. Dat het zo verschrikkelijk mistig is, heeft een voordeel. Zo zien we gelukkig maar weinig van het afzichtelijke fabrieksstadje Corby. Ik probeer de route van de taxi te volgen, maar raak de draad snel kwijt. Hij rijdt een andere weg dan ik op Google maps heb kunnen uitvogelen. Gaan we wel goed? Als we stoppen bij het totaal karakterloze winkelcentrum van Corby, weet ik dat we goed zijn gegaan.

Willow Place shopping centre in Corby
Willow Place shopping centre in Corby

Het Willow Place shopping centre is nergens mee te vergelijken. Het is beton, steen, kaal, koud, lelijk, doods, vreselijk, verschrikkelijk, je wilt er nog niet. De dikke mist kan de weerzinwekkendheid niet verhullen. Is er een pub? We vinden er zo gauw geen, maar lopen wel een of andere winkel in, waarin allerlei kleine zaakjes en kraampjes zitten die de meest overbodige zooi aanbieden. Ook kun je er je haar laten knippen of je nagels laten lakken. Het lijkt op een kringloopwinkel of iets dergelijks. Het is er nog druk ook. De mensen die er rondsnuffelen zijn net zo grauw, grijs, kaal, leeg en doods als de gebouwen en straten van het stadje Corby.

Het is een uur in de middag, de pub heet Corby Candle en die candle staat natuurlijk voor de schoorsteen, het symbool voor dit industriestadje. We bestellen lager en gaan aan een tafeltje bij het raam zitten. Op de vloer ligt groezelig tapijt, her en der staan aftandse bankstellen en stoelen en tafels en aan de andere kant van de ruimte is het biljart. Daar spelen enkele jongeren een potje en klinkt de rockmuziek iets te hard. Aan onze kant van het café zit wat lokaal volk aan tafeltjes die vol staan met lege bierglazen. Iedereen lijkt elkaar te kennen en als je goed kijkt, lijkt iedereen ook op elkaar. De Vrouw en ik playbacken het woord ‘inteelt’ naar elkaar en we kijken naar buiten en wie komt daar langs? Het is Eric! We bonken op de ramen en hij komt binnen.
De begroeting is als vanouds. Hij is zojuist met de trein aangekomen, heeft in zijn hotelletje ingecheckt en wil nu even iets eten. Dan komt hij weer terug naar deze pub, belooft hij.

Eric houdt zich aan zijn belofte. Een half uurtje later is hij terug en bestelt hij een grote Guiness voor zichzelf; wij kiezen voor de veiligheid een lager. We moeten de hele rest van de middag en de hele avond nog. Onze metgezel vertelt over zijn bezoek aan zijn zoon in China, vorige maand. We lachen en praten en drinken en dan is het tijd. Op de hoek van de straat is de taxistandplaats, heb ik gezien. De rit naar The Raven Hall duurt nog geen drie minuten en kost geen drol.

In The Raven is bijna iedereen er al. James is er en Anhil en Sven en Annemarieke en Petter en Daggie en Klaus en Jaan en Erik en Nicola en Dave en Steffan en Clint en Chato en Aad en Shaun en Giles en Danny en Steve en Neil en Pam en Helen. De organisatoren Uncle Ian en Andrew en Canadian John zijn er natuurlijk ook. En wie hebben we daar? Onze Apeldoornse helden: de leden van de band The FoolZ. We proosten en toosten en drinken en dan hebben we trek. Ik bestel een lasagne (vegetarisch; je weet het maar nooit met die lelijke Britten met die paardenkoppen) en we kletsen met iedereen bij en het festival kan al niet meer stuk en dan is het tijd om de zaal in te gaan.

Moo-ah! festival poster
Moo-ah! festival poster

The Raven Hall is een foodpub en zalencomplex. Het pubgedeelte is zoals een Britse pub moet zijn: oergezellig met een mooie kaart en uitstekende ales uit de pomp. Het zaaltje heeft een belabberde akoestiek, een discobol aan het plafond en enkele heel vieze bieren op de tap. Als je een lager wilt, moet je aan de Carling. Carling is de ultieme urine-ervaring: je reinste zeikzuiperij in de zuiverste vorm.
Uncle Ian is de motor achter dit Moo-ah! Festival en als ik hem vraag of hij hier in dit godvergeten Corby woont, bekent hij zonder blikken of blozen. Omdat hij dit weekend een bijzonder leuk programma heeft weten samen te stellen, vergeef ik hem.

Allereerst krijgen we een bandje dat Gumbo Variations heet. Ze spelen een soort proggy jazzfunk en zowaar ook enkele stukken van ons aller held Frank Zappa. (Dood.) De jonge bassist ziet eruit als David Sylvian ten tijde van Japan en hij speelt als Mick Karn ten tijde van Japan! (Mick Karn: ook dood.) Als ik homo was, dan wist ik het wel. Het bandje krijgt nog geen drie kwartier om zich te bewijzen. Dat is lastig, want niet alleen is de akoestiek belabberd, ook heeft de geluidsman een potvol stront in zijn oren.
De tweede die optreedt is Chato. Hij speelt gitaar over vooraf opgenomen begeleiding. Een hoop Beefheart (dood) en Zappa (dood) weer. Tussen de optredens op het grote podium door krijgen we akoestisch maar zwaar overversterkt gejengel van Hannah Faulkner dat veel te hard is. Ik moet mijn oorbeschermers indoen, anders beschadigt ze mijn gehoor nog verder met haar gekrijs.

Lekkerder is Just Another Band. Zij brengen We Are Normal en In The Canyons Of Your Mind van de Bonzo Dog Doo Dah Band en het vijfentwintig minuten durende Billy The Mountain van de grote meester Frank Zappa. (Dood.)
De Britse band Zappatika is de afsluiter. Annemarieke mag meespelen op haar klootviool. We krijgen een leuke set met allerlei Zappahits, waaronder Zoot Allures, dus wat willen we nog meer?
Naar het hotel, want het is al erg laat en morgen moeten we nog een dag. We maken het slot van Zappatika niet mee. De taxi’s staan al voor de deur.
Als we bij het hotel aankomen, doet de nachtportier de deur voor ons open. Daarna de bar. Vooruit, nog een lager, goed? Eentje, dan.

*

Het voelt bijna als thuis, die bacon and eggs bij het ontbijt ’s morgens. Dat is best grappig, want thuis eet ik nooit bacon and eggs. Echt heel geweldig vind ik het ook niet, maar die toast met slappe kaas komt me ook m’n strot uit. We schuiven aan bij enkele van onze muziekvrienden en drinken koffie en sap. Dan gaan we weer terug naar de hotelkamer.
Ik heb het tot dit moment volgehouden met mijn halfvolle batterij in mijn fototoestel. Nu is hij dan toch echt leeg. Dat betekent dat ik nog een volle heb voor vanavond en morgen. Dat ga ik vast redden. Sterker nog, volgens mij kan ik vanavond ook nog wel wat uitgebreider filmpjes maken. Toch dom dat ik mijn oplader ben vergeten.
Ik verwissel de batterij en dan gaan we terug naar bed. Wat er nu gebeurt, gaat u niets aan. Drie uur later gaan we douchen en trekken we schone kleren aan.

Het is tegen twee uur als we naar buiten gaan. Zowaar, het regent niet en er is ook geen dikke mist. We wandelen Rockingham Road af in de richting van Corby. Onderweg komen we de Aldi tegen, die we met een bezoek vereren. Je leert een stad pas kennen aan de supermarkt, geloof mij maar. In de Aldi is niets te beleven. Om drie uur komen we bij The Raven Hall aan.

Corby - The Raven Hall
Corby – The Raven Hall

Voor de zekerheid gaan we aan de lager. Er zitten al wat lui en we raken uitgebreid in gesprek met Daggie uit Duitsland en Petter uit Stockholm. Tussendoor eten we pannini met cheddar, Wiltshire ham en cranberry’s. Lekker! Ernaast liggen nacho’s (gadverdamme) en zowaar sla zonder enige aanmaak. Vooruit, nog maar wat lager erbij. Wat? Begint de eerste band pas om zeven uur? Ze hadden ons half vijf beloofd. Om zes uur bestel ik een platter met allerlei hapjes en als we die weg hebben gaan we de zaal in.
Verroest, daar heb je BigTony! Allemensen, wat hebben we die lang niet gezien. We omhelzen en lachen en praten en leven. Dan krijgen we muziek. Het zijn onze Apeldoornse helden The FoolZ!

The FoolZ
The FoolZ

The FoolZ hebben sinds niet al te lange tijd een nieuwe drummer en dit is zijn grote vuurdoop. Hij hoeft zich nergens zorgen om te maken, want het klinkt leuk, fris, toch vertrouwd, sterk. Toetsenist Wan gaat tekeer in Cleveland, maar raakt een loopje kwijt in Alien Orifice. Als gitarist Lex zijn solo speelt, is het bijna of je De Meester zelf (dood) hoort. I’m The Slime is de rocker, Florentine Pogen de klassieker en Ms. Pinky de afsluiter. Mag ik trots zijn op ze? Kan mij het schelen; ik ben het gewoon. Een uur is veel te kort, maar ik klaag niet. Het geluid is zowaar heel redelijk en het publiek reageert enthousiast op mijn plaatsgenoten.
En dan komt Hogwash, een plaatselijke band. Ik vreesde het ergste, maar dit is geweldig. Een jaren-zeventig-glamrock-coverband! Ik ga hier geen woorden aan vuil maken; u bekijkt dit filmpje en dit filmpje en dit filmpje en dit filmpje en dit filmpje maar eens om een indruk van hun optreden te krijgen. Weer is een uurtje te kort, maar de volgende band maakt alles goed.

The Muffin Men
The Muffin Men

The Muffin Men vind ik misschien wel de allerbeste Zappa-coverband van dit moment. Echt ongelofelijk hoe zij het materiaal in hun genen hebben zitten en hoe vrij zij ermee weten te spelen. De kanjers zijn de maniakale drummer Rhino en gitarist Jumpy. De laatste bezorgt me meerdere malen kippenvel als hij met zijn worstvingers de meest onwaarschijnlijke gitaarsolo’s speelt. Hoogtepunten? Pygmy Twylyte en City Of Tiny Lites. Halverwege de set komt er ook een gastgitarist op het podium. Daar baal ik van, want ik wil The Muffin Men zien en niet een of andere gastgitarist. Pleur op met je gast en geef mij Jumpy met de worstvingers!

De afsluiter van vanavond zijn de Spanner Jazz Punks. Mooie band, grote band, blazers en viool, theatraal, hier en daar een cover van Zappa (dood), een enkel Beatlenummer zelfs. Het is allemaal echt knap gedaan en het klinkt zeer mooi, maar we halen het einde weer niet. De klok slaat al bijna twee uur en morgen willen we weer redelijk op tijd en fris op zijn.
We nemen afscheid van alle goede vrienden die niet in hetzelfde hotel als wij verblijven en verlaten The Raven Hall. Buiten staan er taxi’s te wachten. Ze zijn allemaal bedekt onder een dikke laag sneeuw. England sucks.

Spanner Jazz Punks
Spanner Jazz Punks

*

Als ik opsta en uit het raam kijk, zie ik dat er nog veel meer sneeuw is gevallen. Dat belooft wat. Als de vlucht van vanavond maar geen vertraging oploopt.
We genieten nog een keer van de bacon and eggs en babbelen nog wat na met Nicola en Dave en allerlei andere bekende lui die in de breakfast room zitten. Dan nemen we afscheid.
In de hotelkamer pakken we de koffers in. Ik kom mijn huissleutels tegen en steek ze vast in mijn broekzak. Beneden in de lobby checken we uit bij een dame die het niet haalt bij Clare. We gaan zitten op gemakkelijke stoelen en wachten. Nog geen half uur later komen James en Anhil binnen. We mogen onze koffers achterin hun auto leggen en nemen plaats op de achterbank.
De tocht voert over allerlei provinciale en snelwegen, langs plaatsen als Kettering, Wellingborough Bedford en uiteindelijk ook Luton. Het is druk op de weg. Aanvankelijk blijft het sneeuwen, maar na ontelbare rotondes, heuvels en dalen wordt het droog en kunnen we iets van het landschap meekrijgen. Afschuwelijk. Anhil rijdt veilig, zij het aan de verkeerde kant van de weg. Hij is zo’n Indiaas of Pakistaans figuur die zo een hotel zou kunnen beginnen. Gelukkig is hij getrouwd met een Nederlandse vrouw en al begrijpen we geen zier van die Nederlandse vrouw, het maakt Anhil een niet minder beminnelijke man.
Bij Luton Airport stappen we uit en nemen we afscheid van James en Anhil. Zeer veel dank voor de lift, mannen! We zijn wel erg vroeg op het vliegveld, maar we weten ons prima te vermaken met zeer vieze koffie. Zullen we vast naar de securitycheck gaan? Ja, laten we vast naar de securitycheck gaan.

Ik gooi al mijn spullen in de bakken op de loopband, trek mijn jassen uit, doe mijn riem af en of ik ook ook mijn schoenen uit wil trekken. Laat ik niet moeilijk doen. Met dat ik door het poortje loop, denk ik: ‘Mijn huissleutels!’ Dat zeg ik dan ook tegen de man van de beveiliging, maar hij hoort me niet vanwege alle toeters en bellen die er afgaan. Gelijk word ik omringd door drie geüniformeerde mannen die heel lang hebben getraind in de sportschool. Als het gepiep is gestopt, zeg ik nogmaals: ‘Oops, must be my keys.’ Ik trek ze tevoorschijn. Twee bodybuilders doen stappen naar achteren. De derde komt juist naar mij toe. Het is zo’n gast uit India of Pakistan en hij is hardvochtig. Ik word volledig en zeer grondig gefouilleerd (niet aan m’n lul komen, meneer). Gelukkig vraagt hij me nog niet of ik mijn broek wil laten zakken, zodat hij me fijn kan visiteren. Wel neemt hij me mijn sleutels af, legt die in een bakje en gaat hij met een scanapparaat langs alle onderdelen van mijn lijf. Het duurt zeker een minuut of tien en pas als duidelijk is dat ik echt niets het land uit wil smokkelen (WAT zou dat dan moeten zijn? Wie wil ooit iets uit Engeland hebben? Mist en ander kutweer hebben we zelf ook wel!), glimlacht hij. Ik ben erdoor. Eigenlijk wil ik hem iets aandoen, maar mijn hoofdknikje is vriendelijk. Als ik weg wil lopen, roept hij me na: ‘Sir, did you get your keys?’ Oeps. Snel graai ik ze uit het bakje.

We kopen eerst maar eens een tijdschriftje en dan gaan we wat drinken. De laatste Carling – inderdaad, de ultieme urine-ervaring: zuivere zeikzuiperij – smaakt echt niet. In een ‘restaurant’ neem ik nog maar eens een pannini; De Vrouw bestelt kippenborst. Nu is het nog een klein uurtje wachten. We nemen plaats op wat comfortabeler stoelen. Dan verschijnt op een scherm naar welke gate we moeten. Als we in de rij staan om in te mogen stappen, verschijnt Eric weer. We kletsen nog wat na over het afgelopen weekend en de muziek en de lol en het rotweer, tot we moeten instappen.
De vlucht duurt lang. Om half zeven vertrekken we uit Engeland en we komen pas om half negen op Schiphol aan. We nemen afscheid van Eric. Hij is bijna thuis, want hij woont in Amsterdam. Over drie weken zullen we hem weer zien bij het concert van Mike Keneally in Paradiso.

We halen zowaar de trein van zeven over negen! Mooi, dan zijn we ook niet al te laat thuis. Was het maar waar. Pas om tien uur rijden we Amersfoort binnen: ‘Dames en heren, zoals u al gemerkt heeft, zijn we te laat in Amersfoort. De aansluitende trein naar Enschede wilde niet op ons wachten.’ Sinds wanneer hebben de treinen zelf iets in te brengen? Het zegt toch veel meer over het personeel; hoe vaak moet ik mij afvragen hoe die lui worden geselecteerd? In Amersfoort staan we meer dan een half uur te wachten in de kou op het perron. Gelukkig is er een soort kachelpaal. In de rugbyscrum eromheen vind ik een plekje naast De Vrouw. Ook staan er verschillende andere mooie meisjes om me aan te warmen, maar ik weet mij te gedragen. Een NS-medewerker zegt in het voorbijgaan: ‘Verderop is een verwarmde wachtruimte. Daar zit u ook uit de wind.’ Waar bemoeit die gast zich mee? Laat mij gewoon eens lekker dichtbij De Vrouw en andere mooie meisjes staan!

Uiteindelijk arriveren we pas na elf uur op het station van het majestueuze Apeldoorn, al zie je bij nacht niet veel van de majestueusheid. We nemen een taxi naar huis. De chauffeur is me te vrolijk en te spraakzaam.
‘Wat leuks gedaan?’ vraagt hij.
‘Ja, een bank beroofd en een kind verkracht,’ wil ik zeggen. Maar ik zeg het niet. ‘Paar daagjes Londen,’ beken ik.
Als ik thuiskom, heb ik trek in bacon and eggs.

EINDE
(Geen cliffhanger.)

Bacon and eggs2
Bacon and eggs

Apeldoorn, maart 2013

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post.

Leave a comment