Zweet in de bilnaad
‘Dit is gewoon geil weer,’ zei Tobias de Peutere hardop tegen zichzelf.
‘Dit is gewoon geil weer,’ zei Tobias de Peutere hardop tegen zichzelf. Hij liep het terras van het café An Sich op en vond zowaar een leeg tafeltje. Gelukkig stond er een grote parasol in de buurt, waardoor het tafeltje zich in de schaduw bevond. Hij ging zitten en keek om zich heen. Waar was de bediening? Ah, daar. Er kwam een jongeman met een schort voor naar hem toe gelopen.
‘Wat mag het zijn, meneer?’ vroeg de jongeman.
‘Bier,’ zei Tobias. ‘En snel, graag.’
‘Ik kijk wat ik voor u kan doen, meneer.’
‘Daar heb ik niet zo veel aan. Haal bier en gauw een beetje.’
‘Komt in orde, meneer.’
Ongelofelijk toch hoe veel tijd er verspild wordt, bedacht Tobias de Peutere. De tijd die hij nu had verkwist met dit kulgesprek had hij beter kunnen besteden. Aan het rondspeuren naar lekkere vrouwen, bijvoorbeeld. Wie weet hoe veel mooie meiden hij nu had gemist? Moet je zien, daar kwam een interessant exemplaar voorbij gelopen. Lange donkere haren, hoog op de poten en voorzien van de juiste rondingen. Alleen jammer van dat jostismoel. Gelukkig was de dame in kwestie Tobias’ tafeltje gepasseerd, zodat hij alleen nog het nakijken had. Dat deed hij dan ook. Het mooiste van een vrouw is haar achterkant, herinnerde Tobias zich. Als ze bij je wegloopt. Even dacht hij aan zijn vrouw.
Daar was het bier. ‘Alstublieft, meneer,’ zei de jongeman terwijl hij het glas op een bierviltje zette.
‘Nog een,’ zei Tobias. ‘Tegen de tijd dat je die hebt bezorgd, is deze op. Vandaar.’
‘Even opschrijven? Zal ik een bon voor u openen?’ vroeg de jongeman.
‘Nee,’ zei Tobias. ‘Ga bier halen. Zoals ik je vroeg.’
‘Dat is dan twee pils, vier euro veertig.’
Tobias stond op en gaf de jongeman een harde stomp in zijn gezicht. ‘Doe niet net of je doof bent,’ zei hij erbij. ‘Je verpest mijn goede humeur.’
De jongeman schudde verdwaasd zijn hoofd.
‘Haal bier, zei ik je. Hoe moeilijk kan jouw vak zijn?’ Tobias zuchtte en ging weer zitten. Hij begreep goed waar het fout ging in de maatschappij. Lamzakken zoals deze jongeman zorgen ervoor dat er een boel omzet wordt misgelopen.
De jongeman was inmiddels het café An Sich binnengewankeld. Als hij maar geen bier morst, dacht Tobias. Daar betaal ik geen twee euro twintig voor. Met een teug leegde hij zijn glas. Waar bleef dat tweede bier? Tobias had zin in een derde. Het was niet alleen geil weer; het maakte ook dorstig. Echter, omdat het bier nog op zich liet wachten, keek hij naar het langslopende volk. De meeste mensen zagen er afzichtelijk uit. Dikke benen, vette buiken, lubberende bovenarmen, domme koppen en ongewassen haren. Op zich niet erg, maar draag dan een nikab, was Tobias’ overtuiging. Helaas waren de eigenaren van de dikke benen, vette buiken, lubberende bovenarmen, domme koppen en ongewassen haren een andere mening toegedaan. Zij liepen in ultrakorte broekjes en flinterdunne hemdjes. Tobias rilde en dat was niet van de kou.
Maar wacht. Daar kwam iemand aangelopen van wie Tobias blij was dat ze geen nikab droeg. Tieten, dacht Tobias. Zouden ze dit terras opkomen? Verroest, ze hupsten langs hem heen en verdwenen uit het zicht. Dan maar ’s pissen.
Tobias stond op en ging het café An Sich binnen. Links achterin bevonden zich de wc’s. Hij koos het damestoilet. Tobias koos altijd het damestoilet. Hij deed zijn broek naar beneden en ging zitten. Jammer, het was lang geleden dat een vrouw gebruik had gemaakt van dit toilet. De bril voelde koud aan. Tobias de Peutere plaste, trok zijn broek weer omhoog en waste zijn handen. Dit was het wel weer hier, dacht hij. Hij verliet het damestoilet en ging terug naar het terras.
De jongeman stond bij zijn tafeltje. In zijn hand hield hij een dienblad en op dat dienblad stond een glas bier. ‘Ach, daar bent u,’ zei hij. ‘Ik vermoedde dat u vertrokken was.’
‘Waarom zou ik vertrekken als ik nog bier in de bestelling heb?’
‘Welnu, hier is uw bier.’ De jongeman zette het glas op het tafeltje.
‘Haal een nieuw,’ zei Tobias. ‘Deze is niet alleen doodgeslagen; het is vast ook niet koud meer. Bovendien heb ik dorst.’
‘Zoals u wenst, meneer.’
‘Schiet op,’ zei Tobias en hij balde zijn vuist.
De jongeman maakte zich uit de voeten.
‘Goed, waar waren we?’ mummelde Tobias voor zich uit. ‘Tieten, daar waren we.’ Hij keek om zich heen. Nergens waren voorbeelden van deze bollingen te zien. ‘Wat een schijtleven is dit toch,’ overpeinsde Tobias de Peutere.
‘Uw bier, meneer,’ klonk de stem van de jongeman.
‘Dat is mooi,’ zei Tobias. ‘Laat ik die nu net besteld hebben. Zet neer en haal nieuw.’
De jongeman deed wat hem was gevraagd. Tobias nam een ferme slok en ging verder met rondkijken. Ginds waren twee meisjes aan komen lopen. Ze hadden het terras van het café An Sich betreden en namen plaats aan een tafeltje. Tobias de Peutere schatte de meisjes zo rond de twintig. De een had lang blond haar en mollige blote armen; de ander had een kort, donker en pittig kapsel en was slanker. Als ik moet kiezen, kies ik ze allebei, dacht Tobias. Hij had zin om zijn geërecteerde orgaan uit zijn broek te halen. Hij deed dit niet. In plaats daarvan bleef hij naar de meisjes kijken.
De jongeman bracht zijn bestelde bier. ‘Gelijk nog een nieuwe?’ vroeg de jongeman.
‘Ben je gek?’ vroeg Tobias de Peutere. ‘Ik ben geen alcoholist. Bovendien is jullie bier zo lekker niet. Daarbij: waar haal jij het gore lef vandaan om voor mij te bepalen wat of ik moet bestellen?’
‘Excuus, meneer,’ zei de jongeman. Hij bukte om een eventuele vuistslag te ontwijken.
‘Drie bier is zes euro zestig,’ zei Tobias, terwijl hij in zijn broekzak graaide. ‘Hier. Precies gepast.’
‘Dank u wel, meneer,’ zei de jongeman. Hij pakte het biljet en de drie muntjes van tafel.
Tobias gaf hem een stomp in zijn maag. De jongeman klapte voorover en braakte over de tafel.
‘Had je zelf ook van dat vieze bier geproefd?’ vroeg Tobias. Hij wachtte een antwoord niet af, maar verliet het terras van het café An Sich en liep naar zijn auto.
Tobias de Peutere stapte uit en liet het dak van zijn wagen ingeklapt. Zo heel lang zou hij niet binnen zijn. De dag was nog lang; het terras was tot laat open.
‘Vrouw!’ riep hij. ‘Ik ben thuis!’
‘Mooi!’ klonk het uit de keuken. ‘Wil jij het nieuwe lepelrekje ophangen?’
‘Nee,’ zei Tobias. Hij liep de keuken in.
‘Waarom niet?’ vroeg zijn vrouw.
‘Het is te mooi weer om binnen lepelrekjes op te hangen. Ik ben zo weer weg.’
‘Waarheen?’
‘Naar de terrassen.’
‘Wat moet je daar?’
‘Wat moet je op een terras? Wat denk je zelf?’
‘Zuipen en mensen kijken. Dat zuipen van jou kost me een geld.’
‘Mensen? Meiden!’
‘Meiden? Je hebt mij toch?’
‘Precies. Herinner mij daar niet steeds aan.’
‘Pardon? We hebben het toch goed samen?’
‘Dat wel, maar het belemmert me in mijn terrasbezigheden.’
‘Terrasbezigheden, hoor hem. Je zou beter hier het terras achter het huis eens schoonmaken met de hogedrukspuit.’
‘Hogedrukspuit, m’n reet,’ zei Tobias de Peutere. Hij liep op zijn vrouw af, sloeg zijn handen om haar keel en kneep. ‘Nogmaals: we hebben het goed samen, maar jij belemmert mij in mijn vrijheden. Ik ga niet graag vreemd. Er zitten twee lekkere meiden op het terras van café An Sich.’
Zijn vrouw keek hem wanhopig aan. Ze werd erg rood en zakte in elkaar. Tobias bleef knijpen tot ze geen adem meer haalde. ‘Opruimen kan later nog,’ zei hij. ‘Eerst heb ik dorst.’
Hij verliet het huis. Buiten scheen de zon nog altijd. Het is gewoon geil weer, wist Tobias. De hitte bezorgde hem zweet in de bilnaad.
–
Apeldoorn, juli 2013