B-log: Hoe het allemaal begon (3) – 30 november-6 december 2013
Zaterdag 30 november – van Heerlen naar huis
Goed geslapen. Opstaan, uitchecken, op het plein bij een lunchroom nemen we in alle rust samen een ontbijt. Dan lopen we een halfuur lang een rondje door het centrum van Heerlen. Ik merk: ‘Overal is lawaai.’ Ik ga zelfs even de kerk in.
In een kroeg bestellen we koffie. Niet veel later komen Heidi, Auke, Tim en Chantal erbij. ‘Er zitten hier heel wat jaren detentie aan de bar,’ zegt Tim. We drinken nog wat koffie en ik kan wat kletsen met Tim. Dan lopen we naar de auto en gaan we naar huis. De reis is voorspoedig, maar lijkt een eeuwigheid te duren. Als we om 16.30 uur thuiskomen, ben ik moe, op, kapot. Waar ken ik dat van? En krijg nou wat. Ik moet huilen. Het gaat niet.
Vandaag viert schoonmama haar vierentachtigste verjaardag. Ze geeft een etentje. In restaurant Bogart’s in Apeldoorn. ‘Weet je zeker dat je meegaat?’ vraagt E.
Ik zeg: ‘Ik ga alleen feliciteren. Jullie bestellen en als het eten geserveerd wordt, ga ik naar huis.’
Om 19.00 uur verzamelen we in het restaurant, is het idee. Bij binnenkomst merk ik het al: het is één krioelboel van mensen. Iedereen loopt en rent en beweegt. De akoestiek is verschrikkelijk. Hierdoor praat men niet, men schreeuwt! Dit is één helse kakafonie. Ik weet het twintig minuten vol te houden. Dan moet ik naar buiten in een enorme paniekhuilbui.
Eten? Kan ik niet.
–
Zondag 1 december
Als ik opsta, huil ik nog steeds. Ik maak een wandeling door het Kanaalpark. Het kleine geheim weet me niet rustig te maken. Als ik eind van de ochtend weer thuiskom, doe ik het heel rustig aan. Ik maak brunch, maar krijg zelf geen hap door mijn keel.
Aan het eind van de middag moet ik toch even naar buiten. Ik loop door het donker in het Matenpark. Voor het eerst denk ik: ik hoef niet meer. Ik schrik niet eens van de gedachte. En dáár schrik ik dan weer wel van.
(Een aantal gedachten en invallen heb ik verwerkt in De Schrijver (7).)
Ook ’s avonds kan ik niet eten. E vraagt of ik kom kijken naar de televisie. Er is een aflevering van de serie over Redmond O’Hanlon en zijn helden. Ik wil het dolgraag zien, maar merk dat ik het niet kan volgen. Mijn hoofd kan het niet aan.
Ik heb duidelijk een terugval.
–
Maandag 2 december
In de ochtend loop ik door Zuid naar de supermarkt. In mijn hoofd is het nog niet rustiger. Zowaar, ik kan een boterham eten. ’s Middags loop ik de paar honderd meter naar de Turkse winkel. Ik doe bijna een uur over de terugweg. Het lopen gaat moeilijker. Het kost me veel energie. Ik sta onvast op de benen. Pootje over. Ik lijk wel een dronkenman.
–
Dinsdag 3 december
Weer bij de dokter. E vertelt dat ik trager ben gaan lopen. Kan het een bijwerking zijn van de medicatie?
‘Je moet de slaappillen toch nog even blijven slikken,’ is het antwoord.
‘Ik las de bijsluiter,’ zegt E, ‘en zag dat bij langdurig gebruik die zoplicon verslavend is.’
‘Verslaafd is hij al.’
Pardon?
‘Maak je daarover geen zorgen. Het gaat er nu even om dat je goed slaapt. Hoe je van die pillen afkomt, zien we later wel. Ik heb er vertrouwen in dat het geen probleem zal zijn.’
O.
Post. De PROG is er. Ik heb sinds kort een abonnement op dit Britse tijdschrift over progressieve rockmuziek. De editie van december heeft een hoofdartikel over FZ. Ik kan nog niet lezen. Het tijdschrift blijft nog zeker een week ongeopend in de verpakking liggen.
–
Woensdag 4 december
Een fazant in de buurt. Ze loopt over het fietspad langs het kanaal. Ik zie haar op de terugweg van mijn boodschapje bij de Turkse winkel.
Ik maak ’s middags een rondje door het Kanaalpark. Als ik terugkom, tref ik De Zoon aan. Hij is geslaagd voor zijn rijbewijs! In één keer gehaald. Weliswaar meer dan tweeënhalf jaar lessen gehad, maar toch. Nu een autootje?
–
Donderdag 5 december – Sinterklaas
Ik wandel naar de biologische markt op het Leienplein. Daar heb ik met E afgesproken. Ik had verwacht dat ik er een half uur of drie kwartier over zou doen. Nu ben ik moe en het kost me bijna anderhalf uur. We kopen kaas en champignons; aansluitend drinken we koffie in een tentje. Het lukt. Dan gaat E naar haar werk en sleep ik me terug naar huis. Ook dat lukt.
Laat in de middag doe ik nog een rondje. Ik loop over het grindpad langs het kanaal en ga dan rechts over het bedrijventerrein. Nu begint het te regenen. Na een kwartiertje gaat het harder regenen. Ik ben weer bij het kanaal als het gaat stormen, bliksemen en stortregenen. Het is niet erg. Ik ben snel thuis.
’s Avonds na het eten: E heeft cadeautjes gekocht voor iedereen. Een boel dvd’s. Voor Luuk hadden we een studentenkookboek, dat ik zelf doorlees. Zowaar: ik kan iets lezen. Ik kijk er zelf van op. Al in geen weken kan ik de krant inzien, maar nu lees ik wat stukjes uit het kookboek.
Zelf krijg ik de bluray van The Hobbit 1. Leuk, mooi. Ik denk dat het nog wel even duurt voordat ik ‘m ga en kan kijken.
–
Vrijdag 6 december
Aan het eind van de ochtend komt Reinier op bezoek. Het is fijn om hem even te zien en te spreken. Het boekje van Bas, Willem en ik is bijna klaar. Met Reinier zelf gaat het goed; natuurlijk is het verdrietig dat zijn relatie is afgelopen, maar hij heeft er vrede mee en kan verder in het leven. Dank je dat je er even was, Reinier. Het betekent veel voor me.