Rokers moeten dood (S005)
De man die naast hem was komen staan, graaide in zijn jaszak en haalde er een pakje sigaretten uit. Hij zou toch niet?
De man die naast hem was komen staan, graaide in zijn jaszak en haalde er een pakje sigaretten uit. Hij zou toch niet? Ja, dat zou hij wel. Even later blies de man grote wolken voor zich uit. De wind stond precies verkeerd.
De rook deed hem pijn in zijn ogen en maakte hem misselijk. Hij deed een stap opzij, kneep zijn ogen even stijf dicht en probeerde niet in te ademen. Bijna botste hij tegen de mevrouw die op het bankje zat. Het ging maar net goed. Ze keek hem niet aan, had kennelijk niet in de gaten wat er gebeurde en wierp haar nog brandende peuk van zich af op de grond.
De wind was niet hevig maar wel koud hier op het busstation. Donker en guur vond hij het. Niet omdat de schemering al ingevallen was, maar omdat het busstation zich binnen bevond, in de catacomben van een groot kantorencomplex. De drukte om hem heen greep hem aan.
Gelukkig, daar kwam de bus. Die stopte met de deuren precies voor zijn neus, dus hij was de eerste die kon instappen. Inchecken lukte; er stond genoeg saldo op zijn kaart, wist hij. Snel zocht hij een plaats halverwege de bus bij het raam. Zijn tas zette hij naast zich neer op de bank.
Ondertussen stroomde de bus verder vol. Het was flink druk op dit tijdstip op het traject.
‘Kan ik hier zitten?’ klonk een stem.
Hij keek op. Het was de man die naast hem had staan roken. Hij haalde zijn tas van de plaats naast hem en legde die op schoot. De man ging met een plof zitten.
Hij rook hem. De scherpe tabaksgeur prikkelde in zijn neus en deed zijn ogen bijna weer tranen. Het liefst was hij opgestaan, had hij de bus verlaten en was hij hard weggerend. Maar hij wilde naar huis en om thuis te komen moest hij deze busreis maken. De bus had inmiddels vaart gemaakt en was op weg.
Ze zeggen wel eens dat mensen die ooit straf gepaft hebben en zijn gestopt, vaak het ergst anti-roken zijn. Nou, hij had nog nooit gerookt en had niets tegen de mensen die het wél deden, maar hij bleef liever bij ze uit de buurt.
Naar zijn gevoel deed de bus er veel te lang over. De man naast hem bleef naast hem zitten, ook toen er gedurende de rit banken vrijkwamen. Om zich niet te veel te hoeven storen aan zijn buurman en diens lucht, staarde hij naar buiten. De tocht ging langs een bos, via weilanden en door dorpen.
Eindelijk, eindelijk dan reden ze zijn woonplaats binnen. Nu was het niet ver meer. Hoe lang had hij in de bus gezeten? Hij droeg geen horloge en een mobiel had hij niet. Maar wacht, voor in de bus hing een display met daarop de haltes die nog moesten komen plus de verwachte aankomsttijd. Snel rekende hij. Een dik half uur.
Plots boog zijn buurman over hem heen en drukte op het knopje. Een nieuwe steek tabak knalde hem tegemoet. Toen stond de man op.
Het was de halte voordat hij zelf ook uit moest stappen. Hij keek zijn buurman na. Die wachtte even bij de deuren tot de bus tot stilstand was gekomen. Toen de deuren waren geopend, zag hij hem uitstappen. Het eerste dat de man buiten deed, was in zijn jaszak grijpen en een pakje sigaretten tevoorschijn halen. Zo te zien was het een nieuw pakje, want het plasticje ging eraf. De bus trok op. Nog net zag hij hoe de man de plastic wikkel verfrommelde en van zich af op de grond gooide. Ook het oude lege pakje landde in het gras. Een halve meter ernaast stond een vuilnisbak.
Met zeer veel moeite wist de schrijver de hevig in hem opkomende gedachte te verdringen.
–
Apeldoorn, december 2014
–
Dit is het vijfde deel van de eindeloze serie Schrijver.