bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

30-10-2017

Hoog tijd voor een kroegverhaal (5)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2017 — bazbo @ 01:00

Vandaar dan ook dat ik het café Ter Info binnenliep.

Vandaar dan ook dat ik het café Ter Info binnenliep. Bovendien moest ik zeer nodig pissen. Ouderdom komt met gebreken. En zo heel oud ben ik nog niet eens. Wilt u meer weten over de hel, dan verwijs ik u naar andere geschriften. Vooralsnog liep ik café De Hel binnen. Of nee, dat is een ander café. Café Ter Info, dat was het. Het was er een drukte van belang. Ik liep gelijk door naar de ruimte waar zich de toiletten bevonden, in de hoop dat het daar geenszins een drukte van belang zou zijn. Zowaar, dat bleek het geval. Er was geen kip. Ik zat toch niet in de dameswc? Nu ben ik genderonverschillig genoeg om geen bezwaar te hebben tegen een damestoilet, maar het omgekeerde wil niet altijd zo zijn. Ik verliet de ruimte weer, bekeek de aanduiding op de deur, stelde vast dat dit de plasplek voor kerels was en ging opnieuw naar binnen. Bijna stond ik in mijn broek te zeiken en dat terwijl ik doorgaans zittend plas. Gelukkig haalde ik de wc op tijd, knoopte mijn broek open, stroopte broek en onderbroek naar beneden, ging zitten en de opluchting diende zich aan. Na de gedane zaken deed ik de gebruikelijke formaliteiten (afswaffelen, aankleden, doortrekken, handen wassen en het wc-hok verlaten) en ik begaf mij naar de bar.

‘Wat mag het zijn?’ vroeg de neger achter de toog.
‘Mag ik van jou,’ begon ik, ‘van de consumpties, het water zonder bubbels.’
‘Dat mag,’ zei de neger zonder accent. ‘Wil je water uit de kraan of uit een fles?’
‘Als ik water uit de kraan had gewild, had ik het zojuist uit het fonteintje bij de wc’s gelurkt.’
‘Het is maar een vraag, meneer.’
‘Het was ook maar een antwoord, neger.’
‘Gaan we hier nu racistisch doen?’
‘Ik niet. Jij wel? Je hebt het over ‘we’.’
‘U begint over negers.’
‘Niets daarvan. Ik zei niet ‘negers’. Er is hier maar één neger en die benoemde ik.’
‘Dat bedoel ik.’
‘Hou toch op met bedoelen. Zeg gewoon wat je wilt zeggen, zodat we het allemaal begrijpen.’
‘U noemde mij neger.’
‘Omdat je er eentje bent? Allahmachtig, noem je de beesten bij hun naam, juist om hun identiteit, waar zij doorgaans zo trots op zijn, te bevestigen en dan is het weer niet goed!’
‘Hebt u iets tegen negers?’
‘Ik ben geen apotheker.’
‘Excuus, nu begrijp ik niet wat u zegt.’
‘Een racist had gezegd: ik ben niet van de ongediertebestrijding.’
‘Ik kan het niet meer volgen.’
‘Waar blijft mijn water?’
‘Uit de fles, meneer?’
‘Graag.’
‘Hier.’
‘Dank je. Opschrijven hoeft niet.’ Met het glas en flesje in de hand draaide ik me om en ik liep naar een tafeltje dat leeg was.

Er was geen tafeltje leeg, dus liep ik naar een tafeltje waar slechts één iemand zat.
‘Mag ik aanschuiven?’ vroeg ik.
‘Doe of je thuis bent,’ zei de vent met de hoed op.
‘Dan maar niet,’ zei ik. Ik liep met het flesje en het glas naar de achteruitgang.
De deur naar het achterterras klemde. Ik duwde er met mijn schouder tegenaan en toen ging hij open. Onder het afdak stond iemand te roken. Ik vond het een vieze gewoonte, net als hoesten zonder hand voor je mond, openlijk de balletjes snot uit je neus wegschieten en op de hoek van de straat schijten. Even verderop, waar geen afdak was, stond een terrastafel met een tweetal stoelen erbij. Ik ging zitten, goot het flesje water leeg in het glas en nam een slok.
‘Mag ik erbij komen zitten?’ vroeg iemand.
Ik keek op. Het was een vrouwspersoon van de goede soort. Om niet al te stereotypebevestigend te zijn, zal ik hier geen uitgebreide beschrijving van haar geven. Je gebruikt je fantasie maar. Doe ook eens wat. Waarom moet ik al het werk doen? Je gaat me niet vertellen dat je geen fantasie hebt. Dat is op zich niet vreemd, met al die idioterie om je heen à la instagram, fotobucket, tinder, netflix en dropbox. Weet ik ook veel. ‘Ja, dat mag,’ antwoordde ik.
‘Dank je wel,’ zei ze. Ze ging zitten. ‘Dat is vriendelijk van je. Heel anders dan al die lui ginder binnen.’
‘Mooi gezegd,’ zei ik. ‘Als ik ooit een café begin, dan noem ik het Ginder Binnen.’
‘Wat leuk. Ik ben op zoek naar werk. Kun je iemand in de bediening gebruiken?’
‘Nee. Dat kost geld. En ik ga een café beginnen om geld te verdienen, niet om het gelijk aan iemand weg te geven.’
‘Dat begrijp ik.’ Ze klonk teleurgesteld.
‘Je klinkt teleurgesteld,’ zei ik.
‘Jij bent een mensenkenner,’ was haar antwoord.
‘Dat ben ik niet. Jou ken ik bijvoorbeeld niet. Maar afgaand op wat je zei, neem ik aan dat je een mens bent.’
‘Jij bent van het alerte en opmerkzame type,’ grinnikte ze.
‘Val ik door de mand?’
‘Nee.’
‘En jij? Los van dat je een mens bent, behoor je tot de mannelijke of de vrouwelijke soort, even aangenomen dat je je niet bezighoudt met dat kinderachtige genderonverschilligheidsgezeur.’
‘Behalve alert en opmerkzaam, ben je ook nog eens uitermate geestig.’
‘Indien we ons van de complimenteuze kant gaan laten zien, dan wil ik je graag op de hoogte brengen van het feit dat ik je als een bijzonder vriendelijk en aantrekkelijk persoon beoordeel, met die lange donkere haren van je, met die bruine ogen, die volle lippen, die gretige lach, die fijne boezem, die bolle billen en die hoge poten waarop je staat.’
‘Zit.’
‘Zit.’
‘Zelf mag je er ook zijn, met dat pasgewassen grijze haar, die wijsheidsrimpels op je voorhoofd, de bijna witte baard, die …’
‘Ik heet Bas,’ onderbrak ik haar. Ik stak mijn hand naar haar uit.
Ze pakte hem aan en schudde hem.
‘Goddank,’ zei ik. ‘Je weet wat je moet doen als iemand je een hand geeft.’
‘Zie ik eruit als een oermens?’ vroeg ze.
‘Ben je doof of zo?’ was mijn wedervraag. ‘Drie zinnen terug benoem ik je tot bijzonder vriendelijk en aantrekkelijk persoon, met die lange donkere haren van je, met die bruine ogen, die volle lippen, die gretige lach, die fijne boezem, die bolle billen en die hoge poten waarop je staat. Aan die beschrijving voldoet een oermens toch niet? Of lees jij geen encyclopedieën?’
‘Wie heeft er nu nog een encyclopedie in huis?’
‘IK!’ brulde ik. ‘En wat is daar mis mee!? En zeg godverdomme eindelijk ook eens hoe of jij heet.’
Ze noemde haar naam.
Ik snoof en vroeg: ‘Zit jij hier nu gewoon een ontzettende wind te laten?’
Ze bloosde. Hoe schattig.
Ik keek haar aan. ‘Volgens mij, hè?’ begon ik.
Ze glimlachte.
‘Volgens mij weet ik wel hoe laat of het is.’


Apeldoorn, september 2017

Hier lees je ‘m op FOK!

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post.

Leave a comment