Lotgenoten (0011)
Lotgenoten,
De jongen heeft een baseballpetje op, draagt een joggingbroek en een wijd shirt. Hij kijkt mij strak aan, recht in de ogen en roept luid: ‘Homo!’
Lotgenoten,
Het is niet ver naar de supermarkt en ik hoef niet veel te halen. De laatste dingetjes voor het feestje: komkommers, kerstomaatjes, wat nootjes. Bij de super is het biologische spul niet heel duur. Veel is het niet, dus ik loop ernaartoe. Mijn wandeling gaat langs het kanaal. Ik ga de fietsbrug over, zodat ik de rustige route heb met fraai uitzicht over het water. Blijf ik aan de andere kant, dan moet ik over een ongelijke klinkerweg en langs een bouwput waar nieuwe appartementen in de maak zijn. Het betekent wel dat ik straks het kanaal opnieuw moet oversteken om bij de supermarkt te komen.
Het is niet heel zonnig, maar de temperatuur is aangenaam. Tussen het voetpad en de kanaaloever is een streep gras en daar zitten ganzen en eenden te herkauwen. Aan de andere kant van het voetpad ligt ook een streepje gras, dan het fietspad, vervolgens nog meer gras en dan de vier torenflats die tegenwoordig de skyline van Apeldoorn mede bepalen. Ik snuif de lentelucht naar binnen en sluit heel even mijn ogen. Het is heerlijk stil.
Niet lang. Er komt me een groepje fietsers tegemoet. Het zijn duidelijk jongeren. Ze slingeren wat, ze roepen, joelen en zwaaien. Als ze iets dichterbij zijn, zie ik dat het twee meisjes en drie jongens zijn. Een van de jongens blijft wat achter. Hij draait zijn fiets en rijdt een rondje, grotendeels over het gras. De eenden stuiven weg en ik zie de jonge kuikens in paniek naar de kanaaloever het riet in vluchten.
De vier vooroprijdende kinderen passeren me. De achterblijver komt ook mijn kant op. Hij heeft een baseballpetje op, draagt een joggingbroek en een wijd shirt. Hij slingert, valt bijna om, maar weet zich te herstellen. Dan ziet hij mij. Hij kijkt mij strak aan, recht in de ogen en roept luid: ‘Homo!’
–
Ik heet Bas Langereis en werd geboren op 17 mei 1965 in het zo majestueuze Apeldoorn, waardoor Apeldoorn nog een stuk majestueuzer werd. Onlangs was ik dus jarig. Dank je wel. Om het te vieren hadden we vrienden, familie en bekenden uitgenodigd om bij ons in huis te komen feliciteren. Geen groot feest, gewoon aan het eind van de zaterdagmiddag een hapje en een drankje. Altijd leuk om iets te vieren en stil te staan bij gebeurtenissen in het leven. Drieënvijftig alweer. Mijn held Frank Zappa heeft zo oud niet mogen worden. Dat vind ik een bijzondere gedachte. Wat hij allemaal al had gedaan en bereikt en meegemaakt toen hij zo oud was als ik; als ik daar bij stilsta, lijkt mijn leven tot nu toe lang niet zo spectaculair. Maar Frank Zappa is dood en ik leef.
Ik heet Bas Langereis en werd geboren op 17 mei 1965 in het zo majestueuze Apeldoorn, waardoor Apeldoorn nog een stuk majestueuzer werd en ik ben homo. Zelf wist ik het nog niet. Fijn dat deze jongeman me erop attent maakte. Goh, wie had dat nou gedacht? En dat na drieënvijftig jaar (dag)dromen van meisjes uit de klas, oeverloze verhalen die ik schreef over caissières en Marianne, dagelijks thuiskomen bij De Vrouw, stiekem kijken naar plaatjes en films waarin dames zinnenprikkelend tekeer gaan, nastaren van dansende billen op straat en de immer aanwezige urgentie om mijn urogenitale buis een geboortekanaal in te schuiven. Homo. Ik geloof dat ik nogal moet wennen aan het idee.
Nu gun ik deze jongen heus zijn metoomoment, maar ik vraag me ook van alles af. Wat maakt nou dat die knul dit zegt of roept? Wat is zijn boodschap? Wat wil hij mij vertellen? Stel, ik ben homo, dan is de kans groot dat ik daarvan zelf op de hoogte ben, zo na drieënvijftig jaar op deze aarde rondlopen. Wat gaat er in de gedachten van deze jongen om? Die man weet niet dat hij homo is, dus moet ik hem dat vertellen? Ik ben een klein kind en benoem net als peuters alles om mij heen (‘Auto!’ ‘Fiegtuig! ‘Paart!’ ‘Homo!’) en ga daarbij soms de mist in? Ik wil die meneer eens laten merken dat ik homo’s eng, vies en minderwaardig vind? Ik wil, nee ik móét indruk maken op mijn vriendjes en dus roep ik dingen die niemand anders durft te roepen?
Grappig. Hoe langer ik erover nadenk, hoe geestiger ik de hele situatie vind.
–
De jongen zit nog steeds op zijn fiets en slingert langs mij heen. Hij kijkt mij nog steeds aan. Ik kijk hem met uitgestreken smoel ook in de ogen, steeds indringender en dan … en dan … barst ik in lachen uit. Niet zomaar een grinniken. Nee, een luide lach. Schaterlach. Even heb ik de neiging om hem na te wijzen, maar dat is mijn eer te na.
Het jochie draait plots zijn hoofd van mij weg. Hij ziet zijn vrienden een heel eind verderop. Dan gaat hij op de pedalen staan en maakt vaart. Voor ik het weet is hij weg, achter het groepje aan.
De supermarkt is nog een paar honderd meter lopen. Als ik er binnen kom, zie ik mensen opkijken. Ze vragen zich waarschijnlijk af waarom die vent zo maniakaal hardop loopt te lachen.
Wat een avonturen weer.
–
Apeldoorn, mei 2018