bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

01-10-2018

Hoog tijd voor een kroegverhaal (10)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2018 — bazbo @ 01:00

Vooruit dan maar weer. Met gepaste tegenzin wandelde ik naar het café De Droge Sloot. Vreselijke tent, neem het van mij aan.

Hoog tijd voor een kroegverhaal (10)

Vooruit dan maar weer. Met gepaste tegenzin wandelde ik naar het café De Droge Sloot. Vreselijke tent, neem het van mij aan. Je vraagt je af: ‘Waarom ga je er dan naartoe?’ Bij nader inzien vroeg ik het me zelf ook af en al snel veranderde ik van gedachte. Niet langer naar café De Droge Sloot, maar in plaats daarvan liep ik naar de kroeg Tijger. Op de naam na was het er een stuk beter.

‘Bas!’ riep de uitbaatster van achter de bar. ‘Leuk je hier weer eens te zien. We zien je veel te weinig!’
‘Vallen de inkomsten tegen?’ vroeg ik. Ik wist: aan mij ging ze vanavond niet veel verdienen. Als ik naar een café ga en er speelt een bandje, weet ik het de hele avond vol te houden op een of twee glaasjes (gratis) kraanwater. En anders bestel ik één plat water en daar doe ik dan de gehele avond mee. ‘Nu ik zo rondkijk, zie ik dat er meer mensen zijn die je veel te weinig ziet.’
‘Ja, de opkomst valt wat tegen, vanavond.’
‘Is er een belangrijke voetbalwedstrijd gaande of zo?’ vroeg ik. ‘Op straat was het ook al zo rustig.’
‘Geen flauwe grappen over dat we hier geen groot scherm hebben, Bas.’
‘Over smaak valt te twisten, madam. Voor je het vraagt: doe mij een water. Koud en gewoon uit de kraan, graag.’

Zonder verder iets te zeggen liep ik naar een lege tafel en ging zitten. Je zult het altijd zien: er maakte zich iemand van de bar los en die kwam naar mij toe. Ik keek gauw een andere kant op.
‘Bas?’
Hoe het me toch altijd lukt om net te doen of ik verrast ben, het blijft een raadsel. Ik keek op en keek vragend naar de persoon die mijn naam had genoemd. Het was een vrouw van midden veertig, blonde haren opgestoken, vlot jurkje aan, halfopen schoenen met halfhoge hakken, niet al te dun en niet al te dik, gewoon leuk geproportioneerd, rond gezicht met niet te peilen kleur ogen en zo’n kleurrijke, potsierlijke tattoo aan de binnenzijde van haar onderarm.
‘Jammer,’ zei ik.
‘Huh? Wat bedoel je?’
‘Vroeger had je van die dozen van Ravensburger of zo. ‘Schilderen op nummer’ heette dat, geloof ik. Die zie je nauwelijks meer.’
‘Ik begrijp je niet.’
‘Dat geeft niet.’
‘Ben jij Bas? De schrijver toch?’
‘Ik ben de schrijver toch.’
‘Dan had ik het goed.’ Ze schoof een stoel naar zich toe en ging bij mij aan tafel zitten.
‘Is het een quiz?’ vroeg ik.
‘Huh?’
‘Maar wie ben jij?’
‘Ik heet Brenda.’
‘Brenda. Brenda wie?’
‘Brenda Bukrunker.’
‘Daar kun jij ook niets aan doen.’
‘Eh?’
‘Kortom.’
‘Een echte schrijver, hoor ik wel.’
‘Jij zegt het. Dank je.’
‘Ik lees je verhalen vaak.’
‘Maar niet altijd.’
‘Meestal.’
‘Maar niet altijd.’
‘Nu maak ik in het dagelijks leven ook wel eens iets mee, maar ik krijg nou nooit de neiging om ze op te schrijven, zoals jij.’
‘We moeten Onze Lieve Heer dankbaar zijn voor veel dingen. Wat doe jij bijvoorbeeld in het dagelijks leven, Brenda? Als ik vragen mag?’
‘Ik ben schoonmaakster.’
‘Een onderschat en eerzaam beroep.’
‘Dank je. Fijn dat ik het eens hoor van iemand die er verstand van heeft.’
‘Ik wil maar zeggen. Werk je bij een bedrijf of ben je meer van de zwarte handel?’
‘Hoezo? Zoek je nog iemand?’
‘Ik zoek vooral Het Grote Geluk, jongedame. Maar ik weet nog niet of ik daarvoor bij jou aan het goede adres ben. Maar vooruit, vertel op!’
‘Ik kom bij veel mensen thuis,’ begon Brenda.
‘Je verwacht het niet.’
‘En daardoor maak ik wel eens dingen mee of hoor ik dingen die zo in een verhaal zouden kunnen. Echt, ik zou er een boek over kunnen schrijven.’
‘Maar je doet het niet.’
‘Nee. Daar heb ik geen tijd voor.’
‘Als je nou ’s minder naar de kroeg gaat en die tijd gebruikt om je boek te schrijven…’
‘Ik heb niet eens het geduld om een boek te lezen, laat staan dat ik er een kan schrijven.’
‘Maar schoonmaken: daar heb je wel geduld voor?’
‘Ja. En ik ben er trots op!’
‘Vertel op. Wat maak jij nou zoal mede in jouw professie?’
‘Bas, je wilt het niet weten.’
‘Jawel! Dat wil ik wel! Anders vraag ik het toch niet?’
‘Echt? En wat ga je dan met mijn verhaal doen? In een verhaal gebruiken?’
‘Een verhaal in een verhaal. Wat een goed idee. Dat ik daar zelf niet op ben gekomen. Maar vertel.’
Ze deed het ook nog.

‘Ik kom bij mensen thuis, een wat ouder stel.’
‘Wat ouder? Hoe oud is wat ouder?’
‘Weet ik veel, een jaar of vijfenvijftig, tegen de zestig.’
‘En die zijn al te beroerd om zelf hun huis schoon te maken?’
‘Ik heb geen oordeel over mijn klanten.’
‘Dat siert je. Ga door.’
‘Ik werk daar met plezier. Ze betalen me altijd heel netjes. Na twee uur krijg ik mijn veertig euro keurig in mijn hand.’
Zwarte handel dus, concludeerde ik. Ik zei echter niets. Brenda ging door met haar verhaal.
‘Het leken me altijd heel nette mensen, maar de laatste tijd hoor en zie ik dingen … nou …’
‘Nou gaan we het krijgen, hoor,’ zei ik.
‘De vrouw van het stel liet laatst eens vallen dat ze naar een of andere club waren geweest.’
‘Een of andere club. Voetbalclub? Rotaryclub? Golfclub? Postzegelverzamelaarsclub?’
‘Nee joh, zo’n club. Zo eentje die je tegenkomt als je over de provinciale weg Limburg in rijdt.’
‘Limburg? Een bier-met-vlaaiclub?’
Brenda keek schichtig om zich heen, boog naar me toe en fluisterde: ‘Een parenclub.’
‘Een parenclub?’
‘Ssst. Dat hoeft niet iedereen te weten.’
‘Hoezo niet? Ben jij er ook geweest, dan?’
‘Ik? Nee! Hoe kom je erbij?’
‘Ik zeg niks. Jij begon over een parenclub.’
‘Maar goed,’ ging Brenda verder. ‘Ik vroeg mevrouw zo langs mijn neus weg hoe of dat daar aan toe gaat. Nou …’
‘In geuren en kleuren?’
‘Tot in de ranzige details.’
‘Kijk, nou wordt het interessant. Details, die willen we weten.’
‘Het schijnt dat er donkere kamers zijn, waar je in kunt!’
‘Kamers waar je in kunt. Heb je het ooit zo smerig gehoord?’
‘Maar dat is nog niet alles, hè?’
‘God, het kan nog erger?’
‘Dat stel doet wel vaker gekke seksuitstapjes. Zo kwam ik ooit een keer onverwacht het huis binnen – ik heb een sleutel, hè – en toen kwam er een vreemde vrouw uit hun slaapkamer. Zelf lagen ze nog in bed. Die vrouw trekt haar jas aan en laat een kaartje achter op de eettafel. Nou ben ik niks nieuwsgierig, hoor.’
‘Nou, dan.’
‘Maar dit kaartje moest ik toch even zien. Bleek het een dame van de seksuele hulpverlening. Gewoon een hoer, dus. Nou vind ik daar van alles van, maar ik ben discreet, hè. Dus ik zeg niks. Allerlei puzzelstukjes begonnen wel in elkaar te vallen. Een paar weken daarvoor moest ik hun slaapkamer schoonmaken en zag ik in een nachtkastje zo’n ding. Splinternieuw, nog in de verpakking.’
‘In een nachtkastje. Juist, ja. Kijk aan. Ding?’
‘Ja, zo’n ding met een batterij erin. Hoe noemen ze dat?’
‘Een zaklamp.’
‘Nee joh, al had het wel zo’n vorm. Als je ‘m aan zet, begint-ie te trillen en te brommen. Ik heb het nog even uitgeprobeerd. Was nog een heel gedoe om het terug in de verpakking te krijgen. Dat ze zo’n ding hadden. Toen ik het zag, schrok ik enorm, maar achteraf verbaasde het me helemaal niet. Achteraf vind ik het eigenlijk ook wel een logische ontwikkeling: eerst zo’n hoe-heet-het … vibrator! Dat was het. Eerst zo’n vibrator, dan een prostituee erbij en vervolgens naar een parenclub. Zo gaat het echt van kwaad tot erger. Wat jij?’
‘Wat ik? Ik niks,’ zei ik. ‘Dus als je begint met een seksspeeltje, dan is het logisch dat je eindigt in een parenclub?’
‘Nou, niet in alle gevallen, maar toch wel in veel.’
‘Je hebt er nogal kijk op, merk ik. Maar die speeltjes liggen toch gewoon open en bloot bij de Kruidvat? Is dat dan franchise voor een parenclub? Volgens mij zegt dit allemaal niet zo veel over die mensen bij wie je schoonmaakt.’
‘O? Nee?’
‘Nee. Volgens mij zegt het allemaal veel meer over jou.’
‘O? Ja?’
‘Ja.’
‘Ja? Hoe dan?’
‘Ik dacht dat de seksspeeltjes ondertussen wel uit de taboesfeer waren, maar jij schopt ze er keihard weer in terug.’
‘O.’
‘Ja.’
‘En jij?’
‘Ik?’
‘Ja. Gebruik jij die dingen ook?’
‘Welke dingen?’
‘Die trildingen? Zo’n paarse.’
‘Die van ons is roze.’
‘Heh?’
‘En hij is zacht bekleed, een soort velours, lijkt het. Maar wel afwasbaar. Traploos te bedienen. Er zit een lichte bocht in en in de kop zit een trilfunctie, maar ook in het dikkere handvat.’
‘O? Waar is dat voor?’
‘Dan kun je hem aan twee kanten gebruiken.’
‘Twee k ..? Dus hij past én in je eh, wacht, ik probeer hier een beeld bij te krijgen. En als je vrouw hem gebruikt, wat doe jij dan?’
‘De krant lezen, een IKEA-kastje monteren, bij de buren op visite.’
‘Echt?’
‘Nee, natuurlijk niet. Ik ben erbij. Met z’n tweeën. Dubbel plezier.’
‘Eh … hoe moet ik dat voor me zien?’
‘Een van de favoriete standjes: zij ligt half op haar zij, benen wijd. Ik erachter. Zij hanteert het apparaat, legt de kop tegen haar knop en ik krijg het trillende handvat onder mijn testikelen. Nou, dan duurt het niet lang voor de lakens nat zijn. Heel geil, allemaal.’
‘Test eh iekelen? Hoe zei je eh? … ik geloof dat ik even … eh … ik krijg het er warm van … denk dat ik naar het toilet … eh … meen je dat nou allemaal echt?’
‘Nee, natuurlijk niet. Hahaha! Wij doen niet aan dat soort viezigheid.’
‘Toch moet ik even naar het toilet.’

‘Bas!’ riep iemand. ‘Mooi dat ik je zie. Vraagje.’
‘Oh. Excuus. Help even. Ik ben je naam kwijt.’
‘Ruud. Ruud van Toeten.’ Hij ging nog zitten ook.
‘Nooit van gehoord.’
‘Geeft niet, Bas. Maar nu je even alleen bent: ik wil je zeggen dat ik je stukjes altijd lees.’
‘Ach zo. Ben jij dat?’
‘Huh?’
‘Het geeft niet. Even tussendoor: het grote nadeel van allerlei dialoog in een verhaal is dat het veel ruimte inneemt, waardoor het net lijkt of het een heel lang verhaal is. Maar als je gewoon lekker doorleest, is het zo uit.’
‘Ik weet niet waar je het over hebt. Maar wat ik je vragen wilde: waar haal je het toch altijd vandaan?’
‘Wie? Ik? Ik deed niks. Zo moeilijk is het niet. Ik heb het allemaal maar van horen zeggen.’
‘O? Dus je praat maar wat na? Je schrijft gewoon op wat mensen je vertellen? Ik dacht altijd dat het allemaal aan je fantasie was ontsproten. En niks geen hogere inspiratie?’
‘Neem van mij aan, jongeman: inspiratie bestaat niet. Er bestaat alleen hard werken. Zou jij ook ’s moeten doen, in plaats van hier zo in de kroeg te hangen. Van al dat bier en dat inactieve gedoe word je alleen maar dik en vadsig en lui. Daar heeft deze maatschappij helemaal niets aan. Dus vort: opstaan, in de benen en werk zoeken!’
‘Maar …’
‘Voor dit advies reken ik niets. Je krijgt het gratis.’
‘Dat is fijn, Bas, maar w…’
‘Ophoepelen, Toeteraar.’
Hij deed het ook nog.

Net op tijd, want daar had je Brenda weer. Vergiste ik me nou of zag die er nog steeds tamelijk verhit uit en had ze een heel rood hoofd?
‘Zo, dat was … eh, dat luchtte op. Maar toch heb ik nog …’ Ze pakte haar stoel en kwam vlak naast me zitten. ‘Zin. Ik heb zin.’
‘Zin in iets drinken?’ vroeg ik. ‘Zal ik iets voor je halen? Heb je een bon hier?’
‘Nee, wacht maar even,’ zei ze. Ze leunde naar me toe en legde een arm om me heen. Voorzichtig snoof ik. Ze rook zuur naar oude uien, muffe bananen, verschaalde wijn, overrijpe aubergines, vergane glorie en zweet.
Ik maakte me los en stond op. ‘Het was weer fijn, vanavond. Nu moet ik gaan. Het is alweer zo laat. Hoog tijd.’
‘Hoog tijd?’ vroeg ze. ‘Hoog tijd waarvoor?’
Ik dacht: ‘Voor jou een vraag en voor mij een weet,’ gaf geen antwoord en verliet het café.


Apeldoorn, september 2018

Hier lees je ‘m op FOK!

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post.

Leave a comment