Het went (7)
‘Zo, is dat zeikwijf er ook weer?’
Ik wist niet wat ik hoorde en draaide me om op de barkruk. Het was Wesley. Hij keek me triomfantelijk en spottend aan. Mijn adem stokte. Ik kreeg geen woord over mijn lippen.
‘Wat is dat voor kutopmerking?’ riep Vanessa boos.
‘Bemoei je d’r niet mee, vieze pot.’ Wesley keek Vanessa aan alsof ze een hoop stront was. ‘Ik had het tegen dit broekpissende gedrocht hier.’ Hij wilde zich weer tot mij wenden, maar had buiten Daisy gerekend.
‘Reina, doe nog eens net of je schrikt,’ zei die.
Ik gooide de inhoud van mijn glas cola in het gezicht van Wesley.
‘Sorry,’ zei Daisy. ‘Kan ze niets aan doen. Ze is een beetje spastisch.’
‘Kutwijven,’ zei Wesley. Hij draaide zich om en droop af.
De tranen stroomden me over de wangen. Sommige dingen wennen niet, hoe graag ik het ook zou willen.
‘Reina?’ vroeg Daisy. ‘Wat was dat voor knul?’
Snikkend
vertelde ik haar over een vorige keer dat we hier in de kroeg zaten.
Daisy was toen eerder weggegaan en Vanessa stond buiten te roken. Wesley
leek een aardige jongen en praatte met mij. Ik moest heel nodig naar de
wc, maar durfde niet op te staan omdat ik bang was dat hij dan zou zien
dat ik een handicap heb. Tot mijn grote schaamte heb ik toen in mijn
broek geplast. Daar kwam hij nu op terug.
‘Je had hem die cola met glas en al in zijn smoel moeten smijten,’ zei Daisy.
‘Mogen we het vergeten?’ vroeg ik.
‘Inderdaad,’ zei Vanessa. ‘Die gozer is het niet waard dat we nog een woord aan hem wijden. Waar hadden we het over?’
‘Je had het over die Nel,’ zei Daisy. ‘Het gaat niet goed met haar, zei je.’
‘Klopt.’
Nel was de oude vrouw die ik een tijd geleden op straat ontmoette en
die ik tegenwoordig af en toe bezocht. Ze kwakkelde met haar gezondheid
en begin deze week was ze met een longontsteking opgenomen in het
ziekenhuis. ‘Vanmiddag ben ik op het bezoekuur geweest. Ze had heel veel
moeite met ademhalen en praten. Het gaat écht slecht. Ik hoop dat ze
nog beter wordt.’
‘Dat hoop ik ook,’ zei Vanessa. ‘Krijgt ze veel bezoek?’
‘Nee.
Ze heeft weinig tot geen contact met haar kinderen en er zijn eigenlijk
geen andere mensen om haar heen. Ik was er alleen met Dennis.’
‘Dennis?’ vroeg Daisy. ‘Wie is dat?’
‘Een jongen. Ik ben hem tegengekomen bij de kinderboerderij in het park. Daar doet hij vrijwilligerswerk.’
‘Is het wat?’ vroeg Vanessa.
‘Hoe bedoel je: is het wat?’
‘Nou, gewoon. Wordt het wat met hem?’
Ik geloof dat ik een rood hoofd kreeg.
‘Daisy, volgens mij zijn wij hier wat moois op het spoor,’ lachte Vanessa.
‘Nee! Ech nie!’ riep ik uit.
‘Ja ja,’ plaagden de meiden mij. ‘En? Hebben jullie al …?’
‘Al wat?’
‘Nou gewoon, hebben jullie al?’
Het
was alweer een ouderwets leuke avond. ‘Nee,’ zei ik. Ik dacht aan
Dennis en dat hij niet graag had dat andere mensen aan hem zitten. ‘We
hebben nog niet.’
De deur van het café ging open en er kwamen drie jongens binnen.
Degene die duidelijk de jongste was liep voorop en kwam meteen naar mij
toe.
‘Hoi Reina,’ zei hij en hij gaf me een kus op mijn wang.
‘Dit
is toch niet toevallig die Dennis, hè?’ vroeg Vanessa. Ze boog naar mij
toe en fluisterde in mijn oor: ‘Leuke knul, voor zover ik het kan
beoordelen. Maar wel een beetje jong.’
‘Haha, nee,’ lachte ik. ‘Dit is Jens. Mijn jongere broertje.’
‘Moet je er altijd bij vertellen dat ik jonger ben?’ zei Jens met een geïrriteerde trek om zijn mond.
‘Sorry,’ zei ik. Ik draaide me naar Vanessa en Daisy en zei luid: ‘Dit is Jens. Mijn broer!’
‘Dat is al beter,’ lachte Jens. Hij gaf de meiden ieder een hand.
‘En wie heb je daar bij je?’ vroeg Daisy. Ze wees naar de andere twee jongens.
Ik
draaide me om en zag nu wie het waren. Fabian en Jos. Ze waren naar de
bar gelopen en wachtten op hun beurt om iets te bestellen. De lach
verdween van mijn gezicht.
‘Het is oké, Reina,’ zei Jens zacht. ‘Ze hebben me beloofd dat ze niet rottig tegen je doen.’
‘Dank je.’
‘En ik neem geen joints meer van ze aan.’
‘Ik ben trots op je.’
‘En ik heb dorst.’
‘Ga maar snel naar ze toe, dan.’
Jens gaf me nog een kus en liep toen naar de bar.
‘Maar goed, Reina,’ zei Daisy. ‘We hadden het over die Dennis en of jullie al hadden.’
‘Hè, nou!’ riep ik lachend uit. ‘Laten we het over wat anders hebben!’
Plots werd de stem van Daisy anders. ‘Reina?’ zei ze zacht. ‘Heb jij ooit … met een jongen …?’
Ik kreeg weer een heel rood hoofd en schudde van nee.
‘Gezoend?’
‘Nee,’
zei ik bedeesd en wat verlegen. ‘De ware nog niet tegengekomen. En ook
nog nooit méér gedaan. Ben wel benieuwd naar hoe het zou zijn, maar het
lijkt me ook best eng en spannend.’
‘Ben je nog maagd? Echt waar?’
vroeg Daisy verbaasd. Volgens mij had ze niet door dat ze bijna zat te
schreeuwen. ‘Nog nooit lekker heet geneukt?’
‘Daisy!’ siste ik. ‘Sssst!’
‘Waarom
moet het trouwens meteen heet geneuk zijn?’ vroeg Vanessa. ‘Je kunt
toch ook gewoon lief elkaar strelen en wat handwerk doen?’
‘Handwerk? Hiermee?’ vroeg ik en ik stak mijn spastische linkerarm omhoog. ‘Hiermee trek ik ‘m niet af, maar trek ik ‘m éraf.’
Vanessa spuugde haar mondvol bier over de tafel. We moesten alledrie gieren van het lachen.
Er gebeurde iets verderop in het café. Bij de bar klonk geschreeuw. Er sneuvelden glazen. Ons gelach verstomde.
‘Klootzak!’ riep iemand. ‘Geef gewoon die drie biertjes!’
We
keken. Ik zag Fabian en Jos wild gebaren met hun vuisten. Ze hadden de
bediende over de bar heen getrokken en dreigden hem in zijn gezicht te
slaan. Jens stond er vlak achter.
‘Reina!’ riep Daisy. ‘Niet doen!’
Het was te laat. Ik was van mijn kruk afgegleden en liep naar het opstootje toe.
‘Ik bestel drie bier en die tap jij.’ Fabian schudde de barman bij
zijn shirt heen en weer. ‘En snel of ik ram je kop tegen de toog.’
‘Jens?’ vroeg ik.
‘Bemoei je d’r niet mee, debiel hobbelpaard,’ zei Jos. ‘Straks schop ik je verder verlamd.’
‘Jos, je zou normaal doen tegen mijn zus,’ riep Jens.
‘Jij
moet je bek houden!’ schreeuwde Jos. ‘Wij staan ons hier hard te maken
dat jij een biertje krijgt en dan moet jij niet een beetje het
barmhartige broertje gaan staan uithangen!’
Jens draaide zich naar mij om en nam me bij de arm. We deden een paar stappen naar achteren.
‘Wat is hier gaande?’ klonk plots iemand anders. Het was de grote vent die normaal bij de ingang van het café stond.
‘Ik bestel drie bier en krijg ze godverdomme niet eens,’ zei Fabian.
‘Laat de barman los,’ zei de uitsmijter.
‘Waarom krijg ik dat bier niet?’
‘Ik vroeg naar hun legitimatie,’ legde de barman uit. ‘Die twee zijn achttien, maar die andere is pas zestien.’
‘Klootzak,’ zei Fabian. ‘Hij heeft hier altijd gewoon bier gekregen en nu ineens niet?’
‘Per 1 januari zijn de regels veranderd en daar houden we ons aan.’ De uitsmijter klonk streng.
‘Geef gewoon bier!’ gilde Fabian. Hij gaf de barman een vuistslag in het gezicht.
Jens had me nog verder naar achteren getrokken. Bij de bar ontstond
nu een heel gevecht. De uitsmijter had Fabian beetgepakt en zijn arm
achter de rug gedraaid. Jos stond met een barkruk in zijn handen op de
rug van de uitsmijter in te meppen. Ik zag een mes. De barman bukte
hevig bloedend achter de toog.
Plots vloog de deur van het café open en vier agenten stormden naar binnen.
‘Wat een toestand,’ zei Daisy toen de rust was weergekeerd.
We stonden in een heel ander café rond een hangtafel te bekomen van de schrik. Vanessa had bier voor zichzelf gehaald en verder drie cola. ‘Proost,’ zei ze. ‘Gelukkig is het voor ons goed afgelopen.’
‘Inderdaad,’ zei Daisy. ‘Die twee knullen zullen vannacht even kunnen nadenken over wat ze hebben gedaan.’
‘Zit ik aan de cola,’ Jens klonk een beetje sip. ‘Terwijl ik zin had in bier.’
Ik sloeg mijn arm om hem heen. ‘Ach Jens, lief broertje van me,’ zei ik. ‘Weet je …’
‘Weet je wat?’
‘Het went voor je achttien bent.’