bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

05-03-2020

Hoog tijd voor een kroegverhaal (16)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2020 — bazbo @ 01:00

‘Dag,’ zei ze. ‘Mag ik erbij komen zitten?’
‘Maar …!’ riep ik nogal luid: ‘Maar dat is een vrouw!’
Ze grinnikte, pakte een stoel en nam plaats vlak naast me. ‘Geen bal veranderd,’ zei ze. Vervolgens boog ze naar mij toe en kuste me op mijn wang.
Ik deed geen moeite om haar terug te kussen.
‘Je mag wel moeite doen en mij terug kussen, hoor,’ zei ze.
Ik stak mijn tong uit en boog naar haar toe.
‘Nee, gek!’ lachte ze. ‘Zo bedoel ik het niet.’
‘Dat moest er nog bij komen,’ zei ik.
‘Zoals ik al zei: geen bal veranderd.’
‘Sinds wanneer?’
‘Sinds de laatste keer dat we elkaar zagen?’
‘Hebben wij elkaar ooit eerder gezien? Wanneer was dat?’
‘Weet ik het?’
‘Als jij het al niet weet, hoe moet ik het dan weten?’
‘Dat weet ik óók niet.’
‘Daar schieten we mee op, jongedame. Hoe heet je eigenlijk?’
‘Weet je dat niet meer?’
‘Net zomin als dat ik weet wanneer we elkaar voor het laatst zagen.’
‘Ik heet Jacobien.’
‘Nooit van gehoord.’
‘Nooit van gehoord? Wat maak je me nou, Dirk?’
‘Dirk? Ik heet geen Dirk. Ik ben Dirk niet.’
‘Krijg nou wat.’
‘Iets te drinken, hoop ik?’
‘Nou, vooruit. Omdat je me twee vrolijke en verwarrende minuten hebt bezorgd. Wat mag het zijn?’
‘Water graag. Plat. Liefst uit de kraan.’
‘Ik haal het wel even, Dirk.’
‘Fijn, Klara.’
Ze grinnikte alweer, stond op en liep naar de bar.

U begrijpt het. Ik bevond mij in café De rooie rakker. Eigenlijk kom ik niet zo vaak meer in cafés, maar in dit café voelde ik mij aardig thuis, al was het maar vanwege de naam ervan. Maar ik nam niet de tijd om lang over de naam van het café na te denken. Liever keek ik eens naar de jongedame die voor mij water ging halen.
‘Wat zit jij nou verlekkerd naar dat mokkel te kijken?’ klonk een stem.
‘Marcel,’ keek ik op. ‘Over geen bal veranderd gesproken.’
‘Dat begrijp ik niet.’
‘Precies, dat bedoel ik. Geen bal veranderd. Nog altijd niet invoelend en zo dom als de tochtstrip van de badkamerdeur.’
‘Lul maar, Bas. Ondertussen kijk ik met je mee.’ Hij ging tegenover me aan het tafeltje zitten.
‘Meekijken? Waarnaar?’
‘Naar dat mokkel dat je bij je hebt.’
‘Ik heb geen mokkel bij me.’
‘Mooi, dan is ze dus beschikbaar.’
‘Over wie heb je het eigenlijk, Marcel?’
‘Over dat mokkel dat je dus niet bij je hebt en dat nu naar de bar is.’
‘Dat is geen mokkel. Dat is een jongedame met een naam.’
‘Ach zeikerd, doe niet zo politiek correct. Ik zag toch dat je zat te kijken naar dat wijf?’
‘Dus kijken naar een vrouw is politiek correct?’
‘Bas, jij bent heel vermoeiend, wist je dat?’
‘Daarom slaap ik ook zo goed.’
‘Bek dicht. Daar komt ze.’

‘Kijk eens. Je water.’
‘Dank je.’
‘Waar hadden we het over?’ Ze ging weer naast me zitten.
‘Dat ik Dirk niet ben.’
‘Wie ben je dan wel?’
‘Ik ben een man die niet graag naar de kroeg gaat. Mijn naam is Bas.’
‘Bas? De beroemde Bas? De lokale schrijver Bas?’
‘De schrijver van de verhalen over het drinklokaal.’
‘Wat leuk! Dat ik je niet herkend had. Maar nu je het zegt, kom je me heel bekend voor.’ Ze stak haar hand uit. Ik schudde die. Tegelijkertijd gaf ze me een kus op mijn wang. ‘En wie is deze leuke meneer?’ Ze wees naar de andere kant van de tafel.
‘Dat is geen leuke meneer,’ zei ik. ‘Dat is Marcel.’
‘Aangenaam,’ zei Marcel. ‘Heel aangenaam.’
‘Jacobien,’ stelde Jacobien zich voor.
‘Nou Jacobien,’ zei Marcel. ‘Jij hebt een flinke bos hout voor de deur, hoor. Onder dat strakke truitje zitten twee knoerten van tieten.’
‘Ho ho ho, Marcel,’ zei ik. ‘Dat kan ook wat subtieler.’
‘O? Hoe zou jij het dan zeggen, meneer de schrijver?’
‘Ik zou lang willen puzzelen op de juiste formulering. Hoe bejubel ik haar mythische proporties?’
‘Mythische proporties? De firma Joektoeters!’ gilde Marcel. ‘Www.prammen.nl!’
‘Je overvalt me wat,’ zei Jacobien.
‘Dat moet jij zeggen!’ Er droop bijna speeksel uit zijn mondhoek. ‘Met die toffe tieten.’
‘Je directheid bevalt me enerzijds wel,’ glimlachte ze.
‘Ik voel orgastisch genot aankomen,’ zei ik en ik stond op. ‘Even naar Ron en Yilmaz, daar bij de bar.’
‘De stoel naast je is vrij,’ zei Marcel, zonder acht op me te slaan. Ik was nog niet weg of hij had mijn plaats ingenomen.

‘… dus nadat ik mijn zak had leeggespoten,’ ving ik op, toen ik bij de toog kwam.
‘Ron,’ onderbrak ik Ron, ‘jij altijd met je verhalen over eenzaamheid!’
‘Huh? Wat?’
‘Toch knap dat je dat soms weet te doorbreken door naar dit café De rooie rakker te komen.
‘Jezus, Bas. Waar héb je het over?’
‘Toch fijn dat je me als de Verlosser beschouwt.’
‘Waar kom jij trouwens zo plots vandaan?’
‘Ik zat daarnet aan dat tafeltje daarginds, totdat het werd ingepikt door anderen.’ Ik wees achter me.
‘Dat gaat daar lekker,’ zei Yilmaz.
Ik draaide me om. Jacobien en Marcel zaten elkaar ongenadig af te lebberen.
‘Wel een mooie meid,’ zei Ron. ‘Met d’r pronte prammen.’
‘Wat is dat toch met die tieten de hele tijd?’ vroeg ik. ‘Laten we het liever hebben over serieuzere zaken in dit leven.’
‘Nog serieuzer dan jetsers?’
‘Zo’n vraag verwacht je niet van een tweede-generatie-Turk.’
‘Derde,’ zei Yilmaz.
‘Excuus,’ zei ik. ‘Cijfers zijn nooit mijn sterkste kant geweest. Ik ben meer van de woorden, de tekst, de schrijverij.’
‘Ik lees je stukken nooit.’
‘Dat is fijn om te horen, Yilmaz. Hoe staat het verder in je leven?’
‘Als het gaat om tieten, kom ik een boel tekort.’
‘En jij, Ron?’
‘Ik heb laatst loonsverhoging gehad.’
‘Hé, wat gaaf. Gefeliciteerd.’
‘Dank je. Om het te vieren ben ik op de dag dat het salaris binnen kwam naar de hoeren geweest om mijn tietenconsumptie weer op peil te brengen.’
‘Ik moet kakken, geloof ik.’ Zonder verder nog iets te zeggen, draaide ik me om en liep ik door het café in de richting van de toiletten. Toen ik langs de tafel kwam, waar ik zopas nog had gezeten, merkte ik op dat die leeg was.

Kakken ging ik niet. Dat had ik thuis al gedaan. In plaats daarvan nam ik plaats voor een urinoir. Van achter de deur van de zitplee konk geluid.
‘Fijne paal.’ (slorp)
‘Oh geil, ow, ja, ga doooor, jaaa, ooooh, OOOOOOOHHHH JAAAAH! GGEIIILLLLLLLL!’ (sploert)
‘In m’n mond, zei ik, lul! Niet op m’n kleren!’
Gelukkig hoefde ik niet veel te plassen. Snel waste ik mijn handen en ging ik terug naar het café. Ik nam plaats aan het lege tafeltje. Even later verscheen daar Jacobien.
‘Waar is Marcel?’ vroeg ik haar.
‘Een klein ongelukje, vrees ik.’ Ze keek wat weg. Er zat lipstick naast haar mond. ‘Hij ligt naar adem te happen, maar hij komt er wel weer bovenop.’
‘Weet je dat je je truitje achterstevoren aan hebt?’
‘Ja, dat w… eh, nee, oh, excuus.’ Ze kreeg een rood hoofd, maar herstelde zich snel: ‘Denk je dat er vandaag iemand op kantoor was die me daar even opmerkzaam op maakte? Ik ben zo terug.’ Ze draaide zich weer om en verdween opnieuw naar de toiletten. Op haar rug zag ik een natte vlek.
Ik wachtte haar terugkomst niet af en stond op. Thuis had ik een boel schrijfwerk te doen.


Apeldoorn, januari 2020

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post.

Leave a comment