Lotgenoten (0027)
Lotgenoten,
Woensdagavond 5 augustus 2020. Het is warm. Daar word ik moe van. Ik ga om tien uur slapen. Niet omdat ik moe ben van de warmte, maar omdat ik altijd om tien uur ’s avonds moe ben en door de week altijd om tien uur naar bed ga. Ik sta dan ook doorgaans ’s morgens tussen vijf en zes uur op, zeker op werkdagen.
De Vrouw is werken tot half elf en komt pas tussen kwart voor elf en elf uur thuis. Ik laat alle balkondeuren, ramen en binnendeuren openstaan, dan kan het nog een beetje doorwaaien en afkoelen. Alle kleren uit, tanden poetsen en een paar laatste slokken koud water. Niet te veel, anders moet ik vannacht uit bed om te gaan plassen. In de slaapkamer is het niet heel koel maar wel uit te houden. Ik ga op bed liggen onder het dekbedovertrek-zonder-dekbed-erin. Een paar ademhalingsoefeningen, dan draai ik me op mijn rechterzij. Mijn gedachten komen tot rust. Ik draai me naar mijn linkerzijde en woensdag 5 augustus 2020 is voorbij.
Donderdagmorgen 6 augustus 2020. De wekker gaat om vijf uur. Ik sta op, maar trek nog geen kleren aan. Ik maak koffie en ontbijt en ga in de eetkamer zitten. Ook doe ik de werklaptob vast aan en ik maak een rondje langs twee fora en twee sociale media.
Pardon? Wat komt daar nu voorbij op Twitter? Mijn aandacht is getrokken door de foto bij de link naar het artikel. Ik herken het appartementencomplex onmiddellijk. Het is de flat en de straat waarin ik woon. Op de foto is het donker. Voor het flatgebouw staan ambulances en brandweerwagens met brandende zwaailichten. Lieve help, wat is er aan de hand? Ik lees het artikel. Veel wijzer word ik niet. Maar wacht: op de derde verdieping? Dat is hierboven. En hoe laat is dit artikel geplaatst? 22.59 uur. Toen lag ik nog geen drie kwartier in bed. Eh …
Twee uur later spreek ik De Vrouw. ‘Wat is er gisterenavond gebeurd?’ vraag ik. ‘Ik zie net een bericht van de lokale krant op Twitter en schrik me rot.’
‘Ik kwam om kwart voor elf aangefietst. Er stond veel volk buiten. En er was brandweer, ambulances en twee of drie politiewagens. Alles met zwaailichten. Het was op de derde verdieping, bij die mensen die met zo velen in het appartement wonen.’
‘Dat is bij onze bovenburen en dan drie huizen terug naar de lift.’
‘Wat er precies is gebeurd weet ik niet. Wat ik begrijp is dat er een brandalarm was afgegaan en dat toen iemand de brandweer heeft gebeld. De mensen in het huis deden niet open, dus de brandweer heeft de deur moeten forceren om binnen te komen.’
‘Geen gewonden?’
‘Dat weet ik niet. Ik heb nog met onze buren gepraat en die vertelden dat er ook nog een boel gegil op de galerij was. Maar heb jij er helemaal niets van meegekregen?’
Niets. Helemaal niets. Alle deuren en ramen wijd open. De straat is een winkelstraat, er staan hoge gebouwen en er is weinig groen. Als er een motor, bus of loeiende politiewagen doorheen rijdt, galmt dat enorm. Ik lig op mijn linkerzijde te slapen. Ik ben nogal slechthorend en mijn linkeroor is mijn ‘goede’ oor. Als we in bed liggen en De Vrouw zegt iets en ik lig op mijn linkerzijde, hoor ik niet wat ze zegt.
Ik kijk op mijn telefoon en open het bericht nogmaals. Mijn ogen glijden over de foto. Ik zie het raam van het appartement waar de brandmelding was en daar, iets verderop, nog geen dertig meter, daar is ons raam en ons balkon.
Die nacht slaap ik nauwelijks.
Vrijdagmorgen 7 augustus 2020. De krant is er. We delen een abonnement met de buren en halverwege de ochtend krijg ik de editie van vandaag uitgereikt. En zie. Voorpaginanieuws. Over een drooggekookte pan.
Wat een avonturen weer.
–
Apeldoorn, augustus 2020