Hoog tijd voor een kroegverhaal (23)
Precies. Vandaar dan ook dat ik te vinden was in café Kut. Of nee, daar ging ik helemaal niet heen. Belachelijk, niemand gelooft toch zo’n naam voor een café? Bovendien: het is een kutcafé; ik had daar niets te zoeken. Ik had sowieso niets te zoeken in een café – ik heb een gruwelijke hekel aan cafés – maar daar ging het nu niet om. Het ging erom dat het hoog tijd is voor een kroegverhaal en dus moet ik voor dit verhaal een café verzinnen waar ik naartoe ging. Laten we zeggen dat ik naar café De Wereldverbeteraar ging. Toen ik binnenkwam, vroeg de persoon achter de bar: ‘Heeft u gereserveerd?’
‘Nee, zei ik. Ik verliet het café De Wereldverbeteraar.
‘Rijdt iemand van jullie in die Mercedes die hier voor de deur staat?’ vroeg ik niet veel later aan het groepje mannen dat bij de bar van café Vrijgezel aan een tafel zat. Ik had het café net betreden en om naar een leeg tafeltje te komen, moest ik langs de toog, vandaar. Van de vier heren kende ik Victor, Joram en Hielke. De andere vent kende ik niet en hij zag er dusdanig uit dat ik niet graag kennis met hem ging maken.
‘Die is van mij,’ zei Joram.
Ik liep door naar achteren en vond daar zowaar een tafel die niet bezet was. Op een stoel die erbij stond nam ik plaats en ik keek het café eens rond.
Veel volk was er niet. Iets verderop zat iets wat op een stel leek aan een tafel, ieder met een mobiele telefoon in de weer. Gezellig. Bij de bar zat Govert op een kruk, die kende ik wel. Hij hing over de toog gebogen en leek in slaap te zijn gevallen. En dan had je dat groepje nog dat ik had aangesproken toen ik binnen kwam. Joram was inmiddels weg of in ieder geval naar buiten. Ook gezellig. Ik had het niet zo op Joram. Hij droeg zo’n schoudertasje en een te blauw maatpak met een broek waarvan de pijpen tot halverwege zijn kuiten waren omgeslagen. En dan ook nog eens geen sokken in zijn bruine schoenen. Je begrijpt het wel.
‘Goedemiddag,’ zei de dame die bij mijn tafel was komen staan. ‘Wat mag ik voor je inschenken?’
‘Een water graag, liefst uit de kraan,’ zei ik.
‘Anders nog iets?’
‘Zo koud mogelijk.’
‘Ben je alleen?’
‘Hoezo?’ vroeg ik.
‘Verwacht je nog meer mensen?’
‘Ik? Ik niet. Jullie hier wel, hoop ik.’
‘Was de vraag vreemd?’ De dame begon te blozen, zag ik. Met dat ik haar bekeek, merkte ik dat ze verlegen haar blik naar beneden wierp.
‘Een beetje,’ zei ik. ‘Even dacht ik dat je toenadering zocht.’
Ze keek me weer aan en glimlachte.
‘Ga anders even zitten,’ zei ik. Ik schoof de stoel naast me naar achteren.
‘Dat kan niet,’ zei ze snel. ‘Ik moet werken.’
‘O ja, jij bent de bardame.’
‘Zeg maar Suzan.’
‘Dag Suzan. Ik zou je graag een hand willen geven, maar ik ben pas een keer geprikt. Over drie weken krijg ik de tweede.’
‘Ik heb al corona gehad,’ zei ze.
‘Hoe kwam je daar zo aan?’
‘Ik was in de buurt geweest van iemand die besmet was.’
‘Ach zo. Weet jij eigenlijk wie het warme water heeft uitgevonden?’
‘Eh … nee?’
‘Dat geeft niet. Het is ook helemaal niet belangrijk om te weten wie het heeft uitgevonden. Het gaat erom dat er warm water uit de kraan komt als je de knop met de rode stip erop open draait.’
‘Als het niet belangrijk is, waarom vroeg je het dan eigenlijk?’
‘Suzan, ik zeg het niet graag, maar je hebt helemaal gelijk.’
‘Nu moet ik weer aan het werk, hoor.’
‘Tot hoe laat heb je dienst?’
‘Tot sluitingstijd in ieder geval en daarna moet ik nog schoonmaken, dus ik denk dat het wel een uur of half twee wordt vannacht.’
‘Dat is te laat voor mij.’
Ze glimlachte. ‘Maar voor die tijd zie ik je nog, toch?’
‘Dat hoop ik toch wel. Ik heb nog koud water uit de kraan van je tegoed.’
‘Ooooh!’ riep ze uit. Ze draaide zich om en liep snel naar de bar.
Ik keek haar na. Leuke vrouw. Toch vond ik ‘Ben je alleen?’ wel een vreemde vraag. Hoewel, met een kroegnaam als die van dit café kon je van alles verwachten. Ik was nog nooit in dit café geweest, realiseerde ik me. Zou ik hier ooit nog eens terug komen? Als ik het zou doen, dan zou het voorlopig enkel vanwege Suzan zijn. En niet voor de rest van het volk hier.
Barst, daar kwam Hielke naar me toe, met de onbekende gast uit het groepje in zijn kielzog.
‘Bas,’ zei Hielke. ‘Ik wil je graag voorstellen aan Jordie.’ Hij draaide zich half om naar de onbekende gast. ‘Jordie, dit is Bas.’
‘Aangenaam,’ mompelde Jordie.
Ik knikte hem toe.
‘Bas is de beroemde schrijver,’ ging Hielke verder. ‘Beroemd om zijn ontbrekende witregels.’
‘Nou, dat valt wel mee,’ zei ik.
‘O?’ Hielke leek wat verbolgen.
‘Schrijver?’ Jordie deed een stap naar voren. ‘Schrijver waarvan?’
‘Letters, woorden, zinnen, teksten,’ zei ik.
‘Ja, maar waar heb je gepubliceerd?’ Die Jordie klonk me wat te gretig.
‘Zeg het maar: tijdschriften, boeken, online, folders, flyers, stencils, brieven, kattenbelletjes, post-its.’
‘En hoe zei je dat je naam was?’
‘Ik heb mijn naam niet gezegd. Dat was Hielke.’
‘Hij heet Bas,’ hielp Hielke. ‘Bas Langereis.’
‘Langereis?’ vroeg Jordie. ‘Die naam hoor je niet zo vaak.’
‘Nee?’ zei ik. ‘Nou, ik wel. Bij mij in de familie alleen al ken ik er meerdere.’
‘Ja? Echt?’
‘En nu wegtiefen graag. Daar komt mijn water.’
Inderdaad. Daar had je Suzan. Met een glas water op een dienblad. ‘Kijk eens,’ zei ze.
‘Dat doe ik toch? Volgens mij heb je water bij je.’
‘Klopt.’
‘Voordat je het op tafel zet: wacht even tot deze twee heren zijn weggetieft.’
‘Oké.’
‘En vervolgens tot ik een ontbrekende witregel heb ingevoegd.’
‘Volgens mij zijn ze weggetieft,’ zei Suzan.
‘Fijn. Dat is goed nieuws.’
‘Kan ik dan het water nu voor je neus zetten?’
‘Ga ja gang.’
Ze zette het water voor mijn neus. ‘En zal ik je eens wat vertellen? Ik mag pauze houden, dus ik kan even bij je komen zitten.’
Ik pakte het glas water en goot het in een enkele teug naar binnen. ‘Gut wat jammer, maar ik moet er weer vandoor.’ Ik stond op, legde wat geld op tafel en liep het café Vrijgezel uit.
Het was inderdaad hoog tijd voor een kroegverhaal, maar nu had ik er voorlopig wel weer genoeg van.
–
Apeldoorn, juni 2021
Hier lees je ‘m op FOK!.