Gêne – Lotgenoten (0029)
Lotgenoten,
Ik zie honderden zo niet duizenden van die winkels in het straatbeeld en nog nooit heb ik er eentje bezocht. Tot nu dan. Wie had dat ooit gedacht, dat ik zo’n winkel nog eens zou betreden? Ikzelf ben wel de laatste. Nee, het gaat niet om de zaak met erotische artikelen, mocht u dat denken. Ik zal niet zeggen dat ik daar kind aan huis ben – je kunt het aantal bezoeken tellen op de vingers van een hand en dan houd je nog een vinger over ook -, maar daar durf ik tegenwoordig wel zonder enige gêne naar binnen. Dat is bij dit type zaak wel anders.
Een week ervoor had ik op de markt de grote kraam bezocht en daar zouden ze een door mij begeerd object bestellen en de week erop kunnen leveren. Welnu, nu was het een week erop en helaas, ze konden mij het niet leveren. Ik had vluchtig online gezocht en in die vluchtige vaart niets kunnen vinden. Dus zat er even niets anders op.
Ik keek om me heen of niemand zag dat ik hier naar binnen zou gaan en toen de kust veilig was, greep ik mijn kans. Ik zette mijn mondneusmasker op en duwde met mijn schouder de winkeldeur open.
‘Goedemorgen, mevrouw.’
‘Goedemorgen,’ zei ik.
‘O, pardon. Meneer.’
‘Geeft niet, hoor,’ zei ik. ‘Het gebeurt me vaker.’ Ik wees op mijn lange grijze krullen die tot ver over mijn schouderbladen hingen.
‘Ik heb ook lang haar,’ zei hij met een rood hoofd. ‘Ik heb…’ Hij keek opzij en wees op het knotje achter op zijn hoofd.
‘Maar bij u komt de lange baard onder het mondneusmasker uit.’ Dus dat is gemakkelijk, dacht ik. Ik vroeg me overigens af van welk continent deze jongeman afkomstig was. Zijn lange zwarte baard en zwarte haren en licht getinte huid en donkere ogen deden me iets Mediterraans vermoeden, maar voor hetzelfde geld was het Indiaas of iets uit Zuid- of Midden-Amerika, weet ik ook veel. Ik kon het niet goed zien en wilde de knaap niet al te lang in z’n smoel turen.
‘Kan ik helpen?’
‘Nou, dat hoop ik toch wel.’ Ik sluip niet voor niets hier naar binnen. ‘Ik zoek een hoesje voor mijn telefoon. Kijk, het is een Pipo Reet-o 5.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Die heb ik niet.’ Zijn ogen glommen.
‘Dat verbaast me niet,’ zei ik. ‘Het model is net uit. Maar kunt u kijken of u het voor mij kunt bestellen?’
‘Maandag heb ik.’
Moest hij dat niet nakijken ergens in een computerbestand? Of wist hij dit allemaal uit zijn blote hoofd? Knap, hoor. Hoewel, zo bloot was zijn hoofd niet met al dat haar. ‘Maandag?’ zei ik. ‘Dat is overmorgen. Dat is niet erg. Ik woon hier vlakbij, dan kom ik maandag nog even langs.’
‘Ik heb veel op voorraad. Dit niet. Deze telefoon heeft geen toekomst. Meeste mensen kopen model van grote bedrijven, daar er is veel vraag naar. Apple en Samsung, die heb ik wel. Ik heb voorraad van Apple en Samsung of Huawei, kijk maar hier.’ Hij wees zijn winkel rond. ‘Ik niet investeer in artikel van kleine bedrijf. Die gaat op den duur toch weg. Dan ik zit met voorraad. Hoe heet toestel, zei u? Poepo? Die geen toekomst, want aandeelhouder niet geïnteresseerd.’
Ik keek hem aan. Ik dacht: Maar dat vroeg ik toch helemaal niet? Ik vroeg: ‘Wilt u het hoesje voor mij bestellen? Zo’n boekachtig ding en zwart graag. Dan kom ik maandag wel weer even langs.’
‘Is goed. Nog even uw …’ De jongeman keek om zich heen en graaide in allerlei stapels dozen, paperassen, hoezen, rotzooi. Toen liep hij de opslagruimte achter de toonbank in, maar kwam ook snel met lege handen weer terug. Hij bukte en haalde uit een doos die op de grond stond een prop papier. Die vouwde hij open. ‘Nu pen.’ Ik wilde er eentje uit de binnenzak van mijn jas pakken, maar hij had zich alweer omgedraaid. Hij deed lades open en dicht, graaide weer in allerlei stapels dozen, paperassen, hoezen, rotzooi. Opnieuw liep hij de opslagruimte achter de toonbank in en ik zag hem daar van een plank iets pakken. Zowaar, een pen.
‘Mijn gegevens?’ vroeg ik. Ik noemde mijn achternaam en mijn mobiele telefoonnummer. Hoe of ik deze nieuwe telefoon moest opnemen als iemand belde: geen idee nog. In de afgelopen week had nog niemand mij gebeld, gelukkig.
‘Ik ga regelen,’ zei hij.
‘Tot maandag.’
Helaas kon ik pas woensdag naar de winkel. De hoes was er niet. ‘Bestaat niet,’ zei hij.
‘Dat kan natuurlijk,’ zei ik. ‘Zoals ik al zei: het model is net uit. Komt vast nog wel.’
Ik zag hem denken: Deze telefoon heeft geen toekomst.
‘Bedankt voor de moeite’ zei ik. ‘Tot ziens.’ Maar ik dacht het niet.
Waarom had hij mij niet even gebeld? Niet dat ik het erg vond om even om te lopen, maar wel dat ik nogmaals zo’n smartfoonshop binnen zou moeten gaan. Bovendien vroeg ik me af waarom hij mijn gegevens eigenlijk had genoteerd. En niet even op internet had gezocht waar een dergelijk hoesje te bestellen. Want dat had ik natuurlijk drie dagen ervoor – op zondag, alle tijd – zelf ook al gedaan. Ik liep naar huis, zette de computer aan en plaatste mijn bestelling.
Wat een avonturen weer.
–
Apeldoorn, december 2021
Meer publicaties voor FOK! lezen? Hier vind je de stukken uit 2021.