Apart – Lotgenoten (0047)
Het is ondertussen aardig koud ’s morgens vroeg. Terwijl ik mezelf nog wat meer begraaf in m’n sjaal en dikke jas, kijk ik of de bus er al aan komt. Nee. Niet gek, want ik ben ruim op tijd. Zo’n honderdvijftig meter verderop zie ik wel beweging bij de geldautomaat. Er loopt of nee springt iemand heen en weer. Hij zwaait met zijn armen. Hoor ik hem nou ook schreeuwen? Het lijkt wel of hij danst.
Er loopt iemand anders met een boog om hem heen en die komt nu naar de bushalte toe gewandeld. Ik herken hem aan de manier van lopen. Het is de meneer die er straks na een halte of vijf uit moet, daar waar de sociale werkvoorziening is.
‘Heb je die man daar gezien?’ vraagt hij als hij vlakbij is gekomen. ‘Zo’n aparte kerel.’
‘Ik denk dat hij wat in de war is,’ antwoord ik.
‘Heel apart,’ herhaalt de man. Hij draait zich om en kijkt nog eens naar de luid roepende en dansende persoon bij de pinautomaat.
Ik glimlach.
Er is nog iemand in de abri bij komen staan. Reuze gezellig in alle vroegte. Het is de jonge vrouw die dagelijks bijna aan het eind van de rit uitstapt bij de instelling voor psychiatrische zorg.
‘Heb je die vent gezien?’ lacht ze. ‘Die zit stijf onder de drugs, haha!’
Ik moet denken aan gisteren. Het was half vijf en bij het station vanwaar mijn streekbus naar huis zou vertrekken heerste chaos. Het hele plein was afgezet. Ik zag een compleet wagenpark aan politieauto’s, brandweerwagens en ambulances. Er was zelfs een hoogwerker ter plaatse. Een menigte van reizigers was gestrand en stond te wachten en toe te kijken. Ik ving flarden van gesprekken op en keek door de neervallende regen en langs wijzende armen en vingers naar het plein. Daar! Daar boven op de bovenleiding van de trolleybussen, daar stond een man te schreeuwen en te zwaaien met een mes.
Hulpverleners probeerden de man te benaderen en over te halen naar beneden te komen. Het lukte niet. De man klom nog verder van iedereen vandaan, leek zich te verschansen maar stapte daarna weer naar een andere plek.
‘Waarom halen ze die vent er niet af?’ riepen mensen om me heen. ‘Gooi toch gewoon een paar stenen, dan valt hij wel naar beneden.’
‘Ik wist het wel. Geef hem een pak rammel.’
‘Zo kom ik te laat thuis. Ik wilde nog van alles en dat kan ik nu wel vergeten.’
Ik had er ook een tijd gestaan en wat gezocht, misschien kon ik via een andere weg toch bij het station komen. Daar was het warmer en kon ik wachten tot er uiteindelijk toch een bus zou vertrekken. Om half zeven zag het ernaar uit dat het voorlopig nog niet voorbij was. Hulpverleners waren nu ook op de bovenleiding geklommen en probeerden de man met woorden te overreden. De hoogwerker kwam naderbij en in het bakje stond iemand hem de hand toe te steken. Ik zag het metaal van het mes blinken in de schijnwerpers die op de man gericht stonden. Even zakte hij door zijn knieën en kroop hij een stukje terug, toen stond hij weer op en deed stappen naar zijn redders, onderwijl zwaaiend met zijn mes.
‘Daar gaat mijn avond!’ riep iemand. ‘Nou staan er zo veel politieagenten met een wapen! Kan iemand niet schieten?’
Ik had genoeg gehoord. Ondanks alle mededogen dat door mijn lief gierde, draaide ik me om. Met inmiddels zeer koude voeten liep ik van het station weg. Verderop kon je het spoor onderdoor en via de achteringang bij de treinen komen. Die reden gelukkig wel. Reizen moest ik wel via een ruime omweg en om kwart voor acht was ik thuis. Daar maakte ik me geen zorgen over. Wel spookten nog lang de beelden door mijn hoofd van de verwarde man zo hoog boven het asfalt.
‘Hahaha, wat een vent!’ giert de vrouw. ‘Hij loopt daar te juichen en te zingen en probeert geld uit de automaat te halen, maar volgens mij zonder bankpas.’ Ze slaat zo ongeveer op haar knieën van het lachen. ‘Ik heb wel eens vaker een rare gezien maar nog nooit iemand die zo onder de drugs zit, hahaha!’
Ik krijg tranen in mijn ogen en dat is niet van de kou. Gelukkig komt de bus er aan.
Wat een avonturen weer.
–
Apeldoorn, december 2022