Nieuw stuk
Een nieuw stuk. Lekker. Maar hoe deed ik dat ook weer? Het was lang geleden dat ik nog een vrouw versierde. Ik was bang dat ik het verleerd was. Zou ik zomaar in zee gaan met de eerste de beste? Neen. Ik stelde hoge eisen aan mijn literaire minnares, aan mijn nieuwe stuk. Eens even een lijstje maken.
Na al die jaren vind ik Vrouwlief nog altijd een lekker stuk. Wat hebben we het toch fijn. We lachen wat af, voeren goede gesprekken, ondernemen samen leuke dingen en seksueel kom ik prima aan mijn trekken. Al is ‘aan mijn trekken komen’ een beetje rare uitdrukking als het gaat om de seksuele relatie tussen mij en Vrouwlief. ‘Uitdrukking’ vind ik ook een beetje raar woord. Alsof het handelt over mijn puisten en wat daarmee aan te vangen of over de onwelriekende substantie die ik iedere morgen het riool in jaag. Maar waar zat ik? Op de plee. Nee, ik zat op Vrouwlief. Of wat zeg ik nu allemaal? Wat of ik tijdens de geslachtelijke ommegang met Vrouwlief uitspook, dat gaat u geen ene flamingofluit aan. Ik had het over hoe heerlijk ik het met Vrouwlief heb. Het leuke is: het gaat niet alleen goed met ons, met haar (ze herstelt langzaam maar zeker van een zeer zware ziekte), met onze Zoon en met mijn nieuwe werkplekken; het gaat ook heel goed met mijn nieuwe boek. Steeds meer mensen lezen mijn bundel ‘Zelfmoord is een optie’ en de reacties zijn overweldigend positief. Zelf ben ik ook erg enthousiast over het resultaat. Het is een mooie, luchtige verzameling pakkende stukken geworden die voor de zoveelste keer laat zien wie uw favoriete schrijver is of zou moeten zijn en waarom. Als u het nu nog niet weet, ga dan eens naar www.google.nl en gebruik daar de zoektermen ‘Zelfmoord’, ‘optie’, ‘Bas’ en ‘Langereis’.
Mooie verhalen in de krant, leuke recensies, blije lezers, herkend op straat in Apeldoorn; wat wilde ik nog meer? Ik wilde de uitstraling van iemand met gróót succes. De getapte gozer! Nu heb ik een beetje tegenvallend uiterlijk: een kippentorso met gevorderd buikje, een onzekere houding, een flikkerachtig loopje en een nogal stomme smoel. Daarmee kom ik zeker niet of onvoldoende succesvol over bij potentiële lezers of fans. Ik moest iets verzinnen dat net dat beetje éxtra zou geven.
Lang heb ik gedacht en gezocht. Ik heb te weinig geld voor een sportieve auto, een villa met zwembad en/of wekelijkse bacchanalen of desnoods een cosmetische operatie. Daarbij ziet het er niet naar uit dat mijn financiële situatie met mijn twee nieuwe werkplekken dusdanig zal veranderen dat voornoemde statussymbolen ooit binnen mijn budget zullen gaan vallen. Dus dat ging hem niet worden. Wat een lelijke uitdrukking. (Had ik al gezegd dat ik ‘uitdrukking’ ook een beetje een raar woord vind?)
Hoe kreeg ik voor elkaar dat als ik over straat ga, dat iedereen gelijk ziet dat ik de getapte gozer ben? Als ik op straat loop, wie zijn dan de getapte gozers? Niet alleen de lui met de sportieve auto, de villa met zwembad, het wekelijkse bacchanaal of de cosmetische operatie, hoor! Nee, het zijn de gasten die over straat gaan met een begerenswaardige dame aan hun zijde!
Nogmaals, Vrouwlief is nog altijd mijn begerenswaardige dame, maar die zag me al aankomen. “Schat, ik wil als getapte gozer over straat lopen en ik heb jou daarbij aan mijn zijde nodig, zodat iedereen mij ziet.”
“Bekijk het, pief! Ik ben net herstellende van een zeer zware ziekte en mijn conditie is nog lang niet zo dat ik begerenswaardig naast jou kan komen paraderen.”
En dus moest ik op zoek naar een nieuw stuk.
“Schat, dan moet ik noodgedwongen op zoek naar een ander lekker stuk.”
“Je doet maar; val mij niet lastig met je Kluunneigingen.”
“Kluun? Leeft die nog?”
“Jij bent hier de schrijver, hoor. Ken uw collega’s.”
“Een literaire minnares! Dát gaat hem worden!”
Een nieuw stuk. Lekker. Maar hoe deed ik dat ook weer? Het was lang geleden dat ik nog een vrouw versierde. Ik was bang dat ik het verleerd was. Zou ik zomaar in zee gaan met de eerste de beste? Neen. Ik stelde hoge eisen aan mijn literaire minnares, aan mijn nieuwe stuk. Eens even een lijstje maken.
Ik zocht geen vrouw met wie je een goed gesprek kunt voeren. Daarmee vielen namelijk gelijk álle vrouwen af, behalve Vrouwlief. Intelligent hoefde mijn literaire minnares niet te zijn. Het enige dat ze hoefde te weten, was dat ze d’r bek dicht moest houden. Ze moest móói en begeerlijk zijn. Maar wat is mooi en begeerlijk? Is het door de media zo opgeklopte misleidende beeld van het gratenbaalmodel dan mooi en begeerlijk? Wat mij betreft niet. Vaak moet je door een enorme lading plamuur heen ploegen, wil je wat dichter bij komen (“Rembrandt gebruikte voor ‘De Nachtwacht’ minder verf,” is mijn gevleugelde uitspraak.); áls je dan eenmaal dichtbij bent, blijken ze helemáál niet zo mooi te zijn (hun foto’s zijn allemaal gephotoshopt) en uiteindelijk zijn het secreten van wijven die keer op keer vergeten dat ze hun bek moesten houden. Ware schoonheid zit binnenin, hoor ik wel eens zeggen. (Ik heb wel eens geschreven: ‘Snijd zo’n vrouw dan maar eens open: ziet dat er lekker uit?’) Word ik geil van een goed gesprek? Jezus, op wat voor soort vrouw val ik eigenlijk? Een goede kont, leuke tieten, een lekkere hals en een mooie lach. Van die mascaraogen zijn ook niet mis. Kortom: ik wist het ook niet.
Waar kon ik inspiratie opdoen? De Playboy was te duur. Nu had ik een schitterend abonnement bij mijn internetprovider. Googlen op lekkerewijven.nl! Uiteindelijk kwam ik terecht op zeer bijzondere sites. Er waren dames te zien en sommigen waren nog mooi en lekker ook. Maar in die houding en zo zonder kleren zag ik ze nog niet naast mij over straat lopen. En dat stomme gekreun en gegil zou de aandacht alleen maar afleiden. Nee, mijn nieuwe stuk moest wel de aandacht trekken, maar daarna moest iedereen wél naar mij kijken, zien wat voor getapte gozer ik was en de behoefte gevoelen om met mij in contact te treden.
“Wat zit jij nou te doen?” vroeg Vrouwlief, over mijn schouder naar het beeldscherm meekijkend.
“Research aangaande mijn nieuwe stuk,” probeerde ik mij eruit te lullen. Het was nog waar ook.
“Ja ja,” zei Vrouwlief nogal schamper. “Ik wist niet dat je wat te kort kwam.”
“Dat heb ik nooit beweerd. Jij wilt niet naast mij lopen!”
“Niet zó, in ieder geval!” riep Vrouwlief uit.
“Jij hebt zo weinig voor mij over,” gaf ik het gesprek maar een absurde wending. “Maar ik begrijp het wel. Het is al herfstig buiten en zo zou je maar kou vatten. Maar goed, ik moet verder met mijn zoektocht naar het nieuwe stuk.”
Nou ja, misschien kon ik beter gewoon eens gaan kijken wat er zoal aan vrouwen in het wild te verkrijgen was. Zo gezegd, zo gedaan. Eerst zoop ik mijzelf eens wat moed in, want ik ben in wezen nog steeds dat jongetje dat nauwelijks naar meisjes durft te kijken, laat staan dat ik met ze durf te praten.
Als je zo wat kieskeurig bent geworden, dan komen er op straat een boel vrouwen voorbij die op het eerste gezicht heel geschikt lijken, maar bij nader inzien algeheel teleurstellend blijken. De ene had een goede kont maar een kop om je rochel op weg te fluimen, de ander een prachtig gezicht maar een stel dikke schenkels om op te schieten, en weer een ander een gezegende set tieten maar een lekkend afvoerkanaal en een disfunctionerend geheugen: ze zei: “Heb ik wat van je an?”
Maar zie! Daar! Wat een schitterend vrouwspersoon! Hoog op de poten, een achterkant om mondvocht tekort bij te komen, hemelse heuvelborsten en een lieflijk gezicht met gulle lach en donkere prachtogen. Zou zij mijn nieuwe stuk, mijn literaire minnares kunnen zijn?
Ik slikte mijn halfzachte jongetjesangst weg, liep naar haar toe en sprak haar aan.
“Hallo. Ik ben de bekende Apeldoornse schrijver Bas Langereis. Je hebt me vast wel eens gezien in de krant. Het geeft niet dat je geen krant kan lezen. Je hoeft ook geen excuses te maken; liever heb ik dat je je bek dichthoudt. Zou jij naast mij willen lopen en leven als mijn nieuwe stuk? Mijn literaire minnares? Ondanks dat ik had gezegd dat je je bek moet dichthouden, zou ik nu graag willen dat je ‘ja’ zegt. Als je niet weet hoe dat moet, is knikken ook goed.”
WHAM! Ze vloerde me met een rechtse hoek en liep weg. Ondankbare teef. Heb ik een mooie baan en carrière voor haar in het vooruitzicht waarmee ze wereldberoemd in heel Apeldoorn zou kunnen worden; krijg je dit!
“Wat heb jij nou?” lachte Vrouwlief toen ik het huis weer binnenstrompelde.
“Jij bent ook niet wat ik zoek,” zei ik. “Je houdt je handen wel thuis, maar je bek niet dicht.”
WHAM!
Ik ging achter de computer zitten. Diepte hoef je niet te zien als je schrijft. Met één dicht oog ging ik aan de slag. En ziehier, na nog geen half uurtje typen was het me alsnog gelukt: een nieuw stuk.
Apeldoorn, oktober 2010