B-log: Hoe het allemaal begon (2) – 23-29 november 2013
Zaterdag 23 november
Ik sta op tijd op en ga wat boodschapjes doen. Na de brunch maak ik een wandeling. Een lange. Ik loop via het Kanaalpark naar Matenveld. Dan het fietspaadje rechtsaf, het Apeldoorns Kanaal over, door het bedrijventerrein Aruba, langs sportvelden naar de Oude Beekbergerweg. Ik ga de componistenbuurt in, door de Chopinlaan en over het Schubertplein. ‘Hier ben ik allemaal nog nooit echt geweest,’ mompel ik voortdurend. De tocht gaat door de Hofveld, over het Adelaarsplein en door het oude rodedakendorp van Zuid.
In mijn hoofd: alle stukken van Dreams of reason produce monsters door Mick Karn. Er is muziek. Dat is fijn. De acht klankschilderijtjes blijven dagen-, zo niet wekenlang door mijn hoofd denderen.
–
Zondag 24 november
’s Morgens vroeg ga ik nogmaals naar het Kanaalpark, maar nu loop ik er rondjes. Wat een klein geheim is dit parkje toch. Een oase van rust. Ik zal er nog vaak terugkeren.
Voor ’s middags heb ik gepland dat ik een rondje om de wijk De Maten heen wil lopen. Het is het rondje dat ik jaren geleden veel reed op mijn ATB. Nu dan een keer lopen. Het mag niet zo zijn. De reden is wél mooi: Aar en Jolande vallen binnen. Ze zijn er een uurtje en we kletsen wat bij. Merk ik het goed? Kan ik wat lachen? Ja.
Als ze vertrokken zijn, ga ik toch nog naar buiten. Ik loop door het donker langs het Kanaal in de richting van Beekbergen. Heen over het fietspad. Als ik bij de Landdrostlaan ben, ga ik via het grintpad langs het Kanaal weer terug.
–
Maandag 25 november
’s Middags maak ik mijn geplande rondje om De Maten. Het valt me mee, het is niet zo ver/lang als ik had gedacht. Tijdens het lopen merk ik: het huilen is voorbij!
–
Dinsdag 26 november
’s Morgens naar de dokter. Ze vraagt: ‘Waar zou het van kunnen komen dat je er nu zo bij zit?’
Ik denk dat ik het wel weet. Het heeft alles te maken met druk. Ik doe veel dingen in mijn vrije tijd (schrijven) en die geven veel druk; ik leg me die druk zelf op. Daarnaast speelt er het nodige op mijn werk. Heb ik over een half jaar nog wel een baan? Ik moet in beeld zijn en niet thuis zitten. Bovendien zijn het afgelopen half jaar mijn werkzaamheden langzaam veranderd. Het is heel sluipend gegaan. Ik ben niet langer de persoonlijk assistent op inhoud, maar doe simpele taken ver onder mijn niveau. De huisarts noemt het ‘onderstress’. Ik word op het werk te weinig geprikkeld en uitgedaagd. Vraag is nu: wat heb ik nodig? Wat en wie kan mij helpen? Hierover moet ik nadenken.
Het slapen gaat nog niet goed, vertel ik. Ik krijg nu zoplicon voorgeschreven. De huisarts noemt het ‘mokers’.
In de middag loop ik via het Matenpark over kleine paadjes door de wijken Matendonk en Matenhoeve naar Matenveld. Ik moet kijken bij Rentmeestersveld 214. Hier hebben we gewoond van augustus 1993 tot en met mei 1996. Het hofje ziet er een beetje uitgeleefd uit; de achtertuin is slecht onderhouden en overwoekerd met grote planten. Er is een vijvertje dat wij er niet hebben aangelegd, maar de grote wallen met grond liggen nog altijd tegen de schutting aan.
–
Woensdag 27 november
Een boodschapje doen ’s morgens, dat is al bijna gewoonte. Ik koop per dag en zorg ervoor dat ik alles in één plastic tasje kan meenemen. Met dank aan de Turkse supermarkt (voor de plastic tasjes).
’s Middags ga ik weer lopen. Deze keer langs het kanaal in de richting van het centrum. Bij de Deventerstraat volg ik De Grift en ga ik De Parken in. Het Prinsenpark, daar was ik nog nooit echt geweest. Via de Koninginnelaan ga ik naar het centrum, om Coda heen over de Mathilde Wibautstraat onder het spoor door naar de Arnhemseweg. Nog een klein stukje door Zuid.
Als ik terugkom, ben ik alleen. Zal ik ’s muziek draaien? Ik pak het album Gone To Earth van David Sylvian en speel eerst Wave. Ik ga ervoor zitten en luister geconcentreerd. Het gaat. Dan zet ik de hele plaat vanaf het begin op en ik wil iets gaan doen. Opruimen, afwas of zo. Het lukt niet; de muziek bezorgt me hoofdpijn. Au. Dit doet zeer en niet alleen lichamelijk. Een van mijn dierbaarste platen doet me pijn.
–
Donderdag 28 november
Na de lunch ga ik maar weer wandelen. Via Zuid kom ik op de Oude Beekbergerweg. Die volg ik tot aan Het Hooge Land. Dan sla ik af naar Lieren en loop ik naar het Kanaal. Langs het water ga ik terug. Het is best een eind en ik ben dan ook goed moe als ik weer thuis kom.
Luuk en ik zijn alleen met het eten. E is laat terug van werk. Ik ga kijken of ik toch nog iets aan muziek kan luisteren: het album van Storm Corrosion. Ik ga er weer goed voor zitten, concentreer me en … het lukt.
–
Vrijdag 29 november – The Magic Band in Heerlen
’s Morgens ga ik op de fiets een rondje boodschappen doen. Dan lunchen we. Het is 13.30 uur als Heidi en Auke ons met de auto ophalen. De reis verloopt op zich rustig, maar ik heb last van de autoradio. Diep in Limburg hebben we file en we zijn pas om 17.00 uur bij ons hotel in het centrum van Heerlen. Als E en ik onze spullen in de kamer hebben gezet, moet ik gaan zitten. Ik ben op/moe/kapot en het feest moet nog beginnen.
Emile en Cynthia hebben ook een kamer in hetzelfde hotel en komen ons ophalen. Samen lopen we naar plein in het centrum. We hebben met een hele groep afgesproken in café Pelt. Het is wel tweehonderd meter lopen.
In het café komen al snel Heidi, Auke en Chantal erbij. Niet veel later volgen Clint, LudzNL, Eric, Petter, Daggie en Tim. Iedereen bestelt vrolijk een boel bier en ik drink water. Twee glazen. Al sinds zaterdag 16 november heb ik niet meer gedronken. Ik bestel ‘herfstlasagne’. Dit is een schaaltje ongekruid gehakt, afgedekt met één lasagnevel. Waar is de andijvie?
Het café wordt drukker en eigenlijk ben ik al veel te lang gebleven. Het geluid doet me zeer, ik volg niets en niemand meer en kijk veel voor mij uit.
Om 20.30 uur lopen we de honderd meter naar De Nieuwe Nor. De voorprogrammaband is lawaai; ik doe mijn gehoorbeschermers in en vrees het ergste voor de rest van de avond. Het valt mee. E en ik gaan al snel naar het kleine balkon. We hebben goed uitzicht op het podium en goed geluid. Bovendien is het er niet al te druk. Het lukt me om twee keer een uur lang geconcentreerd te luisteren. The Magic Band speelt het werk van Captain Beefheart en dat vraagt nogal wat aandacht van de luisteraar. Er is één moment dat het fout dreigt te gaan. Aan het begin van de tweede set komen twee kerels zes meter verderop staan en die beginnen te praten (lees: schreeuwen). Weg is mijn concentratie. Ik sta op het punt om de zaal uit te rennen, als Clint ze aanspreekt (hij neemt het concert op) en de heren vertrekken. Oef.
Na afloop van het concert blijkt de bar dicht. Met E ga ik naar buiten, op zoek naar een andere bar. De rest van onze ploeg komt zo, zeggen ze. We gaan café Pelt weer binnen en een mooie vrouw spreekt me aan: ‘U moet niet huilen, hoor.’ ‘Da’s van de kou,’ lieg ik. We ontvluchten het lawaai en gaan even buiten op het terras zitten. Daar komt de rest van onze club ook weer aan. Laten we naar de Irish Pub gaan! Die is in het hotel waar we anderhalf jaar geleden logeerden. E en ik lopen vooruit, zijn er als eersten en willen bestellen. Als de rest binnenkomt, vinden ze het niets en moeten we weer weg. Ik word moe. Heel moe. We gaan weer naar De Nieuwe Nor. In de foyer bestellen we één drankje en dat was gelijk de laatste ronde. Zelf hoef ik niks. Met volle glazen wijn, whisky en bier loopt onze ploeg naar buiten. Op de hoek spreken we Denny Walley en als we uiteindelijk een café op het plein binnenkomen, haak ik af. Het is er één oorverdovende rotherrie van ontzettende kutmuziek. Bovendien is het half twee en moet ik slapen.