Carlo Piemol en de incontinentie
Carlo Piemol gaat op bezoek.
Bij tante Huppeldepup en ome Nogwat.
Tante Huppeldepup heeft een probleem.
Ze kan haar plas niet meer ophouden.
Een leerzaam zeikverhaal over urineverlies.
Daar gaat Carlo Piemol.
Hij loopt over straat.
Met een paraplu boven zijn hoofd.
“Wat een snertweer,” denkt hij.
“Het regent stort.”
Waar gaat Carlo Piemol naar toe?
Carlo Piemol is onderweg.
Naar zijn oom en tante.
Tante Huppeldepup en ome Nogwat.
Die zijn vast thuis.
Het is tenslotte zondag.
En op zondag zijn zij thuis.
De dag van rust.
Carlo Piemol belt aan.
Ome Nogwat doet open.
“Dag ome Nogwat,” zegt Carlo Piemol.
“Dag Carlo Piemol,” zegt ome Nogwat.
“Kom binnen.”
Carlo Piemol komt binnen.
In de woonkamer zit tante Huppeldepup.
“Dag tante Huppeldepup,” zegt Carlo Piemol.
“Dag Carlo Piemol,” zegt tante Huppeldepup.
“Hoe gaat het ermee?” vraagt Carlo Piemol.
“Met mij gaat het goed,” zegt ome Nogwat.
“Maar met haar gaat het niet goed.”
Ome Nogwat wijst naar tante Huppeldepup.
“Waarom niet?” vraagt Carlo Piemol.
“Kijk zelf maar,” zegt ome Nogwat.
Carlo Piemol kijkt.
Tante Huppeldepup zit in een rolstoel.
“Ze wordt oud,” zegt ome Nogwat,
“en heeft allerlei kwaaltjes.
Qua seks is het ook niets meer.”
“Zit niet te zeiken,”
zegt tante Huppeldepup.
“Mens!” roept ome Nogwat.
Ik ben het niet die zit te zeiken.
Jij bent het die zit te zeiken!”
Carlo Piemol kijkt naar zijn tante.
Zijn oude tante Huppeldepup.
Het is waar.
Tante Huppeldepup zit te zeiken.
Onder haar rolstoel ligt een plasje.
“Ik kan er niets aan doen,”
snikt Tante Huppeldepup verdrietig.
“Toe maar, oudje,” troost Carlo Piemol.
Hij slaat een arm om haar heen.
“Ik schaam me zo,”
zegt tante Huppeldepup.
“Anders ik wel,” zegt ome Nogwat.
“Ik durf met haar de straat niet meer op.”
“Hmm,” zegt Carlo Piemol.
“Weet jij raad?” vraagt ome Nogwat.
Carlo Piemol begint te fluisteren.
“Er zijn twee opties,” begint hij.
“Of je brengt tante Huppeldepup weg.
Naar een verpleegtehuis.
Dan dweilen de zustertjes.
En kun jij af en toe op bezoek.
Lekker zustertjes kijken.
Of,” gaat Carlo Piemol verder,
“je gaat naar de drogist.
En koopt luiers.
Niet voor kindjes,
maar voor zeikende tantes.
Dan ben je haar niet kwijt.
Het is minder rigoureus.
En je hebt haar nog een tijdje in huis.
Dat is wel zo humaan.”
“Wat staan jullie daar te bekonkelen?”
vraagt tante Huppeldepup.
“Niets dat jou aangaat!”
roept ome Nogwat.
“Nou, dat weet ik nog niet,”
zegt Carlo Piemol voorzichtig.
“Je bent een wijs man,”
fluistert ome Nogwat zachtjes.
“Ik ga voor de zustertjes!”
“Wat zeg je?” roept tante Huppeldepup.
“We hebben het over voetbal.”
Ome Nogwat heeft een rood hoofd.
“Niets voor zeikwijven zoals jij.”
Tante Huppeldepup wordt boos.
“Stelletje zeikerds,” roept ze.
“Dat moet jij zeggen!”
schreeuwt ome Nogwat.
Tante Huppeldepup begint te huilen.
Ome Nogwat loopt naar haar toe.
“Niet huilen, schat,” zegt hij.
“Er ligt al genoeg vocht op de vloer.
Morgen ga ik naar de Edah.
En haal ik Tena Lady.
Heel veel.
Dan kun je zeiken wat je wilt.
En blijft alles toch droog.”
Tante Huppeldepup klaart zichtbaar op.
“Dank je wel,” zegt ze.
Ome Nogwat buigt naar haar toe.
Hij geeft haar een kus.
“Toch hou ik van je,” zegt hij.
“Gelukkig,” zegt Tante Huppeldepup.
“Wij hebben geen Valentijnsdag nodig.”
Ome Nogwat draait zich om.
En kijkt Carlo Piemol aan.
“Dank je wel, Carlo Piemol,” zegt hij.
“Je bent een goed mens.”
Carlo Piemol gaat naar huis.
“Wat een mooie dag!” denkt hij.
“Ik ben zo blij.
Dat ik iets heb kunnen betekenen.
Maar toch jammer van dat zeikweer.”
Dag Carlo Piemol!
Wie weet tot de volgende keer!
Apeldoorn, februari 2009
Dit is deeltje 14 in de Carlo Piemolserie.
Meer deeltjes zijn in voorbereiding.