Vreemdgegaan
Moet ik me nu schuldig voelen?
Moet ik me nu schuldig voelen? Hoe erg is het dat ik mij heb laten meeslepen door de oerdrift? Waarom heeft een mens die oerdriften eigenlijk? Overleven en voortbestaan van de soort, dat was het toch? Of zoiets. Ik ben niet zo thuis in de theorieën van Darwin of van welke andere utopist dan ook. Vraag is ook of Darwin een utopist was. Misschien verwar ik hem met totaal iemand anders. Alwetendheid is een utopie. Wat ik wel weet, is dat deze oerdrift van vandaag me veel bevrediging schenkt. Het vlees is zwak, dat blijkt dan maar weer.
Huub Veesnaar nam nog een hap van de dampende worst en liep diep in gedachten bij de HEMA-kraam vandaan. Wat is het weer druk winkelstraat, zo schoot het door zijn hoofd.
Ik kan nauwelijks mijn worst eten zonder dat ik door dringende voorbijgangers wordt aangestoten. Nederland is te vol, zeg dat ik het gezegd heb. En dat komt niet door dat handjevol asielzoekers alleen. Dat komt vooral doordat we ons met zijn allen op een paar plaatsen en tijden verzamelen. Zoals hier nu in deze winkelstraat tijdens de openingsuren van winkels waarvan de meeste ondanks de hoge bevolkingsaantallen van dit land het niet hebben gered in de wereld van het midden- en kleinbedrijf.
Soms kon Huub zijn eigen gedachtegangen nauwelijks volgen. Nu was dat bijna weer het geval, want in zijn contemplatie (wat een kutwoord trouwens, vond hij) werd hij afgeleid door een jonge deerne die zijn aandacht trok.
Zie nu eens. Een jonge deerne. En wat voor een. Dit exemplaar vraagt wel even mijn aandacht. Waarom valt een vrouw mij toch altijd tegen? Deze meid heeft een peuk in d’r poten. Ze rookt! Gadverdamme, wat een smerige gewoonte toch. Kijk, dat ze aan iets zuigt vind ik in principe wel erotisch, maar wat ze vervolgens uitademt bezorgt mij onmiddellijk een slappe slang.
De jongedame liep voor hem uit en Huub Veesnaar probeerde haar te volgen zonder zelf al te zeer op te vallen. Dat was niet al te moeilijk.
Zoals die griet erbij loopt, dan moet je toch iets willen uitlokken. Allemensen, voordat ik mij zo zou toetakelen. En dan denk ik nog niet eens aan dat blote topje. Nee, het zijn al die tatoeages waarmee dat kind rondloopt. Sjongejonge, die heeft haar armen van onder tot boven laten beschilderen in allerlei kleuren van de regenboog. De regenboog heeft niet allerlei kleuren, dat weet ik ook wel. Maar welke kleuren er dan wel in de regenboog zitten, dat weet ik niet. Geen zin om nu ter plekke wikipedia erop na te slaan. Nee, zeg.
Want ondanks de opvallende en overdadige lichaamsversierselen riep de meid toch allerlei zinnenprikkelends in Huub op.
Ik ben een vent en niet van beton. Het bloed kruipt waar het graag gaat. Als je die beschilderingen even wegdenkt, dan blijft er een verrekte lekker wijf over. Die meid heeft alles wat ik leuk en lekker vind. Een ronde kont, een smalle taille en een ferm bolle boezem. Ik zou die onderdelen graag eens van zeer nabij willen bestuderen en vervolgens met liefde bepaalde hoofdstukken uit het biologieboek in praktijk willen brengen. Of wat zeg ik nou? Waarom zou ik er nu zo omheen lullen? Ik heb zin in seks.
De mooie kleurrijke meid sloeg af. Huub Veesnaar volgde haar niet. Hij bleef staan en keek haar na. Die deinende achterkant zou nog lang op zijn netvlies branden, dat wist hij wel. Toen de jongedame uit het zicht was verdwenen, vervolgde Huub zijn weg, onderwijl de laatste happen van zijn worst nemend en volop in gedachten.
Zoals ik al eerder constateerde: monogamie is – net als alwetendheid – een utopie. Die fikse bobbel in mijn broek niet. Die is eerder de harde werkelijkheid. Of mijn aan de oerdrift ontleende verlangen ooit werkelijkheid zal worden, weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat deze oerdrift van vandaag me veel vreugde schenkt. Het vlees is zwak, dat blijkt dan maar weer. Moet ik me nu schuldig voelen? Zo erg is het met mij niet gesteld. Er zijn toch een paar essentiële dingen die ik in mijn leven nog nooit heb gedaan. Nooit gerookt, nooit iets op mijn lijf laten tatoeëren, nooit vreemdgegaan.
–
Apeldoorn, april 2016