Auw! Mijn klauw!
Leona. Wat een mooie naam. Het klinkt een beetje exotisch. In mijn gedachten kwamen de beelden van een mooie vrouw omhoog. Leona was lang, droeg een wijd luchtig jurkje van zwarte ruisende stof en haar lange donkere haren dansten in de zwoele wind. De lage zon maakte dat de gebronsde huid van haar zachte armen er nog gebronsder uitzag. Haar donkerbruine ogen deden me verlangen naar donkere opwindende zaken waar een getrouwde man van mijn leeftijd eigenlijk niet naar zou moeten verlangen.
“Het is een golfersarm,” zei mijn dokter.
“Ik heb nog nooit gegolft, dokter,” zei ik. Wie dacht ze wel dat ze voor zich had?
“Dat hoeft ook niet,” ging de dokter verder. “Maar je hebt bepaalde spieren in je rechterarm overbelast.”
“En nu? Hoe kom ik ervan af?” Ik kneep mijn hand nog eens samen om de pijn te verzachten.
“Ik zal je doorverwijzen naar een fysiotherapeut. Je woont in de buurt, hè? Hier vlakbij zit een fysiopraktijk. Vraag naar Leona. Die doet fysio in combinatie met acupunctuur en dat wil nog wel eens leuke resultaten opleveren.”
“Leuke resultaten?” vroeg ik me stilletjes af. “Wat is dat nou voor populair managementtaaltje?” Aan de andere kant: de naam Leona maakte me wel nieuwsgierig.
Ik heb een nieuwe werkplek. Of had ik dat al eens verteld? Wat is dat toch met dat geheugen van mij? Doch waar had ik het over? Mijn nieuwe werkplek. Ik krijg veel fanmail van FOK!kers die nu wel eens willen weten wat het voor nieuwe werkplek is. Maar dat gaat jullie geen ene rattenreet aan. Ik ga hier niet mijn hele hebben en houwen op het internet zetten, zeg. Ik ben niet helemaal debiel. Maar ik ben toch ook waarlijk de beroerdste niet en zal voor mijn trouwe lezers een tipje van de sluier oplichten. Houd je vast!
Ik werk voor een grote organisatie die zich bezig houdt met dienstverlening aan mensen met een handicap. Zo, dat is er uit. Was dat even schrikken of niet?
Hoe kom ik zo aan die nieuwe werkplek, zul je je afvragen. Zijn jullie ook zo razend benieuwd? Blijf lezen! Een tijdje geleden kwam de Grote Regiomanager op mij af en zei: “bazbo, ik zoek iemand die stukken kan schrijven, iemand die mij kan ondersteunen bij administratief werk en die kan meedenken bij het maken van beleid. Ik heb jouw werk en kwaliteiten gezien en wil jou nu vragen: lijkt het je wat om mijn ondersteuner te worden?” En hoppa, daar was mijn nieuwe werkplek.
Leona. Wat een mooie naam. Het klinkt een beetje exotisch. In mijn gedachten kwamen de beelden van een mooie vrouw omhoog. Leona was lang, droeg een wijd luchtig jurkje van zwarte ruisende stof en haar lange donkere haren dansten in de zwoele wind. De lage zon maakte dat de gebronsde huid van haar zachte armen er nog gebronsder uitzag. Haar donkerbruine ogen deden me verlangen naar donkere opwindende zaken waar een getrouwde man van mijn leeftijd eigenlijk niet naar zou moeten verlangen.
Bibberend belde ik het nummer van de fysiopraktijk.
“Met bazbo,” zei ik onvast in de hoorn. “Ik wil graag een afspraak maken met Leona.”
Dat kon, sprak de receptioniste. Aankomende dinsdagmiddag om half vier. Ik legde neer. Een diepe zucht ontsnapte mij. Vervolgens maakte ik een rondedans door de woonkamer. Ik had een afspraakje met Leona!
Ik kreeg een heus eigen kantoor en ging als een gek aan het werk. Zes maanden heb ik gekregen om mijzelf te bewijzen. Dat is natuurlijk wel een lachertje. Een bazbo hoeft zich nóóit te bewijzen! Niettemin, stiekem vind ik het best wel spannend.
Als ik dan ’s avonds thuiskom, zoek ik wat ontspanning. En wat doe ik na het boodschappen doen, het koken, het dineren en de afwasmachine inpakken? Precies, dan ga ik lekker achter de pc in de woonkamer zitten en schrijf ik het ene meesterwerk na het andere. Op naar mijn volgende boek. En voor FOK! ook nog eens een wekelijks stuk. In al die tweeëneenhalf jaar dat ik voor FOK! schrijf, heb ik nog nooit verzaakt. Sterker nog, als er iets extra’s moet gebeuren in de columnhoek, dan maak ik iets extra’s. Ik ben er maar druk mee.
Vanmiddag mocht ik dan eerder weg naar mijn afspraak met Leona, de magische prachtvrouw. De hele dag was er niet veel van werken terecht gekomen. Niet alleen deden mijn hand en arm gruwelijk pijn, maar steeds dwaalden mijn gedachten af naar de mysterieus mooie vrouw die ik weldra zou ontmoeten. Hoe zou die therapie eigenlijk in zijn werk gaan? Ik had wel eens eerder fysio gehad, en toen stond ik in mijn onderbroek op een soort bal met mijn evenwicht te stuntelen. Zou Leona ook graag willen dat ik kleren ging uittrekken? Hoe liefdevol zouden haar handen over mijn hand, arm en schouder strijken? Zou ze me zachtjes toevertrouwen dat het allemaal wel weer goed zou komen, terwijl ze mij hypnotiserend aankeek met die diep donkere prachtogen van haar? Hoe voorzichtig zou ze de acupunctuurnaaldjes in mijn lijf steken? En als het tóch wat pijn deed, zou ze dan mijn wondjes likken? Ik kreeg het er warm van.
Het was dan ook warm buiten. Ik had mijn chique overhemd aan met een passend shirt eronder en een mooi jasje eroverheen. Dat was nu eenmaal de afspraak die ik had gemaakt met de Grote Regiomanager. “Representatief, bazbo!” had ze gezegd. “De knop moet om!” Ze doelde op mijn doorgaanse kledij: afgetrapte spijkerbroeken en t-shirts met de namen van mijn favoriete bandjes erop. En op mijn lange haar. “Ga je daar ook nog wat aan doen?” was haar vraag.
“Nee,” was mijn besliste antwoord geweest. “Ik wil het best netjes in een staart doen, maar er komt geen schaar aan te pas!” Een antwoord zoals het een bazbo betaamt.
Ik had het elastiekje uit mijn haar gepeuterd. Mijn lange lokken wapperden nu in de wind. Die had ik mee. Nog heel even en dan zou Leona mij in haar armen sluiten.
“Wat doe je voor werk?” vroeg ze.
Ik keek haar aan. Tegenover mij zat een kordaat vrouwtje met kortgeknipt blond haar en bleke huid. Haar gespierde armen deden me het ergste vermoeden.
“Ik heb een nieuwe werkplek,” vertelde ik. “Ik moet veel met een computer werken.” Ik vertelde maar niet dat ik ’s avonds thuis ook achter de pc zit en allerlei zemelverhalen over mysterieus mooie droomvrouwen schrijf.
“Goed,” zei ze. “Dan zal ik eerst je armspier masseren. Leg je arm maar op tafel.”
Ik had mijn jasje uitgedaan. Het overhemd had korte mouwen. Ik mocht verder alles aanhouden. Ze pakte mijn onderarm en drukte met twee duimen stevig op een spier net onder de elleboog. “Dit is ‘m, hè?”
Ik wilde het uitgillen van de pijn, maar een ware bazbo doet net of hij een stoere vent is. Ik knikte.
Toen bewoog ze haar twee duimen in ruige rondjes. Het leek wel of ze een taai brooddeeg stond te kneden. Pas na vijf minuten hield het op.
“En kijk eens hier,” zei ze, terwijl ze een doosje openmaakte. “Dit zijn acupunctuurnaaldjes. Ik steek er drie in de spier onder je elleboog, eentje aan de binnenkant van je arm en een in je hand.”
Ik slikte, keek even een andere kant op en hoopte maar dat ze voorzichtig te werk ging. Dat bleek vergeefse hoop. Ze jensde ze er zó in!
“Zo. Dat valt mee, hè? Dit moet er even twintig minuten in blijven zitten.” Toen liet ze me alleen. Twee keer kwam ze kort terug en draaide ze de naaldjes in het rond.
“Hoe was het?” vroeg Vrouwlief toen ik thuiskwam.
Ik vertelde hoe het allemaal in zijn werk was gegaan. “En het lijkt te werken. De pijn is nu al heel veel minder dan vóór die tijd vandaag.”
Ik met mijn grote mond altijd. Toen ik ’s avonds na het eten achter de pc ging zitten en de titel van dit verhaal intypte, schreeuwde ik de hele buurt bij elkaar. “Auw! Mijn klauw!”
Dit stuk is dan ook getypt met mijn grote teen.
Apeldoorn, juni 2009