Het went
Ik ben echt gezegend met vriendinnen zoals Daisy en Vanessa. We hebben veel contact via Facebook en ze nemen me vaak mee uit. Zelf durf ik niet zo goed alleen te gaan, dus als ze me vragen ga ik maar wat graag mee.
Waar waren we nou laatst? Het was zo’n tent met voorin een cafégedeelte en achterin ruimte om te dansen. Ik vind dansen fijn, maar ben er niet goed in. En als die twee meiden erbij zijn, dan is het toch leuker om te kletsen. We bleven dus voorin de kroeg zitten. Daar was het best druk; alle tafeltjes waren bezet. We gingen bij de bar hangen. Er was nog een kruk leeg en die pakte ik.
Vanessa ging gelijk aan de wijn. Ha, ze lust ‘m graag. Daisy was vanavond de Bobbin, dus die bestelde een glas water. En ik? Ik drink niet zo heel vaak. Soms pak ik een biertje en heel af en toe een goede whisky, maar nu had ik gewoon zin in cola.
We kletsten en lachten. Toen Vanessa haar derde wijn had gekregen,
vroeg ze of we met z’n allen gingen dansen. Daisy knikte, maar ik was
niet zo in de stemming. ‘Ga maar,’ zei ik. Of ik het niet vervelend vond
om alleen te zitten. Nee hoor, er was genoeg te zien. Er kwamen
regelmatig leuke jongens voorbij. Daar gingen ze. Dahaag.
Ik nipte van mijn cola en legde een elleboog op de bar. ‘Zo, hallo,’ hoorde ik rechts naast mij. ‘Wie we daar hebben.’
Ik keek half op. Het was een knul en hij had het tegen mij. ‘Ik geloof niet dat ik je ooit eerder heb gezien,’ zei ik.
‘Maar nu wel,’ was zijn antwoord.
Ik
bekeek hem eens. Hij was lang, droeg een wijde sportbroek en een wit
shirt. Op zijn kin zag ik een beginnend baardje. Wel schattig. Verder
blauwe ogen die me indringend aankeken. Zijn haren stonden omhoog, maar
het was boven zijn oren en achterop zijn hoofd heel kort geschoren. Wat
een jochie. Ik keek weer voor me.
‘Nou moet je niet zo arrogant doen,’ hoorde ik hem zeggen.
‘Arrogant?’ vroeg ik. ‘Dat maak jij ervan. Ik ben alleen niet geïnteresseerd.’
‘Je kent me geeneens.’
‘En jij mij wel? Met je: wie we daar hebben?’
Hij lachte. Wat nu volgt, is een sterk staaltje kroegpraat.
‘Wat lach je?’
‘Ik hou daar wel van, zo’n wijffie dat van zich af bijt.’
‘Wijffie?’
‘Hoe wil je dat ik je noem?’
‘Het gaat je niet zo goed af, hè?’ vroeg ik.
‘Wat? Hoe bedoel je?’
‘Contact maken.’
‘We hebben toch contact?’
‘Dat is waar,’ lachte ik. ‘Vooruit: je mag me Reina noemen.’
‘Ik heet Jos.’ Ook dat nog.
‘Dag Jos.’
‘Wil je iets drinken? Biertje?’
‘Nee, dank je. Ik heb nog cola.’
‘Ben je alleen?’
‘Nee.’
‘O. Is er een vriendje?’
‘Nee. Ik ben met twee vriendinnen.’
‘Zijn die net zo knap als jij?’
‘Ze zijn nog knapper dan ik.’ ’s Kijken hoe hij hier mee omging.
‘Waar zijn ze dan?’
‘Op de dansvloer.’
‘Moet jij niet dansen?’
‘Nee. Even geen zin in. Jij dan?’
‘Ze draaien kutmuziek, vanavond.’
‘Jij komt hier kennelijk vaker?’
‘Ik ben kind aan huis. Bijna alle avonden tref ik hier m’n maten.’
Ik trok mijn wenkbrauwen omhoog.
‘Ik ben geen homo of zo, hoor.’
‘Zei ik dat dan?’ vroeg ik.
‘Nee, maar zo keek je wel.’
Ik wilde me weer naar de bar draaien, maar hij vroeg: ‘Hoe oud ben je?’
‘Is dat belangrijk?’
‘Niet echt.’
‘Nou dan. Hoe oud ben jíj?’
‘Achttien.’
Ik lachte.
‘Wat?’
‘Zoiets vermoedde ik al.’
‘Hoezo? Hoe oud ben jij dan?’
‘Dat was toch niet echt belangrijk?’
‘Klopt. Jij bent een vreemde, weet je dat?’
Ik keek hem weer aan. ‘Dank je,’ zei ik.
‘Nee, echt.’ Hij kwam dichterbij mij staan. ‘Je maakt me nieuwsgierig.’
‘O? Hoezo dat?’
‘Gewoon. Je bent aantrekkelijk.’
‘Tweeëntwintig. Ben ik te oud voor je?’
Even
was hij stil. Als hij ging zeggen dat je het op een oude fiets moet
leren, dan had hij ruzie. ‘Nee.’ zei hij. ‘Leeftijd doet er toch niet
toe?’
‘Je lijkt me een verstandige jongen,’ zei ik.
‘O ja?’ vroeg hij. ‘Waar maak je dat uit op?’
‘Ik
moet even plassen,’ zei ik. Een beetje onhandig gleed ik van mijn kruk.
Dat doe ik altijd. De jongen zette grote ogen op. Dat doen ze altijd.
‘Schrik je?’ vroeg ik.
De jongen keek een andere kant op. ‘Laat maar,’ zei hij. ‘Ik moet weg.’ En weg wás hij.
Ja, ik glijd raar mijn barkruk af. Ik ben dan ook nogal spastisch.
Vooral links is het goed zichtbaar. Ik trek met mijn linkerbeen. Tijdens
het lopen kan ik mijn knieën niet zo ver uit elkaar doen en dus beweeg
ik nogal vanuit mijn heupen. Dan wiebel ik dus heel erg met mijn kont.
Ik weet dat veel kerels dat op zich wel leuk vinden, maar zoals ik het
doe is het vast veel te overdreven voor hen. Dingen pakken met mijn
linkerhand gaat me ook niet zo goed af. Als ik een glas drinken wil
inschenken, dan gaat het nog wel eens mis. De huidige flessen cola zijn
vaak die van anderhalve of twee liter en die moet ik met twee handen
vasthouden. En dan heb ik niet echt een vaste hand. De rommel op het
aanrecht is niet te overzien. Maar het went.
Ook in mijn gezicht kun
je het merken, als je aan mijn linkerkant staat. Ik trek soms met een
mondhoek en ik slis en lispel wat. Als ik je iets enthousiast wil
vertellen of als ik heel gespannen ben, kun je beter een stukje uit de
buurt blijven, want ik spuug je aardig onder. ‘Je spreekt vloeibaar
Nederlands’ is wel de oudste grap die ik ken. Maar het went.
Ondanks
mijn beperking zit ik toch lekker in mijn vel. Ik ben verder gewoon goed
in de kop, woon zelfstandig, red mezelf goed, heb een deeltijdbaantje
op een kantoor en mag me gelukkig prijzen met meiden zoals Vanessa en
Daisy, die me af en toe meenemen voor een avondje stappen.
Toch verlang ik wel naar iets meer in het leven. Een leuke jongen, die teder en lief voor me is. Die me vasthoudt en warm wrijft als ik het koud heb (en dat is nogal vaak). Die samen met mij lacht en die de traan van mijn wang veegt als ik me moedeloos voel. Andersom kan ik het niet doen, want met die grove motoriek van mij krab ik zijn hele wang open. Als hij wil knuffelen, zal ik handschoenen aan moeten trekken. Lach maar. Doe ik vaak ook. Maar ondertussen blijf ik verlangen. Noem me naïef. Soms ben ik eenzaam en voel ik me onbegrepen. Dat went nooit.
Maar goed, ik ging dus plassen. Waar waren de toiletten? Dat zul je
altijd zien: helemaal achterin de kroeg. Uiteindelijk vond ik ze. Toen
ik mijn handen waste en in de spiegel keek, slikte ik een traan weg.
Diepe zucht. Tegen mezelf zei ik maar weer eens dat het went. Ik lachte
naar mijzelf en vond mijn scheve mond mooi.
Ik ging het toilet uit
en zag Vanessa en Daisy op de dansvloer staan. ‘Kom je ook?’ gilden ze.
Ze trokken me ieder aan een hand mee. Vooruit dan maar. We dansten en
lachten.
Door het dansende volk heen zag ik plots Jos. Hij stond aan
de kant en met een elleboog stootte hij een andere jongen naast hem
aan. Ze keken naar ons. Er kwamen nog twee andere knullen bij staan. Jos
wees. Ze moesten lachen. Ik had geen zin meer in dansen en draaide me
om.
Daisy en Vanessa hadden gemerkt wat er aan de hand was. We hadden
zoiets wel vaker meegemaakt. Ik wilde geen spelbreker zijn en gebaarde
dat ze konden blijven dansen als ze dat wilden.
‘Ben je gek?’ riep Daisy. ‘Voor ons is de lol er ook af, hoor.’
Ik
gaf ze beiden een kus. Toen keek ik verleidelijk naar de vier jongens.
Wie weet zouden ze denken dat we een triootje waren. Whatever.
We gingen terug naar de bar. Mijn kruk was nu bezet, dus moest ik blijven staan. Vanessa haalde nieuwe drankjes.
Terwijl
ik voorzichtig een slokje van mijn cola nam, merkte ik dat er mensen
naar ons toe kwamen. Het was Jos met zijn drie vrienden in zijn kielzog.
Van een afstandje bleef hij staan kijken. Z’n maten keken met hem mee.
‘Je
was toch zo nieuwsgierig naar mij?’ vroeg ik hem. ‘Je mag heus wel
dichterbij komen en met mij praten, hoor. Dan kun je het gelijk goed
zien.’
Hij keek om naar zijn vriendjes, lachte stoer en kwam toen
naar mij toe. ‘Ik heb vroeger paardrijles gehad,’ zei hij. ‘Maar nu ben
ik te groot voor zo’n oud hobbelpaard.’
‘Stakker,’ sliste en
lispelde ik. Mijn spuug spoot over zijn sportschoenen. Toen gooide ik
mijn arm omhoog. De inhoud van mijn glas cola kwam recht in zijn
gezicht.
‘Wat flik je me nou?’ brulde hij. Vanessa en Daisy lachten hardop.
‘Oeps,’ zei ik. ‘Sorry. Spasme. Kon ik niets aan doen.’
Die gast droop af. Letterlijk.
Soms, hè? Soms voel ik me heel sterk. Alsof het went.