Apeldoorn, maart 2022
De precieze dag is me even ontschoten. Hij probeerde wat onopvallend te doen, maar ik zag hem heus wel. Het was het einde van mijn ronde hardlopen en ik was bezig met afkoelen. In een rustige looppas liep ik het laatste stukje door het stadspark. Het was koud; de weinige beplanting was bedekt met een wit laagje ijs. Drie graden zou het vriezen vannacht. In de verte, van achter de hoogbouw, kwam het ochtendlicht tevoorschijn.
De man stond tussen de struiken langs het wandelpad. Ik herkende hem gelijk; ik kwam hem wel vaker tegen hier in het centrum van ons zo majestueuze Apeldoorn. Hij stond gebukt en keek om zich heen op de grond. Kennelijk hoorde hij mij aan komen lopen, want hij kwam overeind en keek mijn kant op.
‘Goedemorgen,’ zei ik in het voorbijgaan. Ik hoorde hem iets zeggen, maar wat, dat kon ik niet verstaan.
Een half uur later, even voor zeven, zat ik fris gedoucht achter mijn laptop. Er was weer van alles te doen. Vandaag was de thuiswerkdag. Twee dagen in de week ga ik met de niet meer stinkende streekbus (want elektrisch) naar de werkplek; een of twee andere dagen werk ik thuis. Vandaag, dus. Ik had muziek vol atmosferisch gepingel opgezet en in alle rust begon ik aan de dingen die er vandaag te doen waren. Uitdenken, regelen, schrijven. De uren vlogen om. Dat krijg je als je lekker geconcentreerd zit te werken. Tegen tien uur plopte er iets op het beeldscherm op: ‘Pauze!’
Op een bepaalde ochtend in de week is er een kleine markt gaande enkele straten verderop. Daar liep ik heen. Ik kocht vers fruit, wat kaas en een mooi desembrood. Allemaal biologisch natuurlijk, want het is een biologische markt. Geen gif in mijn lijf. Toen wandelde ik door het zonnetje weer terug.
Verhip, wie stond daar nou op de hoek van de straat? Diezelfde meneer. Nu niet voorovergebogen tussen de struiken, maar breed om zich heen speurend. Bij daglicht zag ik goed dat zijn broek bevuild was en dat er gaten in zijn schoenen zaten. Hij krabde in zijn baard van dagen. Wat zocht hij? Zou ik hem de weg naar het slaaphuis wijzen? Dat is niet ver hier vandaan. De man keek mij aan en knikte. Toen draaide hij zich om en liep al om zich heen kijkend van mij vandaan.
Ik werkte nog even door. Overleg, uitwerken, acties uitzetten. Tot er opnieuw een pauzebericht in mijn beeldscherm verscheen. Half een. Lunchtijd. De Vrouw was naar het werk, dus maakte ik een paar boterhammen voor mijzelf. Van dat stevige desembrood met pompoenpitten erin hoef je maar een paar plakken voor een zeer verzadigd gevoel. Wat van die kaas erop, paar toeven sla en happen maar. Twee mandarijnen als toetje. Zeer lekker. Ik waste de weinige afwas af, trok mijn jas aan en ging naar buiten.
Iedere dag maak ik een wandeling, ook als ik op de werkplek ben. Het is belangrijk om even van die werkplek af te zijn en het hoofd leeg te maken. Weer of geen weer. Nu was het weer. Zonnig.
Ik liep een rondje langs het Apeldoorns kanaal. Dat is op een steenworp afstand van mijn huis. Een mooi wandelpad loopt er langs beide oevers. Tussen het riet zitten de wilde eenden, meerkoeten en waterhoentjes. Twee grote zwanen zwommen met de stroom mee. Langs het pad ook bankjes, waarop ouderen uitrustten, de rollator naast zich.
Verhip, kijk nou. Daar had je diezelfde meneer weer. Hij stond op een kleine vissteiger en tuurde over het water. Ik probeerde te ontdekken waar hij nou precies naar keek, maar het leek wel of hij het hele wateroppervlak af zocht. Wel zag ik dat zijn lange regenjas aan de onderkant gerafeld was. De jas wapperde in de wind, net als zijn lange, wit wordende haren. Plots draaide hij zich om. Ik keek snel voor me en liep door. Ginds even de brug over en dan aan de overkant weer terug.
In de middag is het gelukkig wat rustiger op het werk. Dan heb ik volop de gelegenheid om dingen uit te werken en uit te schrijven. De vele overleggen plan ik liever in de ochtend, dan heb ik de meeste energie. In de middag kak ik vaak wat in; het resultaat van een fikse psychische tik die ik dik acht jaar geleden onderging. Tot op de dag van vandaag heb ik moeite met het verdelen van alle energie over de dag, maar over het algemeen lukt me dat heel aardig.
Half vijf sloot ik af. Ik pikte de krant uit de brievenbus, las kort de koppen en ging toen het avondeten voorbereiden. Wacht, daar had je De Vrouw terug van haar werk. Dag schat, hoe was het? Ja, ik ook lekker gewerkt. Ik maak iets met bloemkool, zal ik die grandioze salade van bloemkool met mango en linzen weer eens maken? Ja, goed idee. Barst, de blikken linzen zijn op.
Gelukkig is er een supermarkt op vijf minuten loopafstand. Met de auto doe je er langer over. Daar komt bij: als ik met de auto zou willen, dan zou ik eerst een auto moeten kopen en nog weer eerder rijles moeten nemen, want ik kan helemaal niet autorijden.
Ik liep door de leeglopende winkelstraat. De meeste zaken gingen sluiten; de supermarkt is open tot acht uur. Tot dat tijdstip staan er bij de ingang vaak allerlei lui. Het zijn veelal daklozen die daar altijd staan en het zijn vaak dezelfde. Nu stond er ook iemand anders bij. Ik herkende hem aan de gaten in zijn schoenen, zijn bevuilde broek en de rafels aan zijn lange regenjas. Hij besteedde geen aandacht aan de anderen die bij de ingang hingen, maar was druk tussen de gestalde fietsen. Gelukkig leek hij niet geïnteresseerd in de fietsen zelf, maar meer in wat er tussen de wielen op de grond lag. Af en toe pakte hij iets op: een blik, een leeg plastic zakje, een oud mondmasker. Hij bekeek het even, gooide het ook weer van zich af en zocht verder. Ik ging de winkel in op zoek naar een blik linzen.
Zo, dat smaakte weer voortreffelijk. De salade maak je in een braadslede in de oven. Eerst de bloemkoolroosjes met rode ui, aan het eind de mango en de linzen erbij. Goddelijk. Help me herinneren dat ik het recept eens deel. De afwas was weer snel gedaan. Nu nog even de uitpuilende afvalbak legen. Ik stopte alle plastic in een tas en haalde de emmer met groenafval uit het keukenkastje. De containers staan niet ver van mijn woning vandaan, dus dit was een klusje van niks.
Ondanks dat de straatverlichting was aangegaan, bleek het toch nog vrij donker bij de groencontainer. Ik legde mijn pasje op de scanner en er klonk een klik. Met mijn ene hand duwde ik de container open en met mijn andere hand zwaaide ik de emmer omhoog. Hoppa, handige beweging: alle groenafval in een keer in de bak. Container dicht. Klaar. Ik draaide me om en liep terug.
Beweging in de prikkelstruiken. Daar zat iets. Het was niet iets. Het was iemand. De iemand bleek op zijn knieën te liggen en stond nu op. In het weinige licht zag ik dat er zand in zijn baard en dorre bladeren in zijn lange haren zaten. Hij leek me te hebben opgemerkt.
‘Goedenavond,’ groette ik.
Hij keek me aan. ‘Goedenavond,’ zei hij.
‘Wat zoekt u toch?’ vroeg ik hem.
‘Hetzelfde als jij.’
‘O?’ Wat wist hij dat ik niet wist? En nu moest hij niet aan komen zetten met wijsneuzerigheden als De Zin Van Het Leven of Het Geheim Van De Vrouw of zo, want dan zouden er klappen gaan vallen. ‘En wat is dat dan?’
De man keek op, zag me diep in de ogen en zei: ‘Een pointe.’
–
Apeldoorn, maart 2022