Welkom in Apeldoorn
Dames en heren,
Hartelijk welkom in de mooiste stad van Nederland. Of nee, de mooiste stad van de hele wereld.
Natuurlijk, ik hoor nu alweer mensen roepen dat Apeldoorn geen stad is, omdat het geen stadsrechten heeft.
Laat ik dan vooraf één ding duidelijk stellen.
(Met deze column verwelkomde bazbo de gasten tijdens de FOK!columnisten-voorleesvoorstelling op zondagmiddag 24 januari in Art Café ‘Sam Sam’ in Apeldoorn.)
Dames en heren,
Hartelijk welkom in de mooiste stad van Nederland. Of nee, de mooiste stad van de hele wereld.
Natuurlijk, ik hoor nu alweer mensen roepen dat Apeldoorn geen stad is, omdat het geen stadsrechten heeft.
Laat ik dan vooraf één ding duidelijk stellen. Ik ga géén discussie aan over de volkomen gedateerde erfenis van het feodale stelsel! Als je anno 2010 nóg niet begrijpt dat je aan het meten bent met totaal niet meer aan de orde zijnde maten uit de middeleeuwen, dan is het droevig met je gesteld!
Stadsrechten waren in het middeleeuwse Europa bijzondere rechten en privileges die aan een plaats werden toegekend. Juist omdat een dorp stads werd, kreeg het die rechten. Met het verdwijnen van het feodale stelsel en het toenemende belang van de centrale (rechts-)staat kwam er in 1582 (!) ook een einde aan het stadsrecht. De laatste stadsrechten werden in 1825 verleend aan Delfshaven, maar deze waren toen al puur symbolisch van aard. Dit zou betekenen dat tegenwoordig geen enkele plaats nog stad zou kunnen worden. Daarom moet je niet langer kijken naar de historische betekenis van het begrip ‘stad’, maar veel meer naar de geografische, culturele en economische kant van de zaak.
Want wat zijn, kijkend naar die aspecten, de kenmerken van een stad? Precies: veel inwoners, hoogbouw, industrie, handel, culturele activiteiten, noem maar op. En dat heeft Apeldoorn allemaal. Dus verder geen gelul.
Een heel andere discussie is die of Apeldoorn ook maar íéts voorstelt. Wat dat betreft is mijn antwoord een volmondig: “Nee.” Laten we wel wezen: Apeldoorn is heel verschrikkelijk.
Als u hier naar links kijkt, bijvoorbeeld, dan ziet u het centrum van onze metropool. Het hart van Apeldoorn bestaat uit één winkelstraat met wat zijsteegjes, één Raadhuisplein en één Marktplein. In die winkelstraat zijn filialen van winkelketens die u ook bij u in uw eigen dorp of stad zult aantreffen. Dus daarvoor hoeft u niet naar Apeldoorn te komen. Het Raadhuisplein, hier recht voor u, wordt voornamelijk gebruikt door kerkelijke genootschappen om de zieltjes van nietsvermoedende voorbijgangers te winnen. En op de markt is het op zes van de zeven dagen in de week doodstil.
Apeldoorn heeft dan ook absoluut niets grootstedelijks. Onze zaterdagmarkt mag dan de grootste van heel Nederland zijn; laten we er maar eens overheen lopen en luisteren naar wat de plaatselijke bevolking zegt. Versta jij het? Ik niet!
Op het gebied van uitgaan is Apeldoorn een regelrechte ramp. Het aanbod van uitgaansgelegenheden bestaat uit één plein met suffe kroegen – het Caterplein (de naam zegt het al), één theater Orpheus (niet achterom kijken, want dan stort het in), één cultureel centrum en één bioscoop. Op de uitgaansavonden is het dan ook een drukte van belang op de uitvalswegen naar Arnhem, Amersfoort, Deventer, Zutphen, Zwolle en Amsterdam.
De jaarlijkse evenementen hier zijn ook een lachtertje: een bierproeverijtje op het Marktplein, het Jazz in the Woods festival (ieder jaar waarschuwt het Apeldoorns sufferdje dat het de laatste editie is), de Harley Davidsondag (“Help help! Mijn hele dorp vol langharig tuig!”), het Drakenbootfestival (Jaja, wat een lol!) en Koninginnedag. Op Koninginnedag kom ik straks nog even terug.
We gaan nu een kijkje nemen bij de toeristische attracties van onze wereldstad. Allereerst hier aan uw linkerzijde de Apenheul. Ik ga daar geen flauwe grappen over maken; daar bent u zelf veel beter in. Dan hier rechts familiepretpark Koningin Julianatoren. Daar zijn de topattracties nog altijd dezelfde als toen ik vijf jaar was. Het enige leuke van het park is dat de koffie en de thee er gratis zijn. Wat hebben we verder nog aan trekpleisters? Precies, kijkt u weer naar links: paleis Het Loo.
Het is een raadsel waarom die Willem 4711 nou juist hier ooit zijn jachthuisje kwam bouwen. Na hem werd het paleis bewoond door een hele zwik stadhouders, koninklijke figuren en andere malloten.
Wereldberoemd zijn de tuinen van Het Loo. Ze zijn ontworpen naar het voorbeeld van die van Versailles. Belachelijk! Als ik de tuinen van Versailles wil zien, dan ga ik naar Versailles en natuurlijk nóóit naar het door Darwin in een onbewaakt moment op de kaart gekakte gat als Apeldoorn!
Het ruige Veluwse woud ligt die Oranjes na aan het hart. Wilhelmina heeft als laatste op Het Loo gewoond en heeft in de bossen haar schilderijtjes geklodderd. Willem-Alexander heeft in diezelfde Kroondomeinen menig hert omgelegd. Pieter en Margriet daarentegen wilden niet op Het Loo wonen; ook niet in het Kleine Loo. Zij kamperen in een bungalowtje ergens in de buurt. Zó leuk is dat paleis dus kennelijk ook weer niet.
Wat is dat toch dat Apeldoorn zonodig de historie steeds meer aan het koesteren moet? Hier waar wij nu staan, hier ergens onder de grond van Apeldoorn stroomt ‘De Grift’, één of andere meurende sloot. Ik zou zeggen: “Blij dat het riool ondergronds is,” maar nee, de Gemeente wil ‘De Grift’ weer boven de grond zien te krijgen. Als je straks boodschappen komt doen in het stadscentrum, dan loop je kans dat je met de veerpont naar de overkant van ‘De Grift’ moet om daar naar de Blokker te kunnen.
Het Apeldoornsch Kanaal moet weer bevaarbaar gemaakt. Onbegrijpelijk. We hadden toch niet voor niets wégen aan laten leggen?
Wat stelt Apeldoorn nou voor in de Vaderlandsche geschiedenis? Helemaal niets. Er gebeurt hier ook helemaal niets. Ja, als een roekeloze automobilist op een landelijke feestdag zijn auto ruig parkeert tegen een historisch paaltje, dan gaat dat als groot nieuws de hele wereld over. De keerzijde is: Koninginnedag 2009 heeft laten zien dat een stad kan huilen; een stad kan bloeden; dat weet ik nu.
Vóór de jaren zestig was Apeldoorn een totaal onbekend gehucht dat bestond uit een kerk, een kroeg en een stuk of wat boerderijen. Pas in de jaren zestig begon de groei. Enkele grote bedrijven en overheidsinstellingen kwamen zich hier vestigen: TNO, Philips, Centraal Beheer en de Belastingdienst. Vraag me niet waarom. Zo kwamen er mensen uit het hele land in Apeldoorn wonen, omdat men toen nog vond dat je dicht bij je werk moest wonen. (Kom daar nu maar eens om, stelletje fileveroorzakers! ‘De file, dat ben je zelf!’) En als er mensen op een kluitje wonen en werken, is dat weer aantrekkelijk voor wéér nieuwe bedrijven en bewoners van buitenaf. Het resultaat is wat u hier nu voor u ziet: dat het grootste gedeelte van het Apeldoornse grondoppervlak is volgebouwd met afzichtelijke nieuwbouwwijken en grauwgrijze bedrijventerreinen.
En jaja, en Apeldoorn heeft ook een aantal beroemde Nederlanders voort- en ondergebracht. Ik noem een Sylvester (van Arie), een Hennie Stoel, Henk Pleket (van de Havenzangers), Ronnie Tober en Joop Braakhekke. ’t Is maar waar je trots op wilt zijn.
Volgens mij is Apeldoorn ook de enige gemeente in Nederland waar bij de spoorwegovergang van een enkel spoor nog het blauwe bord hangt: “Wacht tot het rode licht gedoofd is; er kan nóg een trein komen.” Freek de Jonge zou zeggen: “We hebben wel twéé treinen in Apeldoorn!”
Ondanks alles ligt dit kutdorp mij na aan het hart. Hier ben ik geboren en getogen. Hier zette ik mijn eerste stapjes en zoals het er nu naar uitziet wil ik hier ook mijn laatste adem uitblazen. Apeldoorn is het decor van al mijn doen en laten en verhalen. Alleen al daarom is het de mooiste stad van Nederland. Of nee, de mooiste stad van de hele wereld. Zeg dat ik het gezegd heb. Het is mijn Apeldoorn. Dat iedereen er met z’n póten vanaf blijft!
Apeldoorn, januari 2010
(Met deze column verwelkomde bazbo de gasten tijdens de FOK!columnisten-voorleesvoorstelling op zondagmiddag 24 januari in Art Café ‘Sam Sam’ in Apeldoorn.
Een dag later las hij hem voor in de uitzending van FOK!radio.)
(Foto: Luuk Langereis)