bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

14-09-2023

Hoog tijd voor een kroegverhaal (34)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2023 — bazbo @ 01:00

Ik loop langs de toog.
‘Wat mag het zijn?’ vraagt barman Bert.
‘Effe niks,’ zeg ik. ‘Ik kom zo wel wat bij je halen.’
Iets verderop staat een tafel. Op de bank erachter ga ik zitten, met mijn rug leunend tegen de muur. Zo heb ik goed uitzicht op de rest het café. Tegenover mij staan een paar stoelen aan tafel en ginds is de toog. Het is leeg in café De natte krakeling.

Maar plots! Wat gebeurt daar nou? Je raadt het nooit. De deur van het café gaat open en er komt iemand binnen. Het moet niet gekker worden hier. Het personage komt naar mijn tafel toe gelopen.
‘Zal ik bij jou komen zitten?’ vraagt het meisje. Ze is lang en slank, draagt een wijde, legergroene en nonchalante broek met daarboven een strak zwart truitje. Haar lange haren heeft ze in een paardenstaart. Ze kijkt me glimlachend aan met een vriendelijke blik in haar ogen.
‘Dat mag,’ zeg ik. ‘Al heb je mijn toestemming niet nodig. We leven in een vrij land, dus je mag gaan en staan én zitten waar je wilt. Maar elders is toch nog genoeg plek?’
‘Wil je liever dat ik ergens anders ga zitten? Als je liever alleen bent. Of wacht je op iemand?’
‘Nee, dat allemaal niet. Ik ben over het algemeen wel graag alleen, maar doorgaans gaat men naar een café om anderen te ontmoeten en te spreken. Ik wacht niet op iemand in het bijzonder. En nee, ik heb liever niet dat je ergens anders gaat zitten.’
‘Mooi,’ zegt ze. Ze pakt een stoel en schuift aan.

‘Welkom,’ zeg ik. ‘Wil je iets drinken?’
‘Nee, dank je. Ik heb geen dorst.’
‘Dat kan, al is het niet gebruikelijk in een café. Zelf vraag ik altijd om water, uit de kraan. Kost vaak niets. Bij nader inzien zie ik het vreemde er niet van dat iemand niets drinkt in een café. Hoe vaak loopt een mens niet een klerenwinkel binnen om slechts te kijken en te passen en vervolgens met lege handen weer naar buiten te gaan?’
‘Precies.’ Ze knikt me vastberaden toe. ‘En er hangen hier geen bordjes met: consumptie verplicht.’
‘Mooie tattoo,’ zeg ik.
‘Ik heb helemaal geen tattoo.’
‘Inderdaad, nu je het zegt. Vandaar dat ik het zo mooi vind.’
‘Dank je.’ Ze bloost. Ik vraag me af waarom. ‘Maar als ik wel een tattoo had gehad en die zou bijvoorbeeld onder mijn truitje zitten, dan had je zeker gewild dat ik dat truitje omhoog zou doen om je mijn tattoo te laten zien?’
‘Wat een wantrouwen in de goede bedoelingen van een eerzame burger,’ zei ik.
Ze grinnikt.
‘Hoe heet je?’
‘Lieke.’
Ik denk: I like Lieke.
‘En jij?’
‘Bas.’
‘Dan is het in het Spaans: Bas y Lieke.’
‘Ja?’
‘Vat je ‘m?’
‘Valt er wat te vatten?’
‘Bas y Lieke. Basiliek.’
‘Ach zo.’
Ze lacht.
Ik lach met haar mee, ook al vat ik ‘m nog steeds niet.
‘Je vat ‘m nog steeds niet, hè?’
‘Is dat erg, Lieke?’
‘Nee. ’t Was ook wel een stomme associatie.’
‘Weet je,’ zeg ik, terwijl ik mijn hand leg op haar blote bovenarm die op tafel ligt, ‘dat geeft niet. Soms zeggen we stomme dingen. Ik doe de hele tijd niet anders.’
‘Ik heb nog niks stoms van jou gehoord.’
‘Maar je kent me dan ook nog niet zo lang.’
‘Da’s waar.’ Ze knikt weer. ‘Je kijkt trouwens alsof je dat jammer of raar vind. Had ik je moeten kennen? Je komt me wel bekend voor. Kom je hier vaker?’
‘Nee, dat niet.’
‘Wat dan wel? Je bent toch geen bekend persoon of zo, hè? Want ik lees geen kranten en zit ook niet op Feestboek.’
‘Ik heb ook geen Feestboek, maar ik lees wel kranten – hoewel, ook niet allemaal, eentje maar – en zo heel bekend ben ik nu ook weer niet.’
‘Waar zou ik je van moeten kennen?’ Lieke werd weer een beetje rood in haar gezicht.

‘Ken je hem niet?’ Het is Bert, de uitbater van dit café. ‘Kijk dan maar uit.’
‘Barman Bert,’ zeg ik. ‘Wij willen niets drinken, dank je.’
‘Maar nu wil ik wel weten,’ zegt Lieke tegen Bert, maar wijzend op mij, ‘waar ik hem van zou moeten kennen.’
‘Schrijver,’ zegt Bert kortaf. Hij loopt door.
Lieke kijkt me aan. ‘Och ja, nu hij het zegt… nu valt het kwartje. Je bent die schrijver.’
‘Goed geraden!’
‘Sorry.’ Ze bloost weer en wendt haar blik naar het tafelblad.
Ik leg mijn wijsvinger onder haar kinnetje en duw haar gezicht weer omhoog, zodat ik haar kan aankijken. ‘Waarom moet jij je verontschuldigen voor iemand die je niet goed kent? Nergens voor nodig.’
Ze lacht. Gelukkig. Dan veegt ze met een hand haar lange donkerblonde haren uit haar gezicht. ‘Waarom moet ik uitkijken voor jou?’
‘Ik ben die schrijver, weet je.’
‘Dat snap ik niet.’
‘Mag ik vragen hoe oud je bent?’
‘Ja hoor, dat mag.’
Nog voor dat ze verder antwoord kan geven, zeg ik: ‘Fijn. Dan ga ik je vragen hoe oud je bent. Daar komt-ie, hoor. Hoe oud ben jij?’
‘Haha,’ lacht ze. ‘Jij bent een rare.’
‘Dat is geen antwoord,’ zeg ik.
‘Twintig.’
‘Twintig,’ herhaal ik. ‘Oei. Maar het geeft niet.’
“Oei? Val ik je tegen? Je kijkt bedenkelijk.’
‘Nee, tegenvallen is het niet. Ik noem je in mijn hoofd en verhaal steeds meisje, maar met twintig ben je een vrouw.’
‘Een jonge vrouw, mag dat ook?’ lacht ze.
‘Van mij wel. Maar ik ben een oude man en voor mij is iedere vrouw onder de vijfenveertig een meisje.’

Och, opeens is ze even afgeleid. Het meisje pakt haar telefoon en kijkt ernaar. Ze glimlacht en begint op het apparaatje te tikken. Iets maakt haar blij. Een berichtje van iemand, een foto, een filmpje? Ik zie haar stralende gezicht en haar lach en ik word een beetje weemoedig.
Ze kijkt op. ‘Hé, wat is er?’ vraagt ze. ‘Ben je oké?’
‘Ja, het gaat,’ zeg ik.
‘Wat was er dan?’
‘Ach, ik ben een oude man en ik word soms wat melancholiek of nostalgisch.’
‘Hoe komt dat nu dan?’
Ik wil haar geen schuldgevoel aanpraten of opdringen. Het komt ook niet door haar maar dat komt het wel.

Ik kende Dorien van de kerk. We hadden samen Communie gedaan en soms zagen we elkaar op het kerkplein. Ze praatte veel en ik durfde niets te zeggen en ze had een wat bleek en spichtig sproetensnoetje en een bos grove krullen. Met haar witte tanden en de stralende lach stond ze voor me te praten over van alles. Ze zei het nog niet, maar ik wist dat ze me leuk vond en ik vond haar nog veel leuker.
Maar ik zat in tweestrijd. Irene, mijn nicht uit Canada logeerde bij ons. Ze was lang en slank en had heel lange steil donkerblonde haren tot op haar kont en oneindig lange benen en ze droeg hotpants. Mama fluisterde tegen me dat ze ‘ordinair’ was, maar ik vond haar heel mooi. Twee problemen: ik sprak geen woord Engels en zij was achttien en ik elf jaar jonger. Een paar weken geleden ontmoette ik Irene weer en ook nu wist ik nauwelijks wat te zeggen ondanks dat ik nu wél Engels spreek. Ze is nog altijd een mooie vrouw, al zal ze nu bijna zeventig zijn.
Ik denk terug aan een recent filmpje dat ik onlangs online zag, beelden van Garth Hudson, de oude pianist van de band The Band. In het filmpje zit hij achter de piano, voorover gebogen, kalend maar met grijze halflange haren in zijn nek. Zijn bewegingen lijken onvast, maar hij speelt een jazzy en bluesy geïmproviseerd stuk als vanouds zo soepel en het is fantastisch en ik kijk naar de hoogbejaarde man en ik denk aan Dorien en Irene en het ontroert me en ik word verschrikkelijk emotioneel.


Plots schrik ik op. De stoel tegenover mij is leeg. Ik voel beweging naast mij. Ik kijk naar rechts van me. Daar zit het meisje dat Lieke heet. Ze is naast mij op de bank gekropen.
‘Och,’ zegt ze zacht. Ze legt haar rechterhand op mijn linkerwang. ‘Je huilt.’ Voorzichtig veegt ze de traan weg.
Ik zeg: ‘Ik ben gewoon een oude, sentimentele zeikerd.’ Met mijn jochiesverliefdheid.
Ze lacht zo mooi en slaat haar beide armen om mij heen en legt haar hoofd tegen mijn schouder.
Ik wroet met mijn neus in haar haren en druk er een kus in. Lang mag het niet duren. Ik duw haar een beetje van mij af, kijk haar aan, pak haar handen en zeg: ‘Ik moet gaan.’
‘Oh, jammer. Is het al zo laat?’
‘Nee, laat is het niet,’ zeg ik. ‘Maar het is hoog tijd.’


Apeldoorn, augustus 2023

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post.

Leave a comment