Boel-sjit
Dat dan wel as ’t ware.
We hadden het zo leuk met z’n vieren. Met wie? Nou, Sjaak, Teus, Kees en mij. Maar dat werd anders. Zoals het zo vaak in het leven gaat: alles gaat anders. Ook als je het niet wilt. Als je wilt dat alles van hetzelfde blijft. Ik wil dat. Dat alles hetzelfde blijft. Nou ja, niet alles. Maar wel veel. Dat dan wel as ’t ware.
Ik ben namelijk niet zo’n carrièremaker en avonturier in het leven.
Na de Havo ben ik de Meao gaan doen. Zo heette dat toen. Nog. Geen idee hoe ze het tegenwoordig noemen. Zal wel iets nieuwerwets met Applied Sciences zijn. Maar dat weet ik niet zeker. Ik weet ook niet wat Applied Sciences zijn. Ik zag het laatst op een bord op een schoolgebouw. Volgens mij zijn ze het streepje tussen ‘app’ en ‘lied’ vergeten. Want nep is het allemaal. Met hun stomme feekengels. De Meao dus. Echt interessant vond ik het allemaal niet, maar ik haalde mijn diploma. Daarna solliciteerde ik bij de bank en verdomd, ik werd nog aangenomen ook. Om me heen zag ik flitsende jongeren allerlei bliksemcarrières maken. Uitslovers. Ik deed wat ik moest doen en werkte rustig door. Maar alles moest anders. Ik overleefde drie reorganisaties, maar bij de vierde ontslaggolf was ik inbegrepen. Het arbeidsbureau wilde me nog een tijdje helpen om iets nieuws te vinden, maar hun omscholingsmogelijkheden sloten nou niet echt aan bij mijn interesses. Toen ze eindelijk doorhadden dat het met mij echt niet ging lukken, was ik al zodanig gekort op mijn uitkering dat ik rond het minimuminkomen zwierf. Ik vond het niet erg, heb niet veel nodig. Ik was op mijn achttiende uit huis gegaan en woonde sindsdien in een flatje met een woonkamer, keuken en slaapkamer. Een tweekamerappartement noemen ze dat tegenwoordig. Al vanaf dat ik m’n baan kwijt raakte ging ik iedere woensdagavond naar het Grand Café en daar trof ik op zekere avond Sjaak de Groot.
Sjaak was de uitbater van het Grand Café en hij stond op het punt z’n zaak over te dragen aan zijn dochter Zus 1. Hij deed z’n verhaal uit de doeken en voor ik het wist stonden twee kerels erbij mee te luisteren. Het waren twee andere stamgasten: Teus en Kees. Kees had ooit iets belangrijks bij een administratiekantoor gedaan. ‘Iets met cijfertjes,’ zegt hij altijd. Hij hield de lief-en-leedpot op de afdeling bij. Het woord boelsjitbaan bestond nog niet. Wat Teus precies in het leven gedaan had weet ik niet. Volgens mij had Kees een oogje op Teus, maar ik vermoed dat Teus toch meer op vrouwen viel, ook al moesten de meeste vrouwen weinig van hem hebben vanwege zijn lijfgeur. Dat dan wel as ’t ware. Hoe dan ook, Teus en Kees zaten ook zonder werk en hadden weinig te doen en zaten halve dagen in het Grand Café. Sjaak vertelde dat hij het niet meer kon en wilde bolwerken in z’n zaak en van zinnens was de hele boel aan Zus 1 te laten. En wat denk je? Dat deed hij en hij schoof aan bij de stamtafel.
Zus 1 had nou niet echt talent om een horecazaak te runnen, ook al kreeg ze hulp van haar zus: Zus 2. Nee, zo heten ze niet echt: Zus 1 en Zus 2. Hun echte namen zijn veel langer en ingewikkelder. Geen idee wat Sjaak en zijn vrouw Regien bezielde toen die twee meiden werden geboren. Wij noemen ze gewoon Zus 1 en Zus 2: zo houden we ze uit elkaar en het is gemakkelijker onthouden. Zus 2 mag trouwens d’r gezicht nooit laten zien in het café. Iets met verminderde representativiteit of zo, zegt Zus 1. Het klopt dat Zus 2 nogal wat afstuntelt in het de keuken. Om de haverklap horen we wat vallen en laatst had ze geloof ik ook nog eens de halve keuken in de hens gestoken. Je had Zus 1 moeten zien; haar ogen spoten vuur.
In het begin wilde Sjaak zijn dochter nog wel eens adviseren rondom de gang van zaken in het Grand Café, maar daar was Zus 1 niet zo van gediend. Regien was wat dat betreft wat subtieler. Maar Zus 1 is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Nee, zíj was nu de baas van het Grand Café en we konden een koffie bestellen of een Van ’t zelfde (zo noemen we een borrel), maar verder mochten we ons nergens mee bemoeien.
Het was tegen het zere been van Sjaak. Niet zozeer dat-ie door zijn eigen dochter buiten spel werd gezet, maar meer dat zijn leven nogal zinloos was geworden. Eerder lééfde hij voor zijn Grand Café, nu had hij niets meer om handen en we zagen dat hij alle lol in het leven aan het verliezen was. Hij niet alleen. We zaten ons gevieren gruwelijk te vervelen en hadden het idee dat er weinig meer was om voor te leven. En toen kwam Sjaak op een idee.
We spelen een spel, iedere woensdagavond aan de stamtafel in het Grand Café. Sjaak heeft het grotendeels bedacht, maar in de loop van de tijd hebben we gevieren – Sjaak, Kees, Teus en ik – de spelregels verder ontwikkeld. Dat dan wel as ’t ware.
Wil je de spelregels weten? Nou, dit heb je nodig: een speelbord dat op een Monopolyspel lijkt, kaarten, munten en een dobbelsteen die het lot bepaalt. En de beklemmende vraag: Doekertoe? Het doel van het spel is om te ontdekken in hoeverre je ertoe doet: ja of nee of steeds minder. Met als uiteindelijk doel dat alle spelers er weer toe doen. Daarbij moet de Samenpot gevuld zijn met Doekertoe-munten. En om er toe te doen is het zaak om samen te werken met andere spelers. Als je op één van de ik-doe-er-niet-meer-toe-pechplaatsen komt moet je een kaart trekken. Bij die ik-doe-er-niet-meer-toe-pechplaatsen horen twee soorten kaarten, waarvan je er één moet trekken. Of had ik dat al gezegd? Nou, dan heb je dus vier strohalm-kaarten: de uitgestoken hand, het luisterende oor, een tweede kans en een goed gesprek. Of je trekt een ’t-is-gedaan-kaart: de eenzaamheid, het voltooide leven, de klaagzang of het slachtoffer. En dan kan je nog op speciale vakjes komen. Daar heb je d’r ook twee soorten van: de Spelingen-van-het-Lot of de Persoonlijkheidsvarianten. De Spelingen-van-het-Lot zijn: Val-van-Voetstuk, Erbij-horen, Overbodig, Alleen-achterblijven, Aanzien en Meetellen. De Persoonlijkheidsvarianten: De Nietszeggende, De Arrogant, De Grote Bek, De Aandachttrekker, De Genegeerde en De Stille. Kom je op een van die speciale vakjes, dan moet je even op de lijst kijken wat voor consequenties dat heeft. En dan heb je nog de Narcist. Die ligt het hele spel op de loer. Als je op een Spiegel komt, dan kun je die houden en de punten voor jezelf houden of de Spiegel verkopen en het geld aan de Samenpot schenken. Heb je drie Spiegels dan ben je de rest van het spel De Narcist. En de Narcist kan zijn overschot aan Doekertoemunten niet kwijt aan de Samenpot. Snap je? Eigenlijk moet je het gewoon spelen, dan wijst het zich vanzelf. Dat dan wel as ’t ware.
Jarenlang speelden we iedere woensdagavond het spel en bestelden we Van ’t zelfdes. De stamtafel werd de speeltafel en niemand anders mocht aan die tafel zitten. Maar niets blijft hetzelfde. Zus 1 bleek niet zo heel handig in het runnen van een Grand Café en er kwamen steeds minder gasten. Het werd een beetje vergane glorie. Een beetje veel. Met ons vieren aan de stamtafel als lichtend voorbeeld. En er veranderde nog iets.
Vijf jaar geleden ging Sjaak dood. Te weinig beweging en te veel Van ’t zelfdes. En wat denk je? Ging Regien op zijn plek aan de speeltafel zitten. En dat is toch anders: een vrouw erbij. Maar gezien het verlies van Sjaak wilden we Regien niet kwetsen door te zeggen dat ze niet mee kon doen. We schikten ons in ons lot. Dat ging niet gemakkelijk. Regien gebruikt nogal veel woordjes. Het praat te veel. En ons spel is een mannendingetje. Dat dan wel as ’t ware.
Vier weken geleden overleed Teus. Hij was al een tijdje niet goed, maar toch kwam het nog onverwacht. Veels te jong. Dat dan wel as ’t ware. Op de dag dat we hem cremeerden, kwam er plots een vreemde snuiter in het Grand Café. Niet iemand van hier. Dat was iets te toevallig. Er kwam nooit iemand van buitenaf. En niet één keer, maar drie of vier keren. Dat kon geen zuivere koffie zijn. Die vent zag er nog supergladjes uit ook, met z’n glimmende schoenen, z’n blauwe overhemd, z’n blitse jasje en sjaaltje en z’n aktekoffer. Nee, die was ergens op uit. Hij ging in het Grand Café zitten werken met papieren en een telmachine. Op een keer ging hij zelfs aan de speeltafel zitten en pikte hij Teus z’n stoel in! Nou, daar heeft Zus 1 ‘m razensnel vanaf gebonjourd. We vermoedden dat hij uit was op de erfenis van Teus.
Teus had namelijk nogal een geldboompje in zijn tuin. Hij wist alleen niet wat hij met al dat geld moest doen. Ik had me al wel eens afgevraagd waarom hij mij nooit om beleggingsadvies had gevraagd.
We probeerden er bij die vreemdeling achter te komen wat zijn motieven waren. Zus 1 dacht een soort prijvut investigeter uit te hangen en Kees en ik deden een poging hem te ondervragen, maar het lukte niet. Hij liet niets los, deed geheimzinnig en wilde alleen maar weten wat er in de doos op de speeltafel zat.
Maar op een woensdagavond kwam die kerel wéér opdagen. We zaten midden in het spel. Hij zag er niet uit! Z’n haren door de war, z’n hemd uit z’n broek en een paniekerige blik in z’n ogen. Vroeg-ie of-ie de spelregels uitgelegd kon krijgen, want hij deed er niet meer toe. Daar snapten we helemaal niets van. Maar toen hij vertelde dat hij projectontwikkelaar was, zijn laatste project volledig mislukt was, hij aan de kant gezet was, zijn baan was verloren en hij nu een zinloos bestaan had. Kees zei dat hij dan precies tot de doelgroep hoorde waar voor het spel was bedacht. Dus toen hebben we hem de spelregels uitgelegd.
Ik geloof niet dat hij het snapte. En weet je wat Zus 1 toen zei? ‘Misschien moet je het gewoon een keer spelen, dan wijst het zich vanzelf.’ Nou, vooruit dan maar.
Gaat die gast vertellen hoe-ie heet, Quotum. Quotum Nooytgenoeg. Met een q en een Griekse y. Vast van adel, als je het mij vraagt. Oud geld. Niet te onthouden, die naam. Kees noemt hem steeds Klotum en om te pesten zeg ik Scrotum. Maar meedoen mocht-ie.
Dus wij een keer proosten en toen ruimden we het spel op. Je had z’n gezicht moeten zien. Tja. Na twee borrels zijn de tongen los en gaan we met elkaar praten en mogen we onszelf zijn met al je nukken en dommigheden. Die doos die doet er niet toe, maar dat wij hier iedere woensdagavond bij elkaar zijn: dat dan wel, as ’t ware.
Lang verhaal kort: Kees stelt voor dat hij op proef drie maanden mag meespelen en legt die Klotum uit dat hij een en ander nog per post zal ontvangen.
Weet je wat die Scrotum zegt? Dat-ie nog een envelop in z’n koffer heeft zitten die ‘per ongeluk’ daarin terecht moet zijn gekomen. Nou, ik geloofde er niets van. Bleek het een brief van een of andere notaris te zijn namens Teus, met daarin de mededeling dat – hou je vast – al het geld van Teus is nagelaten aan ene E.M. de Groot.
Ha, Regien dacht dat zij het was, maar mooi niet. E.M. de Groot bleek Elisabeth. Zus 2.
En toen zegt Zus 2 vanuit de keuken dat ze niet langer op de achtergrond wil staan, maar mee wil doen met Doekertoe.
Nou, daarvan keek Zus 1 lelijk op d’r bijdehante neus.
Kees vatte de boel mooi samen door te stellen dat we op één avond twéé nieuwe leden voor het spel hadden gekregen. Zus 2 kreeg een koffie verkeerd. Van Zus 1. En Regien kreeg geloof ik een hartverzakking.
Het zal mij benieuwen hoe lang die Klotum en Elisabeth het volhouden aan de speeltafel. Sowieso de vraag of die gewezen projectleider terug komt om ons spel te spelen. Van mij mag-ie. Wie weet hoe veel méér mensen er nog zijn die denken dat ze heel wat zijn in hun werkzame leven, maar die eigenlijk totaal overbodig zijn.
Nou, je merkt het: saai is het nooit bij ons in het Grand Café. Dat dan wel as ’t ware.
Alias
–
Apeldoorn, september 2024
–
Doekertoe, een toneelspel voor wie er nog toe wil doen werd geschreven door Peter-Jan de Wilde, geregisseerd door Aad van der Waal en eind september 2024 vier maal uitgevoerd door toneelgezelschap Hoop Gedoe.
Voor dit verhaal maakte ik dankbaar gebruik van tekstfragmenten uit de oorspronkelijke toneeltekst.