bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

01-07-2008

Lastig parket

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 22:05

Maandagmorgen. Ik heb mijn zoon de deur uitgewerkt. Hij moest om half acht op. Traag hees ik mij in de kleren van gisteren die ik op de stoel naast mijn bed had gegooid. Toen liep ik naar de slaapkamer van mijn zoon en maakte ik hem wakker. Beneden bereidde ik koffie voor mijzelf en zette ik zijn ontbijtspullen klaar. Drie kwartier later deed hij de voordeur achter zich dicht. Ik had mijzelf weer naar boven gesleept en uitgekleed. Ik viel uitgeput op bed en onmiddellijk in slaap.”Plok!” hoor ik in het kamertje naast mij. Onmiddellijk ben ik klaarwakker. Ik zit zelfs bijna rechtop. Het kamertje naast mij bevindt zich in het huis van de buren. In het kamertje slaapt hun kindje. Het is een meisje.
“Hoe oud zal ze inmiddels zijn? Een jaar? Anderhalf? Geen idee. Laatst zag ik haar aan de hand van haar vader van de auto naar hun voordeur lopen. Nou lopen; die vader sleepte haar meer dan dat ze zelf liep. Aardige buren, hoor. Kun je niets van zeggen. Ze vangen eventuele postpakketjes voor ons op als we niet thuis zijn, en wij zijn er voor de buren.”

“Plok!” klinkt het nogmaals. Het kindje van de buren ligt vlak naast mij en laat iets uit bed vallen.
“Leuke buren,” zucht ik voor mij uit, “maar waarom moesten ze zo nodig parket leggen door het hele huis heen? Nu horen wij alles. En niet alleen wij, vijf huizen verder hoor je het nog, volgens mij.”
“Plok! Plok!”
“Het lijken wel blokjes uit een doos. Zouden het houten blokken zijn of van die Lego Duplo? Het klinkt nogal massief, maar dat weet je nooit zeker met parket.”

Ik wil nog wat slaap vatten. Het lukt niet. Er blijft van alles uit het bedje van het buurkindje vallen. “Laat ik me concentreren op iets totaal anders.” Van alles schiet er door mijn hoofd.
“Ik lig hier alleen in bed. Hoe lang is het geleden dat er een mooi jong meisje naast mij in bed lag? ’s Even denken. Dat is inmiddels bijna 23 jaar geleden. Tjonge, wat was ze lief. En mooi. En jong. Toen was ik zelf ook nog jong. En twintig jaar geleden kwam ineens die ene vrouw in mijn leven. Sindsdien ligt die naast mij in bed. Niks geen bezwaar, hoor. Of het moet die kreet van Freek Torso zijn. Wat was het ook weer? Potdomme, ik heb die onzin allemaal zelf bedacht, en dan kan ik er nu niet opkomen. O ja: ‘Het is best prettig als er een vrouw in je bed ligt; minder prettig is het dat het altijd dezelfde vrouw is.’ Het is de vrouw met wie ik getrouwd ben, dus eigenlijk telt dat niet.
Waar zijn de mooie jonge meisjes in mijn leven gebleven? Ik weet er nog wel een paar. Dat meisje van mijn vorige werkplek, bijvoorbeeld. Lieve help, die was ook lief en mooi. En dan het meidje dat ik via internet leerde kennen, met wie ik wat heen en weer mail en dat ik een maandje of wat geleden mocht ontmoeten op het station in Utrecht. Wat een heerlijkheidje. Maar naast mij in bed hebben ze niet gelegen. Dat dan weer niet. Het leven is kut, dat blijkt dan maar weer.”

“Plok! Plok! K’dang!” klinkt het bij de buren. Volgens mij gaat nu de hele blokkendoos tegen het mooie parket aan. Het lijkt wel of het geluid iedere keer harder wordt.
“Je krijgt wat van zo’n kind. Dat soort ellende heb ik bij mijn eigen kind er al vroeg uitgeslagen. Slapen, kreng! Zo erg was het bij onze kleine niet. Dat joch was altijd een stille baby en een zeer rustige peuter. Als baby sliep hij als een roos. Tenminste, als hij zijn fopspeen in zijn mond had. In het begin, toen hij nog maar net geboren of een paar maanden oud was, kon hij die speen nog niet goed in zijn mondje houden. Om de haverklap floepte hij tussen zijn tandeloze kaakjes vandaan en dan was hij hem dus kwijt. En wat krijg je dan? Precies! Gejank! In het begin propte ik met veel geduld het speentje weer terug tussen zijn lipjes, maar als je dat een keer of vijfhonderd binnen een uurtje hebt gedaan, komt dat gemekker je goed de keel uit. Ik herinner mij dat ik naar een creatieve oplossing zocht. Nu hadden wij van dat huidvriendelijke plakband in huis. Als je dat een paar keer over je hand haalde, was de ergste ‘plak’ eraf. Het zag er niet uit, zo’n speen vastgelijmd met plakband op de bek van het jochie, maar het werkte wel!”

“Klik klak, klik klak,” klinkt het ineens nogal doordringend bij de lui van hiernaast. De buurvrouw loopt de trap op en af. Het is een open trap met houten treden. En de buurvrouw draagt graag schoenen en laarsjes met hoge hakken.
“Woongeluiden. Tja, dat heb je zo als je in een rijtjeshuis woont,” probeer ik het gedrag van de buren goed te praten. “Dan weet je dat je wel eens iets van de buren hoort. Zij zullen ook heus wel eens iets van mij horen. Als ik mijn King Crimson platen lekker hard door de woonkamer heen knal. Of die laatste Porcupine Tree! Wat een fantastische takkeherrie is dat toch! Vooral tijdens het koken. Beuken in de keuken! Heerlijk!”

“KLIK KLAK, KLIK KLAK!” dendert het op de trap van het huis van de buren.
“Buurvrouw op naaldhakken. Tjonge, dat is best wel een geile gedachte.” Het duurt niet lang of mijn orgaan is volledig overeind gekomen. “Wat een gek gezicht, zeg, die heuvel in het dekbed.” Ineens moet ik denken aan allerlei opwindends. Scènes op stranden en in sauna’s, gebeurtenissen op vakanties, in de woonkamer of in het bed waarin ik nu lig.

“KABAAAAAM!” Weg is mijn harde plasser.
“Het lijkt wel of ze het kind met bakstenen en stoeptegels laten spelen! Zijn ze nou godverdomme helemaal gek geworden? Wat krijgt dat mormel daar voor opvoeding, zeg? Ik probeer hier te slapen! Nog een keer en dan gaat er wat gebeuren!”
Voor de zoveelste maal draai ik me om. Ik begraaf mijn hoofd in mijn kussen.

“BEDEEEEENNGGGGGGGG!!!” Het klinkt als een blok beton dat mede de fundering van de Oosterscheldekering vormt.
“Nu is de maat vol!” schreeuw ik in blinde woede. “Hoog tijd dat ik die buren eens verwittig van wat ze aanrichten! Ze zullen weten welke overlast ze veroorzaken!”
Ik gooi giftig het dekbed van mij af. Briesend storm ik de trap af naar beneden. Ik ben al in het halletje als ik me iets gewaar word. “Shit,” realiseer ik mij. Ik loop nog in mijn blote kont.
“Wat kan mij het schelen!” roep ik uit. “Dit moet opgelost worden en snel!”
Ik open de voordeur en ga naar de schuur. Niet veel later heb ik gevonden wat ik zocht. Hevig schuimbekkend ren ik naar de voordeur van de buren, zwaaiend met mijn allergrootste bijl.


Apeldoorn, april 2008

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment