bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

01-07-2008

Rede vanaf de berg – een paascolumn

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 21:56

Mooi uitzicht vanaf deze berg. Je ziet de kleine nederzetting verderop. Lemen hutten, als ik het goed heb. Ik ben hier al vaak geweest. En zelden alleen. Ook nu weer ben ik in gezelschap. Er zijn een boel mensen op de been en naast mij zijn twee van mijn collega’s.
Ik lig nog even rustig op mijn rug. Straks moet ik aan het werk. En iedereen maar toekijken. Ze maken er altijd een heel circus van. Vandaag lijkt het wel of er nog meer mensen zijn gekomen om het spektakel te zien.

We gingen met een hele stoet naar deze berg. Schreeuwende en tierende mensen stonden langs de kant. Zie je wel? Ze hadden een nieuw slachtoffer. Hij had een doornenkroon op. Bloed stroomde over zijn voorhoofd. Hij moest mij zelf naar de berg toe tillen. Ze hadden hem al helemaal murw geslagen. Wat een gedoe, zeg. Die Christenen weten wel hoe je een weekend moet verpesten. Ik had gehoopt op wat rust, maar de laatste tijd is het af en aan met werk.
Onderweg was het nog een heel gelazer. Die gast die mij moest transporteren, was te zwak om op zijn eigen benen te staan, zo hadden ze hem mishandeld. Laat staan dat hij mij op een beetje nette manier hier naar die berg kon tillen. Halverwege de tocht zakte hij dan ook definitief in elkaar. En het is dat er langs de kant een vriendelijke man stond die aanbood om het van hem over te nemen, anders was het helemaal een drama geworden.

Straks spijkeren ze die gast tegen me aan. Het zal wel weer een zoveelste moordenaar zijn. Of een dief. Weet ik veel. Voor het zelfde geld is het hun zoveelste messias. Zal ik eens vertellen over al hun messiassen? Nee, laat ik jullie dat besparen. Want behalve al hun verlossers, hebben ze minstens honderd keer zoveel dieven, rovers, verkrachters en moordenaars tegen mij aan genageld.
Hun methode is wreed, maar doeltreffend. Die spijkers door hun handen en voeten, die lijken erg, maar daar ga je niet dood aan. Nee, het is de zengende hitte en de uitdroging waaraan je wordt blootgesteld, die je de das omdoet. De heuvel is mooi, maar het is hier moordend heet.

O kut, daar zul je het hebben. Het is zo ver. Ze leggen mij neer. Een belangrijke man pakt de hamer en de grote metalen nagels. Soldaten grijpen de man met de doornenkroon op en drukken hem bovenop mij. Ze binden zijn polsen en enkels aan mij vast. Met een hamer rammen ze een nagel door de handen en voeten van de man. Hij vertrekt van de pijn, maar uit geen kreet. Dan trekken ze mij weer overeind. De soldaten staan te lachen. Wat roept er een nou? “Hee, als je werkelijk een verlosser bent, bevrijd jezelf nu dan ook, als je kunt!”

Naast ons hangen inmiddels twee anderen. Ze zien er niet goed uit. Wat wil je ook? Je gaat hier niet voor je lol een beetje bungelen. Prettig is anders. De ene kijkt vriendelijk, de andere is nors. Er volgt een gesprek tussen de drie. Ik kan niet echt goed horen waarover het gaat, maar de man die ik moet tillen praat over het hiernamaals alsof hij er zelf al geweest is.

Shit, ze komen janken aan zijn voeten. Belachelijk gedoe. Het volk trekt aan ons voorbij. Laat me niet lachen. Mensen die in zijn leven belangrijk zijn geweest. Zijn volgelingen. Mag ik even overgeven? Je moet geen ander volgen, alleen jezelf. Jij bent je eigen godheid, geloof me nou!
Kijk, daar heb je die malle Petrus. Drie keer zeggen dat hij die figuur niet kende, maar nu wel een hoop staan grienen. En daar heb je Thomas. Die kijkt nogal ongelovig uit zijn ogen. Alsof hij het allemaal afwacht. Het is zoals het is.
Maar kijk nou eens hier. Daar is zijn geliefde, Maria. Lekker wijf, wel. Ziet er een beetje sletterig uit, maar als ik niet zo stijf was, zou ik er graag eens mee van Wippenstein. Die figuur die aan mij vast zit, die had wel smaak, zeg. ’t Is dat ze nu zo overstuur is. Verder ziet ze d’r wel lekker uit. Maar wat ze zag in die vent dit ze aan mij vast gespijkerd hebben? Die liep toch alleen maar zweverig te lullen over het hiernamaals? Wat een gedoe. Pak in dit leven gewoon de mooie meiden nu ze nog te pakken zijn. Kijk naar dit mokkel; waarom zou je wachten tot je in een hemel bent?
En daar, daar is zijn moeder. Arme ziel. Ze had natuurlijk gewenst dat het allemaal anders was gelopen met haar zoon. Het mocht niet zo zijn. Nu hangt hij aan mij, met een doornenkroon op zijn bloedende kop, en met spijkers door zijn handen en voeten.

Om ons heen staan echt veel mensen. Soldaten die de boel in de gaten proberen te houden. En belangstellenden. Sommigen treuren nog altijd. Wat moeten al die lui hier? Ik dacht dat iedereen dit weekend bij elkaar zou komen om het Lentefeest te vieren. Maar dit is kennelijk belangrijker. Je snapt het niet. Want om nou te zeggen dat de omstandigheden prettig zijn: nee. De zon is afgrijselijk heet. Lang kan het niet meer duren.

Allahmachtig. Die vent die ze aan mij hebben vastgespijkerd, die begint te praten. Hij is al bijna dood, dat kun je wel horen. Wat een onzin! Maar wat zegt hij nou eigenlijk? Ik hoor iets van “Eli Eli, lama sabak-huppeldepup.” Ik kan het niet goed verstaan.
Wat gebeurt er nou ineens? Een soldaat is naar voren gekomen. Hij houdt een spons voor die gast zijn mond. Hij drinkt! Veel zal het niet zijn. Zijn krachten nemen af.

De zon begint te zakken. De olijfbomen verderop beginnen vrucht te dragen. Ik wil kijken hoe het met die andere twee hiernaast is, maar het is nog altijd te warm om teveel te doen.
“Vader,” zucht plotseling de man die aan mij hangt, “in uw handen beveel ik mijn geest.” Hij moet werkelijk ver weg zijn, want volgens mij is zijn vader nergens in de buurt. Rare mensen, die mensen.

Ineens valt zijn hoofd naar beneden. Hij is dood. Maar wat is dat? Een of andere debiel van een soldaat steekt een speer door zijn borst. Alsof ze niet zeker weten dat hij dood is. Geloof mij: niemand die ooit aan mij genageld heeft gezeten, heeft het ooit overleefd. Dood gaan ze. Echt.
Ze trekken hem van mij af. Het zijn de lui die eerder aan zijn voeten hebben staan treuren. Daar gaan ze, in de richting van de tuin van Jozef van Arimathea. Daar zullen ze hem wel gaan begraven. Jozef heeft in zijn tuin een soort grot met een enorme steen als deur. Gaan ze hem daar in leggen?

Mij laten ze hier achter. Zo vlak voor het weekend. Had ik al verteld dat iedereen dit weekend gaat vieren dat het lente wordt? Iets met kuikentjes en eitjes en zo? Als ze mij hier zo laten liggen, maak ik er weinig van mee. Fraai is dat. Ze gebruiken je waar je bij staat. En dat alles voor het verhaal van een man met een doornenkroon. Alsof hij zo bijzonder is.
Hou op met die idioterie. Straks vertel je me ook nog dat hij na drie dagen gaat opstaan!

Apeldoorn, februari 2008

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment