bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

02-07-2008

Denkend aan John Lennon

Filed under: Publicaties voor FOK! - Tim's corner — bazbo @ 21:25

We aten erwtensoep. Met worst. Maar die mocht ik laten liggen. Ik was pas vegetariër geworden, net als Paul McCartney. Dat had ik gelezen in de Margriet die de moeder van een meisje op school voor me had bewaard. Met rode wangetjes had ik het tijdschrift in ontvangst genomen. Ik vond het echt heel aardig van haar, maar ze overhandigde het vrouwenblad een beetje onhandig op het schoolplein tussen alle stoere jongens van de klas. Nu was ik wel zo slim om het blad snel onder mijn winterjas te vrotten, maar helaas was ze van mening met harde schelle stem te moeten meedelen dat er een grote special over Paul McCartney in stond.
‘Die van The Beatles, waar jij zo gek op bent, weet je wel.’
Het was het jaar van de smurfenhouse en om een of andere bizarre reden werden The Beatles door mijn klasgenootjes als kinderachtig beschouwd en het uit je dak gaan op muziek gezongen door snel afgespeelde stemmen met dubieuze teksten over Stoute Smurf en de verloren toverdrankjes als ultiem cool ervaren. Ik rende snel de school binnen en sloot me op in het toilet, om daar de special grondig tot me te nemen. Daar stond in dat Paul McCartney gruwelde van vlees en vivisectie. Dat laatste leek me nog te moeilijk om me mee bezig te houden maar gruwelen van vlees, dat moest toch te doen zijn. Die avond had ik moeder plechtig voorgelegd heel geen vlees meer te willen eten.

Traag at ik mijn erwtensoep die ik liever met worst had gehad. Het smaakte toch een beetje naakt zo. Maar ik had nu eenmaal een keuze gemaakt en daar zou ik me voorlopig even aan houden. De damp van de soep zorgde ervoor dat het behaaglijk warm werd aan tafel. Het keukenraam was daardoor beslagen maar de condens trok langzaam weg, zodat ik stukje bij beetje mijn eigen gezicht weerspiegeld terug kon zien. Het was al pikkedonker buiten en de takken van onze grote eikenboom kletsten in een onregelmatig ritme tegen de dakpannen aan. De wind huilde hard en jammerend om ons huis heen. Het leek wel of de storm zich door ons huis wilde razen.

Vader moest overwerken. Dat gebeurde wel vaker in november. De laatste maanden was hij altijd erg druk met van alles en nog wat. Onze auto was al een tijdje stuk, maar pa had geen zin om deze naar de garage te brengen. ‘Dat kost toch alleen maar heel veel geld,’ vond-ie. Daarom ging hij elke ochtend op de fiets naar zijn werk. Als hij dan laat terug kwam, moest hij voorover gebukt door de regen, in de snijdende wind en koude naar huis trappen. Elke avond kon ik hem zien fietsen in mijn bord soep. Ik vond het maar wat zielig voor hem.
Moeder keek ongeduldig op de keukenklok waar pa bleef. Ze baalde ervan dat het alweer zo lang geleden was dat we met z’n viertjes aan tafel hadden gezeten.

Zij waren ook met z’n vieren. John, Paul, George en Ringo. Ik kende al hun verjaardagen uit m’n hoofd, wist precies op welke plaat John de meeste liedjes had geschreven en in welk jaar ‘Love me do’ in Nederland een grote hit werd. Dat had ik allemaal gelezen in een groot dik muffig ruikend boek, vol ezelsoortjes en onderstrepingen, dat ik had gevonden op de jaarlijkse rommelmarkt in ons dorp. Ik kon maar niet geloven dat iemand er vanaf wou. Er stond zo vreselijk veel informatie in dat ik maar kleine stukjes las wanneer ik eigenlijk naar bed moest. Met ‘The White Album’ op mijn hoofdtelefoon kwam ik bijvoorbeeld te weten dat John Lennon ooit naakt met Yoko Ono geposeerd had op een platenhoes. Ik wist niet wat ik daar nou van moest vinden. Ik begreep eigenlijk toch al zo weinig van hem. De eerste keer dat ik kennis maakte met Lennon, was op een platenhoes van de bekende ‘rode dubbelaar’. De vier jongens stonden daar op een rijtje met keurig gekamd haar. Alle vier lachten ze me vriendelijk tegemoet. Al was het buiten nog zo’n vies weer, had ik een slecht cijfer voor rekenen gehaald of al zag een lief meisje mij totaal niet zitten, The Beatles bleven altijd weer naar me lachen. Wat ik echter niet begreep was dat als je de platenhoes omdraaide, je diezelfde mannen met lang haar, vreemde snorren en Lennon zelfs met een gigantische baard zag!
‘Vast een grapje van ze,’ dacht ik nog. “Ze hebben voor de tweede foto snel even een pruik en een baard uit de verkleedspullen kist gepakt.” Dat deed ik ook wel eens als het buiten hard regende. Maar er was nog iets anders wat ik aan Lennon maar niet kon vatten. Hij kwam op de proppen met het angstaanjagende nummer ‘Revolution number nine’. Acht minuten lang vreemdsoortige klanken en angstaanjagende fluistergesprekken. ‘Dat was allemaal de schuld van Yoko,’ had mijn moeder ooit gezegd. Ik sloeg dat nummer dan ook altijd over als ik The White Album op had staan. Maar onlangs had ik wel het meest akelige ontdekt: John Lennon is niet meer in leven. Zogezegd: dood!

Hoe kon dat nou? Een van mijn allerbeste vriendjes dood. Dat mocht niet; dat kon niet. Misschien was zijn baard dan wel echt. Of misschien was John Lennon wel eigenlijk veel ouder dan rest van The Beatles. Heel misschien was hij op die foto van die rode dubbelaar al opa! Maar nee, dat kon niet, want na The Beatles maakte hij nog wat platen waarop hij geen baard had. Dagenlang zat ik te puzzelen wat het nou geweest kon zijn. Ik vond het ook een vreselijk eng idee en ik wilde stiekem niet eens echt weten waarom-ie nou dood was gegaan. Ik zocht het op in het grote boek, maar telkens als de waarheid dichtbij leek te komen, klapte ik het dicht.

De deur vloog open en een vies koude wind sloeg me om de oren. Mijn vader was eindelijk van het werk thuisgekomen. Van schrik liet ik mijn lepel ietwat te hard in de soep vallen. Het groene goedje spatte op mijn broek. Pa was duidelijk oververmoeid. Zijn ogen waren rood geworden van de tranen die hij steevast kreeg op de fiets wanneer het te koud was. Zijn handschoenen leken wel aan z’n handen te zijn vastgevroren. Mijn moeder stond onmiddellijk op om hem te warmen, maar stapte meteen achteruit toen ze voelde hoe koud hij het had. Daar hielp alleen maar een kop warme soep tegen. Vader mompelde iets over de baas die hem veel te lang had laten werken. Hij at snel zijn kop soep leeg en viel daarna aan tafel in slaap.

Moeder had die hele tijd nog niks gezegd. Ik voelde dat het niet pluis was. Ze stak een sigaret op en blies de rook traag voor haar uit. Zonder me aan te kijken sprak ze op lijzige toon: “Waarom eet jij zo langzaam vandaag. Is het niet lekker?”
“Het is heerlijk mam, echt waar.”
“Zou je niet zo zoetjes aan weer eens wat vlees eten? Misschien dat het je dan beter smaakt..”
“Mam, wat zeg ik nou! Het is heerlijk.”
“Normaal eet je anders veel sneller.”
“Ik baal gewoon een beetje van de kou, dat is alles.”

Mijn vader snurkte. Zijn mond lag open. Er kwamen allemaal rare geluiden uit. De takken van de grote eikenboom begonnen steeds harder en onheilspellender tegen het dak aan te tikken. In de straat viel luid een container om, die iemand aan de weg had laten staan. Mam schakelde de radio aan waarop werd gezegd dat Nederland geteisterd werd door een behoorlijke storm. Ze stak nog een sigaret op en ging weer zitten.

Please, Please Me, With The Beatles, A Hard Days Night, Beatles For Sale, Help, Rubber Soul, Revolver, Sgt. Pepper, Magical Mystery Tour, White Album, Yellow Submarine, Abbey Road, Let It Be. Dat was de volgorde. Blijven onthouden, nooit meer vergeten. Ik trainde me daarop, elke avond weer.

“Mam, waarom is Lennon dood?”
“Lieverd, mensen gaan gewoon dood. Jij ook.””Dat weet ik wel, maar…”
“Heb jij je soep al op?”
“Maar hoe is hij dan dood gegaan?”
“Dat vertel ik je nog wel een keer.”
“Is het zo’n lang verhaaltje dan?”
“Nee, maar het is niks voor nu.”
Daar kon ik niet tegen. Niks voor nu, wat was dít nou weer voor onzin. Ik wilde het nú weten, want ik wist dat er iets niet in orde was. Ik bibberde en trilde van spanning, maar liet het niet merken , want dan bestond de kans dat ik het helemaal niet te weten kreeg.
‘Mam, ik wil het weten. Ik kan er heus wel tegen hoor!’

Ze ruimde de tafel af om zo haar aandacht ergens anders op te vestigen. Pa werd wakker van het gekletter van de borden. Hij stond brommend op en ging naar de kamer, om daar op de bank verder te gaan slapen. Mam zette de kraan aan. Het hete afwaswater maakte een hels kabaal in de stalen gootsteen. Het overstemde het geluid van buiten. Ik was bang. Een onbehaaglijk gevoel raasde door de straat waarin ik woonde, drong zo de keuken binnen en begon zich langzaam in mijn hoofd vast te klemmen.

‘Turn off your mind, relax and float down stream. It is not dying, It is not dying,’ zong Lennon ooit. Het laatste nummer op ‘Revolver’ was dat met die gekke meeuwen op de achtergrond. Wat zou hij daar nou weer mee bedoeld hebben? Zonde dat ik hem dat nu nooit meer kon vragen. Mijn mystieke vriend is namelijk niet meer.
“Heeft-ie veel pijn gehad, mam?”
“Wie?”
“John Lennon.”
“Zeg, houd daar nou eens mee op, wil je. John is gewoon gestorven en daarmee uit.”

Ze begon wild met de afwasborstel in het water te draaien en donderde er meteen een heel arsenaal aan borden en mokken in. Ik begreep niet waarom ze zo kwaad was.
Haar stem werd rustiger. Ze liet de borstel in het water vallen, zuchtte eens diep en kwam naar me toe gelopen. Ze kroelde lief door mijn krullen. Dat deed ze een aantal weken daarvoor ook al, toen ik bij de dokter een heel vervelende prik moest halen. Ik vond het maar niks, zo’n spuit. Maar het was in een wip gedaan. Het deed helemaal geen pijn. Toch keek ze me toen droevig aan en kuste mijn voorhoofd.
“Liefje, John Lennon is vermoord. Doodgeschoten. Recht voor zijn huis. Door een gestoorde, die dacht dat-ie John zelf was. Die man probeerde te achterhalen wat Lennon met z’n soms vreemde teksten bedoelde en zocht daar een hoop verkeerde dingen achter.”

De keuken draaide in het rond. Het mauwen van de kat klonk zwakjes op de achtergrond. De krijsende meeuwen van ‘Tommorow Never Knows’ klonken luid in mijn hoofd. All you need is love. Imagine. Met luide klap viel vader van de bank. Die was ook veel te klein voor zijn kolossale lichaam. “Let me take you down… to Strawberry Fields.” Mijn hele lijfje onder het kippenvel. En buiten in het donker zag ik voor het keukenraam een man met een ronde bril. Zijn ogen wijd opengesperd, schreeuwend om hulp. Zijn handen, borst en gezicht zaten onder het bloed. Ik kon hem niet verstaan; de gierende meeuwen overstemden alles. De man veegde met z’n bebloede handen over het raam en verdween in het donker. Don’t let me down. The ballad of John and Yoko.
En op de radio klonk smurfenhouse.

8 december 2007

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment