bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

09-09-2010

Over rozen

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2010 — bazbo @ 20:52

Ik ga verder met het voorlezen op het podium. Als ik klaar ben, ga ik nog wat te drinken halen bij de bar. Ze zit op een kruk met het ene been over het andere geslagen. Haar flesje cola staat op de toog. Ze drinkt eruit met een rietje. Ze moet haar rug buigen. Lurkend kijkt ze voor zich uit. Ik vind haar mooi en aandoenlijk en ik blijf even naar haar kijken en ik glimlach. Dan ziet ze mij. Ze lacht.

Ik heb mijn fiets gestald en het lege kratje in de emballagemachine achtergelaten. Een tegoedbonnetje voor €3,90 heb ik in mijn handen. Dankzij een muntje krijg ik een karretje uit de rij gerukt en ik duw het naar de ingang van de winkel. De schuifdeuren gaan open en er komt een jonge vrouw naar buiten. Ze is niet groot, draagt een zwarte broek en een zwart hemdje. Haar huid is bruin gekleurd en ze heeft kortgeknipte zwarte krullen rond haar hoofd. Ze kijkt naar mij. Ze lacht.
“Mooi shirt,” zegt ze. Ze wijst.
Ik kijk naar mijn buik. Ik draag een van mijn vele T-shirts met de kop van Frank Zappa erop. Dan kijk ik weer naar haar. Ik herken haar ergens van. Waar was het? Was het een aantal weken geleden in het Bluescafé, bij het concert van Zappa-coverband The FoolZ? Die zijn weer terug in hernieuwde bezetting. Heb ik haar daar gezien? Stond ze in het publiek naast mij? Het zou heel goed kunnen. Ik weet het zo gauw niet meer.
“Dank je wel,” zeg ik haar.
Ze lacht haar tanden bloot. Haar ogen glimmen. Dan loopt ze verder.
En ik denk.

Ik ben bij een boekpresentatie. Die van mijzelf. Ik heb een half uur lang mijn malle verhalen voorgelezen en nu heb ik pauze.
“Wat wilt u drinken?” vraagt iemand. Het is het meisje dat bij het café in de bediening werkt. Ze heeft een leeg dienblad in haar hand.
“Een witbier, een droge witte wijn en een cola,” zeg ik haar. “Maar het is niet allemaal voor mij, hoor. Kun je het onthouden?”
Ze knikt lachend. Ze heeft mooie lange donkerbruine haren die ze deels ergens achterop haar hoofd bij elkaar heeft gebonden. Boven haar strakke spijkerbroek draagt ze een grijs lang tuniekje. Ze loopt weg. Even later staat ze weer voor mijn neus. “Kijkt u eens, zal ik het op uw bon zetten?”
“Asjeblief.”
Ze lacht. Ik ook.
Ik ga verder met het voorlezen op het podium. Als ik klaar ben, ga ik nog wat te drinken halen bij de bar. Ze zit op een kruk met het ene been over het andere geslagen. Haar flesje cola staat op de toog. Ze drinkt eruit met een rietje. Ze moet haar rug buigen. Lurkend kijkt ze voor zich uit. Ik vind haar mooi en aandoenlijk en ik blijf even naar haar kijken en ik glimlach. Dan ziet ze mij. Ze lacht.
En ik denk.

Zo, het werk zit erop en ik kan naar huis. De zon schijnt; het is warm. Ik sta bij de halte en kijk in de richting van waaruit de bus moet komen. Van verre komt een jonge vrouw aangefietst. Ze moet de heuvel op. Uit haar lichaamshouding maak ik op dat ze een beetje zwoegt. Als ze dichtbij is, zie ik in de verte achter haar dat mijn bus er ook aankomt. Met een beetje geluk kan ik eerst nog naar de vrouw kijken voordat ik moet instappen. Kijk, daar komt ze al heel dichtbij.
Ze draagt stevige wandelschoenen, een kakikleurige paardrijbroek om haar heupen en een blauw topje dat haar armen en hals bloot laat. Haar halflange donkerblonde haren wapperen langs haar hoofd in de wind. Ze heeft dopjes in haar oren; tenminste, ik zie dat er grijze draadjes vanuit haar oren naar haar borst lopen. Haar gezicht is vrolijk en ze heeft volle lippen. Hoe oud zal ze zijn? Een jaar of vijfentwintig? Ze ziet dat ik kijk. Ze lacht!
Ik lach naar haar terug. Wat een mooie meid! Dan is ze me voorbij.
Daar is de bus. Ik stap in en stempel mijn negen strippen. De bus gaat rijden. We gaan de bocht om en dalen nu het vals plat af. We halen haar in. Ik zit helemaal achterin en kijk door het achterraam naar het meisje op de fiets. Ze is werkelijk heel erg mooi. Ze ziet dat ik weer naar haar kijk. Ze lacht! Ik lach ook. Ik blijf kijken tot ze in de verte een klein stipje is geworden.
En ik denk.

Bij het Centraal Station stap ik over op de streekbus naar Apeldoorn. Op de bank tegenover mij komen twee meisjes zitten. De een is een oninteressant blond langharig mokkel met idiote schoenen met idiote naaldhakken, een huidkleurige panty over haar te dikke benen, zwarte shorts en daaroverheen een halflange beige regenjas. Geil word ik er niet van. Haar vriendin is andere koek. Een fijngebouwd meisje dat een gehavende spijkerbroek draagt met gympies en een zwart jasje. Ze heeft heel lang krullend bruin haar, schitterende donkere ogen in een lief gezicht en een prachtige lach.
Ik vind het niet netjes om steeds naar haar te kijken en draai mijn hoofd, zodat ik het landschap aan me voorbij zie gaan. Toch moet ik af en toe stiekem even een blik op haar werpen. Normaal gesproken doe ik tijdens de terugrit naar huis mijn ogen even dicht. Verdomd, slaap overmant me. Ik begin te knikkenbollen. Plots maakt de bus een scherpe bocht. We zijn in Apeldoorn. Ik schrik wakker en kijk in het heerlijke gezicht van het mooie meisje.
Ze ziet dat ik naar haar kijk en lacht vriendelijk. Ik lach verlegen terug.
En ik denk.

Ik ben bijna thuis. Nog even de weg schuin oversteken. Er komt geen verkeer aan. Ja, een fietser, zie ik vanuit mijn ooghoek, maar die is nog wat ver weg. Ik waag het erop. Als ik de straat over ben en de stoep op stap, passeert achter mij de fiets. Ik kijk om. Het is een jonge meid. Ze zit voorovergebogen over het stuur van haar afgetrapte damessportfiets. Spijkerbroek, gympies, sweatshirt met capuchon. Haar deels blond geverfde lange haren hangen over haar voorhoofd. Ze kijkt om.
“Hoi,” roept ze. Ik zie haar stralende lach. Dan herken ik haar. Ze werkt in een winkel waar ik al sinds tijden niet ben geweest. Ik weet zelfs haar naam. Het is een heel bijzondere naam. Altijd als ze me ziet, dan moet ze zo verlegen lief lachen. Nu weer. Het is een vriendelijke, mooie en lieve meid. Ze is doorgefietst, maar blijft ook naar mij omkijken. Snel zwaai ik. Ik lach. Zij lacht ook nog steeds terug. Dan is ze te ver van me vandaan.
En ik denk.

Ik open de voordeur, gooi mijn tas en mijn jasje van mij af en loop de woonkamer in. Op de bank zit Vrouwlief. Ik kus haar lang en uitbundig. Wat ben ik blij dat ik weer thuis ben. Ik lach. Zij ook.
En ik denk: “Het leven van bazbo gaat vaak over rozen.”

Apeldoorn, september 2010

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment