bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

05-01-2011

Relatief

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2011 — bazbo @ 21:15

Ik fietste met mijn lege kratje Dommelsch achterop naar de supermarkt. Onderweg waren er zeker twee mensen die mij beleefd groetten. Ze kennen me. Ik ben een bekende Apeldoorner, geloof ik. Met een gelukzalig gevoel kwam ik aan bij de winkel. Mooie producten legde ik in mijn karretje. Ik ben een rijk mens. Bij de kassa zat een meisje met de mooiste ogen die ik ooit had gezien. En lief dat ze was. Terwijl ik afrekende, werd mijn hart warm.

Ik kijk om mij heen. Alles is wit. De sneeuw ligt centimeters dik op de takken van de bomen. Het is stil. Er is niemand in de buurt. Geen sterveling. Alleen ik. Er zijn wel wat mensen geweest. Dat kun je zien aan de voetafdrukken in de sneeuw. En een hond, getuige de gele sneeuw. Het is de enige kleur in het landschap. Voor de rest is alles zwart-wit. Alsof ik naar een oude televisie kijk. De wind heeft de sneeuw tegen de stammen van de bomen geblazen. Ik haal mijn fototoestel uit mijn jaszak. Je blijft plaatjes maken in een sprookjeswereld als deze. Ik krijg pijn in mijn wijsvinger. Niet van het vele keren de ontspanknop indrukken, maar vanwege de snijdende kou.
Bibberend denk ik terug aan vanmorgen.

*

Ik werd wakker en keek naast mij. Daar lag de liefste vrouw die ik ken. Voorzichtig drukte ik een kus op haar gesloten ogen. Ik sloeg het dekbed van mij af en stond op. In de badkamer nam ik een uitgebreide douche. Het water was heerlijk warm. Ik waste mijn lange haren en zeepte mijn huid in, om daarna alles uit en af te spoelen. Vervolgens droogde ik mij af en trok ik kleren aan. Een T-shirt met de kop van Zappa erop en een spijkerbroek. Daar voel ik mij het lekkerst in.

Beneden maakte ik koffie. Ik opende de gordijnen van de woonkamer en keuken. Toen ging ik naar de brievenbus. Die hangt tegen onze schuur aan de voorkant van het huis. Buiten was het wit. Het had gesneeuwd. Eerder lag er ook al wat, maar wat later dooide het en verdween alles. Nu lag er nog meer bij. Het was koud. Ik haalde twee kranten uit de bus en ging snel weer naar binnen.
Te stil was het me. Het is me altijd te stil. Ik moest muziek horen. Terwijl de koffie liep, liep ik naar de platenkast. Wat een mooie verzameling heb ik toch. De kast puilt uit; binnenkort moet ik hem toch eens uitbreiden. De grote vraag iedere dag is wat ik nu weer ga draaien. Ik heb zo veel. Laatst werd mijn verzameling plots op een bijzondere manier uitgebreid. Een dame uit de kroeg kwam op mij af en bood mij haar hele collectie vinyl-platen van Zappa aan. Kijk, die wilde ik wel hebben. Ik had natuurlijk alles al op cd, maar nu was mijn elpeeverzameling in één klap compleet. Nóg voller werd de kast. Maar wat wilde ik nu horen?  Het werd de mooie plaat ‘La Galana I La Mar’ van Mor Karbasi. Meeslepende songs vanuit de Sefardische traditie.
Al meeneuriënd keek ik uit het raam. Ook de achtertuin was wit. Een roodborstje hipte door de sneeuw, op zoek naar voedsel. Een dikke laag sneeuw lag op het vogelhuisje, dat was omgevallen.

Er kwam iemand naar beneden. “Hoi pa,” zei hij. Het was De Zoon. Ik keek hem aan. Hij liep in zijn pyjama. Waarom ook niet? Hij had vakantie. Zijn MBO-opleiding verliep succesvol en op zijn stage deed hij het bijzonder goed. Hij verdiende het om te genieten van een paar dagen niets.
“Hier, moet je kijken,” zei ik. “De strip in de krant is weer fenomenaal.”
Samen bestudeerden we Dirkjan. Op het eerste plaatje loopt hij als pizzakoerier weg van een huis, waar hij duidelijk een pizza heeft bezorgd. De meneer in de deuropening zegt: “Pardon, pizzabode. Dit is niet de pizza die ik besteld heb, hoor.” Op het tweede plaatje zie je Dirkjan geërgerd teruglopen: “Nee hè, zul je zien dat er een olijf te weinig of een stukje paprika te veel op ligt.” Het derde plaatje laat de meneer zien die de pizzadoos heeft opengeslagen. “Er ligt een drol op.” Op het vierde en laatste plaatje rijdt Dirkjan tevreden op zijn scooter weg: “Kijk, dát zijn tenminste klachten.”
Ik kon mijn Zoon niet uitleggen waarom dit zo grappig was. Hij mij trouwens ook niet. Hij lachte zich een kriek, schonk wat te drinken voor zichzelf in, dronk het op en verdween weer naar zijn slaapkamer. Daar wachtte zijn PS3.

Ik ging eens achter mijn PC zitten. Er was een boel mail. De spam werd automatisch naar de verwijderde items getransporteerd, dus daar had ik geen last van. Wie had er wat geschreven? Het waren allemaal lieve mensen om ons heen met allemaal lieve berichten. Ik kreeg het er warm van.
Dan maar even naar buiten. Boodschappen doen. Dat moest ook gebeuren.
Ik fietste met mijn lege kratje Dommelsch achterop naar de supermarkt. Onderweg waren er zeker twee mensen die mij beleefd groetten. Ze kennen me. Ik ben een bekende Apeldoorner, geloof ik. Met een gelukzalig gevoel kwam ik aan bij de winkel. Mooie producten legde ik in mijn karretje. En een vers kratje Dommelsch zette ik achterop. Ik ben een rijk mens. Bij de kassa zat een meisje met de mooiste ogen die ik ooit had gezien. En lief dat ze was. Terwijl ik afrekende, werd mijn hart warm.
Thuis verorberden we een overheerlijke brunch. Ik had broodjes afgebakken en eitjes gekookt. Daarnaast stond er allerlei lekkers op tafel: vele soorten kaas, forel, vleeswaren, salades, sinaasappelsap, melk en wat al niet meer. Het geluk kon niet op.

Misschien moet ik even vertellen van gisteren. We gingen naar het ziekenhuis. Een afspraak om kwart voor tien. Lange wachttijd voor de specialist. Na vijftig minuten waren we aan de beurt. “Mevrouw Langereis?” zei het mens in het wit in de deuropening. We stonden op en liepen naar haar toe. Ze schudde de hand en zei haar naam die we niet verstonden. Of we plaats wilden nemen in kamer 7. Dat wilden we. Daar wachtten we nog vijf minuten. Plots vloog de deur open en de chirurg stoof binnen. Hij ging zitten achter het kale bureau en drukte met zijn grove handen op een toets van de pc.
“Mammografie, niets bijzonders op te zien. Het is helemaal goed.”
We keken elkaar aan. Het was helemaal goed.
Samen liepen we naar de uitgang. Het jaar 2010 was een bijzonder jaar. Mijn vrouw heeft geen borstkanker meer. Buiten scheen de zon. De sneeuw glinsterde in het licht.

*

Diezelfde sneeuw kraakt nu onder mijn schoenen. Het begint te schemeren. De heel lage zon prikt in mijn ogen. Ik loop het paadje af en verlaat het Kanaalpark. Even de straat oversteken en ik ben weer thuis. Gelukkig hoef ik niet op wintersport en kan ik gewoon lekker in mijn oude vertrouwde Apeldoorn blijven. Heerlijk.

Tjongejonge, wat is het allemaal mooi.
Maar mijn moeder, die is dood.

Apeldoorn, 24 december 2010


(Kanaalpark, Apeldoorn – december 2010 – foto: bazbo)

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment