bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

22-04-2011

Was

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2011 — bazbo @ 21:43

Vooralsnog wil ik het over een aantal zaken niet hebben. Want wie kan het wat schelen? Ik zou het niet weten. Ik weet sowieso niet veel. Ik wil ook niet veel weten. Als je kennis hebt, dan willen anderen daar gebruik van maken. Ik heb wel eens geschreven dat ik niet wil weten hoe mijn wasmachine werkt, want als ik dat wél weet, dan moet ik in het huishouden nog gaan wassen ook. Dat was niet waar. Of nee, het is wel waar. Ik wíl niet weten hoe de wasmachine werkt, maar ik weet het toch. Sterker nog: in huize Langereis doe ik de was.

Vooralsnog wil ik het over een aantal zaken niet hebben. Want wie kan het wat schelen? Ik zou het niet weten. Ik weet sowieso niet veel. Ik wil ook niet veel weten. Als je kennis hebt, dan willen anderen daar gebruik van maken. Ik heb wel eens geschreven dat ik niet wil weten hoe mijn wasmachine werkt, want als ik dat wél weet, dan moet ik in het huishouden nog gaan wassen ook. Dat was niet waar. Of nee, het is wel waar. Ik wíl niet weten hoe de wasmachine werkt, maar ik weet het toch. Sterker nog: in huize Langereis doe ik de was.

De was. Hoe doe je dat? Hoe doe je die? Hoe doe ík die?
Iedere zaterdagmorgen pak ik de wasmand uit de badkamer en neem die mee naar beneden. Want wassen, dat doe ik alleen in het weekend. Mijzelf wassen doe ik minimaal twee keer daags; men kan mij niet betichten van niet propere lichaamsdelen. Maar de was, de vuile kleding weer opschonen, dat doe ik alleen in het weekend. Dat komt zo. Wij hebben een nachtstroomaansluiting. ’s Avonds na elf en ’s morgens vóór zeven uur, plus in het weekend, betalen wij een lager tarief aan stroom. Omdat ik voldoende kleren heb voor een hele week, kan ik de was opsparen tot het weekend. Op zaterdag draai ik dan een wasje of vier. Zo zet ik mijn vaatwasser ook pas ’s avonds laat aan. De oven, de computer en de stereo gebruik ik de hele dag. De staafmixer trouwens ook. Zaterdag is dus wasdag. Tussendoor doe ik de boodschapjes, maak ik het huis aan kant en bezorg ik Vrouwlief een orgasme of wat. De vibrator kost trouwens geen stroom; die werkt op batterijen. Of wat zeg ik nu? De was, daar ging het over. Ik nam de wasmand mee uit de badkamer naar beneden, daar was ik gebleven. Goed, gaan we verder. Ik zet die mand op een keukenstoel en leg het deksel omgekeerd op de keukentafel. Dan ga ik sorteren. Donkere was leg ik op het deksel. Hete was, zoals handdoeken en beddengoed, gaat op een stapel náást het deksel op tafel. Lichte was mieter ik op de keukenvloer, vlak vóór het raam. Als de mand leeg is, doe ik de hete was terug in de mand en zet ik de mand naast de lichte was op de keukenvloer, vlak vóór het raam. Hoe simpel kan het zijn? Meestal komt Vrouwlief daarna met nóg meer was en zij flikkert altijd alle kleuren weer door elkaar. Tja, organiseren is onze hobby.

Vervolgens prop ik de donkere was in de wasmachine. Die staat in de keuken, verstopt achter hoge deuren. Die deuren hebben hetzelfde design als de rest van de keuken. Boven op de wasmachine staat de droger. Ik stel de juiste temperatuur in (30°C), doe waspoeder in het laatje en druk op de knop. Hoppa! Dan doe ik de deuren van de kast dicht, zodat we niet te veel last hebben van het lawaai.
Is de donkere was klaar, dan haal ik het uit de machine en leg het weer op het deksel. Vervolgens stop ik de lichte was in de machine. Terwijl die draait, hang ik de donkere was op. Bij mooi weer de shirts en broeken buiten onder de carport; in de wintermaanden over de radiatoren op de bovenverdieping. Ondergoed en sokken hangen altijd op de overloop op een rek. Dat ik ’s morgens vroeg niet op blote voeten en in mijn naakte lul naar buiten hoef om een schone slip te zoeken. Hangt de donkere was eenmaal, dan neem ik het deksel van de wasmand weer mee naar beneden. Daar gaat dan straks de lichte was op, als die klaar is om opgehangen te worden. Hangt de lichte was eenmaal ook, dan neem ik het deksel niet mee naar beneden, maar leg ik hem op de kop op de grond in de badkamer. Daar gaat de was voor het restwasje op zondag op. Het restwasje, daar kom ik later op terug.

Was ophangen is een kunstje apart. De was van De Zoon hangt in zijn slaapkamer op de verwarming of in de naastgelegen studeerkamer. De was van Vrouwlief hangt in haar werkkamertje over de radiator en mijn eigen was in onze slaapkamer. Is er door omstandigheden méér was, dan hangt dat over de reling rondom het trappenhuis.
In de mooie maanden hangt het wasgoed buiten onder de carport (hoe vaak moet ik het potdomme nog zeggen?) en wel volgens een bepaald systeem. De eerste waslijn is voor mijn kleren, en shirts hangen met de kop van Zappa naar één kant. Nooit twee kledingstukken met één wasknijper aan elkaar vast hangen. Dat geeft maar kreukjes op de heupjes. De tweede lijn is voor de kleren van De Zoon en de derde voor die van Vrouwlief. Heeft iemand méér kleren dan op één lijn passen, dan kunnen ze de kleren krijgen. In dat geval is er nog een vierde waslijn.

De keus van wasmiddel is geen moeilijke. Onlangs bleek uit onderzoek dat een goedkoop wasmiddel (bijvoorbeeld van de Aldi) een net zo goed en schoon resultaat geeft als duurdere merken uit de kwaliteitssupermarkt. Dat wisten wij natuurlijk al lang. Daarbij: vorige week is gebleken dat een wasmiddelenkartel ervoor gezorgd heeft dat u jarenlang significant te veel heeft betaald. De fabrikanten krijgen een boete, wij ons veel te veel betaalde geld niet terug.

Zoals bekend spelen er bij het fenomeen ‘wassen’ ook bepaalde ergernissen. Waar niet?
Zo heeft de Zoon de neiging om zijn sokken uit te trekken en die als propjes in de wasmand te gooien. Honderd keer heb ik hem al verteld dat hij zijn vieze zweetsokken uit elkaar moet trekken. Honderd keer bleek hij doof ook. Tegenwoordig was ik propjes en hang ik propjes op. Dat zal hem leren! Gna, gna. Schijtziek word ik ook als hij met een donkere broek in zijn handen de keuken binnenkomt en dan zegt: “Waar laat ik deze was?” Terwijl ik op dat moment nét de donkere was heb aangezet.
“Morgen doe ik nog een restwasje,” zeg ik dan, mijn woede verbijtend. Want dat doe ik. Mijn woede verbijten en op zondag een restwasje. Meestal ben ik zaterdagavond klaar met wassen. Ik heb de handdoeken dan ook al in de droger gedaan. De droger draait pas ’s avonds laat, want die maakt erg veel lawaai en dan hoor ik de schitterende muziek niet die ik draai (op de hoofdtelefoon). Zondagmorgen vouw ik de handdoeken op de keukentafel. En dan doe ik het restwasje. Ik zei toch dat ik erop terug zou komen? Bij het restwasje komt geen sortering van het wasgoed aan de orde. Meestal is het maar zó’n klein beetje, dat ik het allemaal samen in de trommel stop en dan is de machine nog maar half vol. Voor een half volle machine is er een knopje ‘Kort’ dat je kunt indrukken. Het maakt niet uit hoe lang of hoe kort je het knopje indrukt, het lampje ‘Kort’ gaat evengoed wel branden en het programma duurt niet zo lang.

Wasmachines leveren soms ook aardige avonturen op. Zoals die keer dat tijdens het programmaonderdeel ‘centrifugeren’ de trommel losschoot uit de behuizing. Dat gaf me een ravage! De hele machine stuiterde door de kastdeuren heen de keuken in. Met de wasdroger erbovenop. En toen was het op zoek naar een nieuwe machine. Dat werd een [even het merk nakijken, voordat ik deze column plaats]. Die functioneert al een paar jaar prima.
Lang, heel lang geleden, woonde ik nog bij mijn papa en mama in huis. Ik woonde er niet alleen. Nee, ook mijn papa en mama woonden er. (Moet ik dan alles uitleggen?) En – je zou ze bijna vergeten – mijn twee broers en mijn zusje. In mijn pokkenpubertijd wilde ik met mijn huisgenoten zo min mogelijk te maken hebben; vandaar dat ik ze bijna zou vergeten. Toch waren er soms ook huiselijke familiemomenten. Neem nu het volgende tafereeltje. Moeder zat in een hoekje van de bank in de grote achterkamer haar sokophouders te verstellen. (Ik zeg maar wat.) Vader zat op een andere bank achter zijn krant te slapen. Mijn broertjes, zusje en ik deden aan de eettafel een gezelschapsspel. Een gezelschapsspel. Moet ik dat uitleggen? (Bekijk het.) En tenslotte, in de toiletruimte in de gang deed de wasmachine zijn werk. In een huishouden met zes personen wordt veel vies gemaakt. Laat ik daar geen woorden over vuil maken. Dat snapt iedereen. (Hoop ik dan maar.) Niet dat iemand nog in zijn broek kakte, maar ik bedoel maar. (Zes onderbroeken per dag is eens per week toch een wasmachinetrommel vol. En dan heb ik het nog niet over de twaalf sokken per dag, de shirts, broeken, zakdoeken en badlakens.) (Hou toch eens op met al die terzijdes tussen haakjes!)
Het gezelschapsspel verliep gezellig. Dat was uitzonderlijk in ouderlijk huize Langereis. Meestal vlogen de pionnen, dobbelstenen, kaartjes en het speelbord binnen de kortste keren door de kamer. Tja, als er iemand weet hoe je het bloed onder de nagels van de medemens moet halen, dan is het wel een Langereis. (Houdt u het nog een beetje vol?) De gezelligheid werd niet zo zeer veroorzaakt door het spel, als wel door de gebakjes die op schoteltjes op het perzisch tafelkleed stonden.
“Wat is dat daar?” vroeg mijn zusje plots en ze wees op de gang. Even dachten we aan een afleidingsmanoeuvre die haar alle gelegenheid zou geven tot valsspelen of het jatten van onze gebakjes (de trut), maar al snel presenteerde de werkelijkheid zich. Grote dikke grijze wolken overvielen ons vanuit het washok op de gang. Een fractie van een seconde later overviel onze moeder de totale paniek. “De wasmachine staat in de hens!” brulde ze ons het huis uit en sommeerde mijn oudste broer bij de buren aan te bellen om daar te vragen of ze telefonisch contact met de brandweer mocht leggen. Dat ze onderweg naar buiten langs haar eigen telefoon kwam, was ze zich op dat moment niet bewust.
Terwijl wij buiten op de stoep blauwbekkend stonden toe te kijken, haalden twaalf brandweerlieden de brandende wasmachine naar buiten. Dat werd morgen geen schone onderbroek aan. Daar viel mee te leven. Erger was de schade in huis. Door de fik in de machine en een of andere chemische reactie die er was ontstaan, lag er overal in huis, van de zolder tot de kelderkast, een twee centimeter dikke laag witte smurrie. Ook op onze gebakjes op het perzisch tafelkleed. En ik had geeneens slagroom besteld. Dat kleed mocht trouwens ook in de was.

“De was! Hoe gaat het verder met die was?” hoor ik je vragen. Ik had de was opgehangen en de handdoeken gedroogd en opgevouwen. Daar waren we. Welnu, de was van de waslijn en radiatoren halen, dat doe ik niet. En de rest vouwen doet Vouwlief. Eh. Wat een vouwte grap.
Een hoofdstuk apart is ‘Strijken’. Dat leest u een volgende keer. Of niet. Want wie kan het wat schelen? Maar goed. Meer zeg ik niet. Want vooralsnog wil ik het over een aantal zaken niet hebben.

(Hoe was deze?)

Apeldoorn, april 2011

(Voorgelezen tijdens de FOK!columnistencabaretvoorleesvoorstelling in  café ‘Brandpunt’, Tilburg op zondag 17 april 2011)

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment