bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

12-05-2011

Badpak 14,95

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2011 — bazbo @ 17:12

Ik kijk niet naar het badpak. Ik kijk naar de vrouw die het badpak draagt. Wat een mooie vrouw. Maar liever zie ik dat ze dat badpak niet zou dragen. Hoe prettig ze er ook bij staat. Ze heeft kuis haar ene been iets voor het andere gezet, zodat je haar venusheuvel net niet goed kunt zien. Het leeuwendeel van haar heerlijke dijen is aan het oog onttrokken. Wel zien we haar smalle heupen en een niet al te gul decolletétje. Voorts lange donkerblonde haren met iets een slag erin, leuke ogen en een sensuele mond waarin ik een spleetje tussen de voortanden kan zien. Ik zucht maar weer eens. In mijn fantasie zit ze boven op mij en kriebelen haar haren in mijn gezicht en heb ik mijn handen op haar heupen en …

Ik kijk niet naar het badpak. Ik kijk naar de vrouw die het badpak draagt. Wat een mooie vrouw. Maar liever zie ik dat ze dat badpak niet zou dragen. Hoe prettig ze er ook bij staat. Ze heeft kuis haar ene been iets voor het andere gezet, zodat je haar venusheuvel net niet goed kunt zien. Het leeuwendeel van haar heerlijke dijen is aan het oog onttrokken doordat de foto gewoon onderaan ophoudt. Wel zien we haar smalle heupen en een niet al te gul decolletétje. Voorts lange donkerblonde haren met iets een slag erin, leuke ogen en een sensuele mond waarin ik een spleetje tussen de voortanden kan zien. Ik zucht maar weer eens. In mijn fantasie zit ze boven op mij en kriebelen haar haren in mijn gezicht en heb ik mijn handen op haar heupen en nou ja, ik ga dat allemaal hier niet opschrijven, hoor. Het moet fantasie blijven. Ondertussen sta ik met een rode kop naar de foto op de poster te staren. Schichtig kijk ik om mij heen. Barst, daar is de mevrouw met het kinderzitje op de fiets ook al in het bushokje gaan staan. Zou ze hebben gezien hoe mijn mondvocht op de punten van mijn schoenen is gedrupt? Ik gok maar van niet. Ik ben een bekende Apeldoorner en voor je het weet ben ik een bekende Apeldoorner die is aangeklaagd voor allerhande viezigheid. En dat terwijl ik alleen maar de vrouw op de foto mooi vind. Mijn vunze gedachten kunnen ze niet eens zien. De bobbel in mijn broek wel. Snel controleer ik of mijn jasje wel goed voor mijn gulp hangt. Ja hoor, dat hangt hij. Gelukkig. Of zou de mevrouw het stiekem wel leuk vinden, zo’n vent met zo’n harde stang in zijn broek? Geen vunze gedachten nu, probeer ik mij te concentreren. Dat lukt natuurlijk niet. Hoe meer ik mij sta op te winden dat ik maar geen vunze gedachten wil, hoe opgewondener ik raak van alle vunze gedachten. Over aanklagen gesproken: hoog tijd dat we die klerenwinkels eens aanpakken, met al die verleidelijke dames op de reclameposters. Of nee, laten we dat niet doen, want straks hangen ze er niet meer en hoe kom ik dan van mijn mondvocht af? Mijn tandarts heeft wel zo’n zuigertje dat hij in je mondhoek hangt als je bij hem een of andere nare behandeling krijgt. Verhip, ik ben mijn stijve toeter gelijk kwijt. Hij moest eens weten, die tandarts van mij. Is hij toch nog ergens goed voor. Binnenkort maar weer eens een afspraak met hem maken. Sommige dingen, daar kom ik niet onderuit in het leven. Het is deze dagen al vroeg licht. De bus is nooit vroeg. Als de bus niet op tijd is, is hij altijd te laat. Nooit te vroeg. Ik wacht nog maar even. Wat kan een mens anders? Weglopen en wat anders gaan doen, dat zou ik kunnen. Maar daarmee kom ik niet op mijn nieuwe werkplek. Had ik al verteld dat ik een nieuwe werkple …, nee laat maar. Herhaling is de kracht van de reclame, niet van de schrijfkunst. Dat ik schrijf, is dat een kunst? Ik noem mijzelf vaak een waarachtig schrijver. Er komt een debielenbusje voorbij gereden. Er zit geen debiel in. Al ziet de chauffeur er niet bijster intelligent uit. Als de chauffeur bijster intelligent was, zou hij geen chauffeur zijn, maar eerder leraar, ondernemer, filosoof of politicus. Al twijfel ik wel eens aan de intelligentie van de politici van tegenwoordig. Zelf ben ik meer dan intelligent (ik heb vingers te kort bij het tellen van mijn IQ) en heb ik een eenvoudige kantoorbaan. Formeel ben ik secretaresse. De baas van mijn nieuwe werkplek kwam laatst met post aan die was geadresseerd: ‘Aan de secretaresse van [zijn naam]’. Die grote grijns op zijn smoel had ik er eigenlijk knalhard af moeten rammen, maar ik ben een nette jongen. Al zijn mijn gedachten soms vuns. De dame op de foto roept heel wat op. Het bloed kruipt waar het graag gaat. Meestal is het verspilde energie. Daar zou je toch een deel van het energieprobleem mee kunnen ondervangen, lijkt me. Al die bloedtoevoer door het lijf, al die lichaamshitte, al die spanning in de spieren: de wetenschap zou toch allang zo ver moeten zijn dat ze daar een generator op aan kunnen sluiten en een woonwijkje van elektriciteit kunnen voorzien? Ieder mens zou verplicht een windmolen voor zijn snufferd moeten hebben. Bij het uit- en inademen zal er voldoende stroom opgewekt kunnen worden om een kleine vibrator trillende te houden. Tijdens de seks is het gehijg doorgaans niet van de lucht. Daar moet je toch wat mee? In deze barre tijden van schaarste is ieder idee welkom. Ik draag graag mijn steentje bij. Daar vraag ik niets voor. Geld maakt toch niet gelukkig. Geluk is voor de dommen en de dommen hebben een slecht betaalde baan. Zelf ben ik niet zo’n goed voorbeeld. Ik heb een slecht betaalde baan, maar dom ben ik niet. Ik verzin de oplossingen voor de wereldenergievraagstukken waar u bij staat. O, u staat er niet bij. Nee, alleen de mevrouw met het kinderzitje achter op de fiets staat er bij. En er is een vent met een rugzak bij komen staan. Goedemorgen hier en goedemorgen daar. Laat ik maar aardig terug zijn. Die mensen hebben mij niks gedaan, al zou ik hun wel eens wat willen doen. Die vent een hengst op zijn kanis geven, bijvoorbeeld. Gewoon om eens te voelen hoe dat is. Mijn vuist zal vast pijn doen. En wat zou ik met die mevrouw aanvangen? Wat doe je met een vrouw? Seks wil ik niet met haar. Dat wil ik al met de mooie vrouw op de foto. Wat doe ik dan met deze mevrouw met het kinderzitje op haar fiets? Zou ze kunnen koken? Dat doe ik liever zelf, want dan weet ik zeker dat het goed en lekker is. Ik had jeuk op mijn hoofd. Niet krabben. De schilfers zouden los kunnen komen en op mijn zwarte jasje vallen. Daar moet je mee uitkijken. Voor je het weet denken ze dat je roos hebt. Of aids. Bovendien zou mijn haar door de war gaan. Ik had het zorgvuldig in een staart gebonden. Ha, ik ben een secretaresse met lang haar. Even grinnik ik. De zon schijnt. Dat mag ook wel, zo halverwege mei. Wat een mazzel hebben we al gehad dit voorjaar. Zomerse temperaturen. Eén beweging en je zweet al. Kom ik net van onder de douche gestapt ’s morgens vroeg en wil ik mijn kleren aantrekken: ben ik alweer drijfnat van het transpiratievocht. Beter trek ik dan geen kleren aan. Maar ga zo maar eens naar de nieuwe werkplek of boodschappen doen. (‘Blootschappen’ is nu een wel heel flauwe grap.) Kijk, daar is de leuke mooie meid ook weer. Nog maar weer een keer goedemorgen en een verlegen blik heen en weer. Ze heeft een wit jasje aan. Daarop zie je haar roos niet. Ze heeft ook geen roos, volgens mij. Wel een prachtige bos krullen. Ik ben jaloers op haar haren en zou haar zachte vlezige lippen graag eens aflebberen. Toch blijf ik monogaam. Daar zit het woordje ‘no’ in. Zo onthoud ik het. Of nee, ik onthoud het zo ook wel. Iedere keer als ik Vrouwlief zie, dan weet ik dat zij de Enige is. En ik zie haar de hele dag voor me, ook als ze niet in de buurt is. In mijn gedachten zie ik haar lach en dan ben ik gelukkig. Of d’r tieten. Maar dat zeg ik niet hardop, hoor. Mensen zouden eens kunnen denken dat ik de hele tijd aan seks denk. Dat is niet zo. Ik denk ook vaak aan andere lekkere dingen. De Turkse gehaktschotel met wilde spinazie en ei uit de oven, bijvoorbeeld. Die moet ik binnenkort toch weer eens maken. Er komt een bus aan. Dat is een stadsdienst; die moet ik niet hebben. Niemand moet die hebben. De bus rijdt ook gewoon door. Wie neemt er nou een stadsdienst? Ik ga altijd op de fiets binnen Apeldoorn en vlak daarbuiten. Oké, als je oud en gebrekkig bent, dan mag je van mij heus wel de stadsbus nemen, hoor. Of als het heel hard regent. Lang geleden dat er nog een buitje is gevallen. Ik moet mijn tuin hoog nodig bewateren. Maar de leiding van mijn buitenkraan is lek. De vorst zette vroeg in, afgelopen herfst. Ik ben bang dat ik net te laat was met het afsluiten van de kraan. Dom. En dat voor zo’n slimme man als ik. Het wordt druk bij de bushalte. Er is nog een jongen bij gekomen en een man. De jongen draagt een enorme hoofdtelefoon en staat slungelig mee te headbangen. Wat een mal gezicht. De man heeft ook een mal gezicht. En dat terwijl je bij de groenteman van die handige papieren zakken kunt krijgen die je zo over je hoofd heen kunt trekken. Een knietje zouden zijn ogen nog verder doen uitpuilen. Wat een agressie zo plots. Terwijl ik doorgaans zo vredelievend ben. Ik denk vaak aan de liefde. En aan de konten van vrouwen. Met dit mooie weer lopen ze er weer zo fijntjes bij. En ik kwam al mondvocht te kort. Toch zijn er ook een boel vrouwen die er met dit weer niet zo fijntjes bij lopen. Ze hebben zich dan wel luchtig gekleed, maar met hun buiten proporties gevormde lichaam zouden ze dat helemaal niet mogen doen. Het leven kan hard zijn. Niet iedereen heeft het geluk de schoonheid te bezitten van bijvoorbeeld de vrouw op de foto op de poster hier. Eigenlijk zou een vrouw her en der op het lichaam een ventiel moeten laten aanleggen, waarmee – al naar gelang de behoefte – lucht en vet aan- en afgevoerd zou kunnen worden. En van de ontsnappende lucht kun je weer stroom opwekken. Zo snijdt het mes aan twee kanten. Duurzame schoonheid, wat wil een mens nog meer? Een goed salaris, bijvoorbeeld. Ik roep wel dat ik zo intelligent ben, maar ondertussen heb ik wel een slecht betaalde grijze kantoorbaan. Wat een uil ben ik toch. Maar ik heb wel mijn Vrouwlief. De zon prikt in mijn ogen. Ik ga er van huilen. Klaarlichte dag. Sinds mijn moeder dood is, jank ik veel meer. Niet dat ik bij haar dood heb staan grienen. Het was goed geweest. Ze was te ziek; ze was niet meer mijn moeder zoals ik mij haar graag herinner. Natuurlijk mis ik haar, maar ik was ook blij dat ze niet verder hoefde te lijden. Ik denk nog veel aan haar. Er komt een brommertje voorbij. Het is eerder een snorfiets, maar wel een model uit de jaren zeventig of zo. Wat een slakkengang. Op de fiets ben je sneller. En het kreng mag geeneens op het fietspad; het moet nog op de weg rijden ook. Ik wil roepen: “Kijk uit! Een bocht! Afremmen!” Maar dat doe ik niet. Ik zal me hier een beetje gaan staan schreeuwen op de vroege morgen. Dat zo’n lul op zo’n brommertje zelf een beetje uit zijn doppen kijkt en op de weg let. Ik snuif de zompige geur van het lentegroen op. Heerlijk. Daar komt de bus. Niets te vroeg. Wel twee minuten te laat. Ik graai in mijn jaszak en haal mijn buskaart te voorschijn. Iedereen doet een stap naar voren. Wat een voorkruipers. Ik was hier eerst. Zelfs de mevrouw met het kinderzitje op de fiets blijkt met haar ellebogen te werken. Nou ja. Ik kijk naar de dame op de poster en lees. Badpak 14,95. Best goedkoop. Maar het zal me niet staan.

Apeldoorn, mei 2011

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment