Beter kun je niet krijgen
“Jullie zijn een grappig stel,” zei de dame van achter haar toonbank. We konden haar even niet zien. Ze zat voorovergebogen en zocht iets. Het was een vrouw van ongeveer onze leeftijd. Misschien iets ouder. Vlot gekleed in een strakke beige broek en bruine, hoge laarzen. Ze droeg een luchtig hemdje en daaroverheen een kort leren jasje. Haar blonde haren had ze opgestoken en als ze glimlachte verschenen er allemaal rimpeltjes in haar gezicht. Dan was ze toch wel ouder dan wij. Veel ouder.
Een grappig stel? Wij? Vrouwlief en ik keken elkaar aan. Waar hád ze het over? Zelf vond ik de dame op haar beurt ook best geestig.
“Jullie zijn een grappig stel,” zei de dame van achter haar toonbank. We konden haar even niet zien. Ze zat voorovergebogen en zocht iets. Het was een vrouw van ongeveer onze leeftijd. Misschien iets ouder. Vlot gekleed in een strakke beige broek en bruine, hoge laarzen. Ze droeg een luchtig hemdje en daaroverheen een kort leren jasje. Haar blonde haren had ze opgestoken en als ze glimlachte verschenen er allemaal rimpeltjes in haar gezicht. Dan was ze toch wel ouder dan wij. Veel ouder.
Een grappig stel? Wij? Vrouwlief en ik keken elkaar aan. Waar hád ze het over? Zelf vond ik de dame op haar beurt ook best geestig.
“Zijn jullie op zoek naar iets speciaals?” had ze gevraagd toen we deze winkel waren binnengelopen.
Ik moest gelijk al grinniken. “Ja,” vertelde ik. “We zoeken een spiegel voor in onze nieuwe badkamer. Dat komt zo. Binnenkort laten we onze badkamer renoveren. We hebben alles al qua inrichting; het enige dat nog ontbreekt is een spiegel voor boven de wastafel. Vandaar dat we hier op de meubelboulevard zijn komen neuzen.”
“Maar we kwamen aan het eind van de route hier langs,” zei Vrouwlief snel. “Toen dachten we: we kunnen ook gelijk wel even kijken naar een nieuw bed.”
“Al zou ik dat bed niet in de badkamer zetten,” vulde ik aan. “Maar goed, nu weet je wat we hier komen doen in deze beddenzaak.”
“Ach zo.” Volgens mij ging er een wereld voor haar open.
“We hébben wel een bed, maar dat heeft lattenbodems en is aan vervanging toe.” Waarom ik het zei, wist ik zelf niet eens. “Wat is het verschil tussen die en die?” Ik wees op twee grote hoge tweepersoonsbedden die er in mijn ogen identiek uitzagen.
“De ene heeft een matras met driehonderdvijftig pocketveren en de andere vijfhonderd.”
“En wat is nu het verschil?” Alsof ik dat niet zag. Op het ene bed lag een puisterige knul en op het andere een leuk jong meidje van een jaar of twintig. Als ik mocht kiezen, dan wist ik het wel.
“De ene is veel stabieler dan de andere,” legde de dame uit. “Probeer maar.”
De knul en het meisje stonden snel op. “We kijken nog even verder,” zei de jongen schuchter.
“Is goed, hoor,” zei de dame. “Kom maar terug als je nog eens wilt proefliggen.”
Het jeugdige stelletje verliet hand in hand de winkel.
“Leuk hè?” keek de dame ze na. “Schattig, zo’n jong stel. Ze zijn nog zó verliefd!”
“Ben je zelf niet meer verliefd dan?” wilde ik vragen, maar ik kreeg de kans niet.
“Hoe lang zijn jullie bij elkaar?” vroeg de dame.
“Gaat je niks aan!” wilde ik roepen. Helaas was Vrouwlief me voor.
“Komende maandag zijn we eenentwintig jaar getrouwd.”
“En jullie bed is ook al zo oud?”
“Nee, daarvoor hebben we een tijdje samengewoond,” vertelde Vrouwlief.
“Ja, in de eerste paar maanden hebben we in die vreselijke twijfelaar van je gelegen,” schoot me de bittere herinnering te binnen.
“Willen jullie koffie?” vroeg de dame plots.
“Nee, dank je,” zei ik. Koffie in een winkel is meestal het begin van het einde. En het einde is een dure aankoop.
“Graag,” zei Vrouwlief. Barst.
“Cappuccino?”
“Nee, gewoon,” zei Vrouwlief. “Zwart met niks erin.”
“Jij echt niet?” vroeg de dame aan mij.
“Nee, dank je,” herhaalde ik.
“Weet je het heel zeker? Cappuccino?”
“Nee, dank je,” herhaalde ik.
“Nou, als jullie nu even gaan proefliggen op deze bedden, haal ik de koffie.”
Vrouwlief lag al.
Waren we toe aan een nieuw bed? Nou, nogal. Toen we in mei 1989 gingen samenwonen, was één van de eerste dingen die we gingen vervangen, die vreselijke twijfelaar. Onze eerste gezamenlijke grote aankoop was een enorm bed van twee bij twee meter. Dat ding werd uitgebreid bezorgd en in elkaar gezet. Het was voor die tijd een heus luxueus ding, met twee lattenbodems, ieder voorzien van een verstelbaar hoofd- en voeteneind. Verstelbaar met de hand, dat wel. Het bed functioneerde prima, tot we drie jaar later gingen verhuizen. Toen moest-ie uit elkaar. Hij ging ook wel weer in elkaar, maar vanaf toen stond-ie wel wat minder stabiel. Meer dan eens zakte een van de bodems uit de ombouw en plofte die op de vloer. Het werd allemaal nóg erger toen we weer drie jaar later nóg een keer gingen verhuizen. Ditmaal naar ons huidige huis. Ook daar moesten we de lattenbodems extra ondersteunen met houten blokken onder het bed en dan nog ging het af en toe mis. Het was wel toevallig altijd de bodem van Vrouwliefs kant die doorzakte en toevallig gebeurde het ook altijd als ik net bovenop Vrouwlief lag. Vreemd.
Al geruime tijd had ik steeds meer pijn aan mijn schouders en in mijn rug als ik ’s morgens wakker werd. Het ding werd oud. Of ik. Maar aan mijn eigen ouderdom wilde ik nog liever niet denken. We hadden geld opzij gelegd voor de renovatie van de badkamer. Met een beetje mazzel hielden we nog iets over voor een nieuw bed. Een goed bed. Een boxspring. Een elektrisch verstelbare, graag.
Daar had je de dame weer. In haar hand droeg ze een klein dienblaadje met twee mokjes erop. “Asjeblief,” zei ze tegen Vrouwlief en ze overhandigde haar een van de mokjes. Toen kwam ze naar mij toe. “Ik heb een cappuccino voor je meegenomen.” Ze hield het blaadje voor mijn neus.
“Nou, vooruit,” zwichtte ik. Ik drink mijn koffie altijd pikzwart zonder iets erin. Wat een zwakke lul ben ik. Ik had die cappuccino eigenlijk dwars door de winkel moeten smijten en dat mens op een van d’r bedden eens gruwelijk moeten pakken. Maar ik ben een nette jongen, hè. Bovendien was Vrouwlief erbij en van haar houd ik het meest. Hoe vaak moet ik het nog zeggen?
“Het is echt hoge kwaliteit,” vertelde de dame verder. Herhaling is de kracht van de reclame. “Heel stabiel. Deze hier heeft driehonderdvijftig pocketveren en deze andere hier heeft vijfhonderd pocketveren.”
“Pokkeveren?” vroeg ik zachtjes.
Vrouwlief gaf me een por.
“Nogmaals, het is echt goede kwaliteit, hoor,” zei de dame nog maar een keertje. “Het doet niet onder voor een auping. Het komt zelfs uit dezelfde fabriek. Ik kan het weten, want ik ben in de fabriek geweest. Het zijn dezelfde matrassen, dezelfde bodems en dezelfde bedden; er staat alleen een andere naam op.”
“Wat komt erbij geleverd en wat hebben we dan allemaal nog nodig?” wees ik naar het kaartje naast het bed dat we begeerden. Op het kaartje stond een hele lijst met inbegrepen.
“Twee keer een boxspring met een bovenmatras en een topper,” vertelde ze.
“Een topping?” verstond ik. “Dan wil ik graag Parmezaanse kaas.”
“Een topper,” knikte Vrouwlief. Ik nam maar aan dat ze het had over het hoge niveau van mijn grapje.
“Ook het hoofdbord komt erbij. Je moet nog beslissen of je een voetenbord wilt of beugels. En alles wordt gratis bezorgd en gemonteerd.”
“Ik had niet anders verwacht, met die prijs,” zei ik nogal droogjes.
De dame grinnikte. “Het is een heel goed bed van de allerbeste kwaliteit en voor wat je krijgt is het ook niet duur.”
“Dit is wel ongeveer wat we zoeken,” zei Vrouwlief. Ze kwam rechtop en ging zitten.
“Nou, mooi,” zei de dame. “Wacht, loop even mee naar de balie. Dan pak ik de papieren, zodat we de order kunnen noteren.”
“Een grappig stel?” siste ik zachtjes, maar nogal beledigd tegen Vrouwlief. “Wat zei dat wijf? Een grappig stel? Wij?”
“Grappig stel?” vroeg Vrouwlief hardop. “Hoezo? Hoe bedoel je?”
“O eh, nou,” zei de dame, terwijl ze van achter de toonbank vandaan kwam. In haar hand droeg ze een schrijfblok met orderformulieren. Ze keek me aan. “Jullie hebben de hele tijd lol met elkaar. Je vrouw vooral met jou.”
“Hoge kwaliteit,” zei ik, om de aandacht wat af te leiden.
De dame herhaalde haar aanbeveling. “Beter kun je niet krijgen.”
Ik keek opzij naar Vrouwlief en wist dat de dame gelijk had.
Welterusten.
–
Apeldoorn, oktober 2011