Niet naar uit (S011)
De schrijver zette zijn fiets tegen de gevel. Er waren ook fietsenklemmen, maar die waren allemaal vol. Zou het druk zijn in de Turkse winkel?
De schrijver zette zijn fiets tegen de gevel. Er waren ook fietsenklemmen, maar die waren allemaal vol. Zou het druk zijn in de Turkse winkel? Een bijkomend voordeel was dat zijn fiets nu onder de luifel stond. En dus droog, want het regende flink. Nog even controleerde hij of de fietstassen goed dicht zaten. Je wist het maar nooit. Op zich had hij alle vertrouwen in zijn medemens, zeker die in deze wijk. Jawel, er woonde hier volk van allerlei slag: mannen, vrouwen, oud, jong, witte mensen, bruine, zwarte, alle tussenkleuren, en dan had hij het alleen nog maar over uiterlijke kenmerken en niet of ze arbeiders waren of werklozen. Van oudsher stond de buurt bekend als een arbeiderswijk en laatst las hij in de krant dat er ook veel mensen zonder werk zaten. Sommige straten waren echte volksbuurtjes. Er heerste een traditionele ons-kent-ons-mentaliteit en al gebeurde er heus wel eens wat, eigenlijk durfde hij zijn fietstas gerust wagenwijd open te laten. Maar onderweg hier naartoe regende het ook al, dus zat de fietstas al goed dicht, zodat zijn boodschappen niet nat zouden worden. En om nu speciaal voor het vertrouwen in zijn medemens en voor de traditionele ons-kent-ons-mentaliteit die tassen weer wagenwijd open te zetten, dat vond de schrijver ietwat overdreven.
Hij had eerder al boodschappen gedaan bij een grotere supermarkt. Daar kocht hij de zaken die hij niet in de biologische of de Turkse winkel haalde of kon vinden. Grote pakken bronwater, bijvoorbeeld. Ook vlees kocht hij er vaak. Hij stond op de drempel van overstappen op een volledig biologische eet- en levenswijze, maar als het ging om vlees, was hij nog niet zo ver. Nog veel te duur, vond hij. Net als het meeste fruit. Vandaar dat hij nu bij de Turkse winkel langs ging. Niet dat hij daar vlees kocht, want dat verkochten ze daar helemaal niet. Ja, hamburgers uit de diepvries. Nee, voor vlees ging hij toch nog naar die grotere supermarkt. Maar het fruit was goedkoop in de Turkse winkel en van prima kwaliteit. Dat het goedkoop was, had ook wel te maken met dat je het binnen twee dagen moest nuttigen, anders zou het overrijp zijn. Het betekende dat hij bijna dagelijks bij de Turkse winkel het fruitaanbod bestudeerde. Zoals vandaag.
Bij de grote supermarkt had hij vier grote pakken bronwater gekocht van ieder twee liter. In iedere fietstas had hij er twee gestopt, zodat het evenwicht tijdens het fietsen was gegarandeerd. Het evenwicht in zijn eigen gedachten en verdere psychische aangelegenheden was nog niet zo gegarandeerd. Maar het ging beter. Veel beter. De antidepressiva was hij aan het afbouwen.
‘Wat vertel je me nu?’ had de psychiater gezegd. ‘Als je echt zó veel last van die bijwerkingen hebt, dan zou ik zeggen: Stop ermee. Bouw ze af. Zorg ervoor dat je een week zonder bent en neem dan contact met me op. Bekijken we dan welke stappen we verder zetten. En hoe gaat het met hardlopen?’
Met hardlopen ging het goed. Trouw liep hij drie maal per week over de afgelegen paden, door de stille parken en langs het kanaal. Daar waar niemand hem zag, maar dat vertelde hij er niet bij.
Wat hij ook niet vertelde – aan niemand niet, trouwens – was zijn recente heimelijke voorkeur voor zoetigheid. Voorheen snoepte hij zelden of nooit, maar sinds hij ziek was geworden en helemaal geen alcohol meer dronk, betrapte hij zichzelf erop dat hij in de supermarkt langzamer langs de schappen met snoep en chocolade liep dan voorheen. Soms was de verleiding te groot en gaf hij eraan toe. Zo ook vandaag. In de fietstas zat ook een blok melkchocolade met amandelen en zeezout erin.
In de Turkse winkel vond hij snel wat hij zocht. De abrikozen zagen er mooi uit, de bananen ook en een doos aardbeien kostte niet al te veel. Een grote watermeloen liet hij liggen. Ook in deze supermarkt zou hij zijn kleine heimelijke genoegen kunnen bevredigen: hij had er al eens verse baklava gekocht en die was werkelijk heerlijk. Maar vandaag kon hij die verleiding weerstaan.
Weer buiten stopte hij zijn fruit in de fietstassen. Toen viel zijn blik op het blok chocolade. Hij bezweek. Schichtig keek hij om zich heen. Niemand zag hem. Hij wist dat hij zich niet zou hoeven te schamen. Sinds hij ziek was geworden en geen alcohol meer dronk, was hij nogal afgevallen. Er waren periodes geweest dat hij zo angstig en gespannen was, dat hij dagen achtereen niet kon eten en drinken. In totaal was hij meer dan vijfentwintig kilo kwijtgeraakt. Hij woog weer onder de zestig kilo. Niemand zou tegen hem zeggen dat hij het snoepen beter zou kunnen laten. Toch draaide hij zich om en met zijn gezicht naar de winkelpui toe brak hij het blok chocolade doormidden. Vervolgens haalde hij de verpakking er vanaf. Het plastic stopte hij in de zak van zijn colbertjasje.
Het regende nog altijd. Vandaag had hij geen haast en voor de rest van de dag verder geen plannen. Hij wachtte naast zijn fiets geduldig tot het weer wat droger zou zijn en ondertussen snoepte hij. De chocolade was zeer lekker; stukjes amandel knapperden tussen zijn kiezen. Toen hij het laatste stuk gulzig in zijn mond stopte, was toevallig ook de regen wat bedaard. Hij stak zijn hand in de zak van zijn jasje en stuitte niet alleen op zijn fietssleutel, maar ook op de verpakking van het brok chocolade. Hij keek om zich heen. Daar, een meter of tien verderop stond een afvalbak. Hij liep erheen en deponeerde het plastic erin. Althans, dat dacht hij. Plots was er een fikse windvlaag. Hij was al bezig aan de terugweg naar zijn fiets, maar zag dat de verpakking weer uit de prullenbak vloog. Zie, daar dwarrelde het over straat.
Wat moest hij nu? Erachteraan? Er kwamen auto’s aan. Dat was veel te gevaarlijk. Het plastic lag nu aan de rand van de weg. Hij deed een stap in de richting, maar bleef nog onder de luifel van de Turkse zaak staan. De regen was weer heviger. En wacht, een nieuwe windvlaag. Daar ging het oranje stukje plastic. Het vloog verder over de straat.
De schrijver kreeg een paniekaanval en de tranen schoten in zijn ogen. Zo milieu-onbewust wilde hij niet zijn. Maar wat kon hij doen? Erachteraan rennen en het met zijn voet tot stilstand trappen? Welke ridicule indruk zou hij maken op de arbeiders en werklozen, op de mannen, vrouwen, oud, jong, witte mensen, bruine, zwarte, alle tussenkleuren, de mensen die de bevolking vormden van deze echte volksbuurt met de traditionele ons-kent-ons-mentaliteit? Dat nooit. Maar het stuk plastic laten vliegen en daarmee zijn leefomgeving vervuilen? Dat was voor hem ook geen optie. Van angst kon hij geen keuze maken. Terwijl hij huilend door de druilerige regen terug naar huis fietste, stormde het in zijn kop.
Vurig hoopte hij dat het stuk plastic ergens op straat klem zou blijven steken en dat de straat snel schoongeveegd zou worden. En dan nog maar bidden dat het afval verder goed gescheiden zou worden. Plus dat hij vannacht een beetje goed zou slapen, maar daar zag het niet naar uit.
–
Apeldoorn, augustus 2015
–
Dit is het elfde deel van de eindeloze serie Schrijver.