Verveling
Plots is ze er of lijkt ze er te zijn.
Plots is ze er of lijkt ze er te zijn. Vanwaar ze is gekomen kan ik niet te achterhalen. Het kan van links zijn, maar evengoed van achter die rij auto’s daar rechts.
Het meisje staat naast haar gele bromscooter. Een zware ketting is door het voorwiel geregen en het grote hangslot dat eraan vastzit ligt op de klinkers. Die spijkerbroek zit haar veel te strak. Of haar benen zijn te dik, dat kan natuurlijk ook. Zou ze zich bewust zijn van haar overgewicht? En zo ja, wat vindt ze daar zelf eigenlijk van?
Ze heeft een holle rug, waardoor ze haar bolle buik nog meer accentueert. Met een omvangrijke beweging veegt ze haar lange steile haren van onder haar jas vandaan over haar bontkraagcapuchon. Die beweging is omvangrijk, omdat haar dikke slaapzakkenjas haar belemmert. Het kan natuurlijk die dikke jas zijn, waardoor ze zelf ook zo omvangrijk lijkt, maar als je naar haar benen kijkt, weet je dat het dat niet is.
Ze stapt wat op de plaats, draait rond op haar sportschoenen. De zolen zijn felgeel, een ander geel dan dat van haar scooter. Het is koud, maar de wangen van het meisje zijn rood en lijken te gloeien van de warmte.
Uit de zak van de korte slaapzakkenjas haalt ze een pakje sigaretten tevoorschijn. Vervolgens steekt ze een sigaret op. Als ze aan die sigaret trekt, zie ik kuiltjes in haar wangen. Daarna bollen die wangen en blaast ze een fikse straal witte rook uit. Dan opent ze haar mond en komt er nog een wolk tevoorschijn. Die tweede wolk blijft even rond haar hoofd hangen tot ze ‘m wegblaast. Dan begint het tafereel opnieuw: sigaret naar haar mond, trekken, kuiltjes in haar wangen, bolle toet bij het uitblazen, mond open, wolk tevoorschijn en die wolk wegblazen. Ondertussen houdt ze de sigaret met half gestrekte arm van zich af en tikt met haar wijsvinger de as op de grond. Regelmatig blijft ze haar gewicht van het ene been op het andere overbrengen, alsof ze moeite heeft in evenwicht te blijven. Of misschien is ze verveeld, dat zou ook kunnen.
Als de sigaret op is, gooit ze de peuk op de grond. Ze stapt naar haar scooter en gaat op het zadel zitten, terwijl het voertuig op de standaard blijft staan. Uit een andere jaszak pakt ze iets. Ik herken het apparaatje: het is een telefoon. Met haar mollige duim schuift en drukt ze op het scherm. Even lacht ze; dan stopt ze het ding weer terug in haar jaszak. Ze kijkt de straat in. Het lijkt erop dat ze wacht, maar op wie? Haar toch al forse achterwerk ziet er op het zadel nog forser uit.
Of er jongens zijn die haar leuk vinden, kan ik niet zien. Er zijn geen jongens in de buurt. Ja, ik. Maar ik ben eigenlijk geen jongen meer; ik ben een oude man die uit verveling naar buiten staart.
–
Apeldoorn, juni 2016