Lotgenoten (0015)
Lotgenoten,
‘Dit wordt een mooie traditie,’ zegt Peter.
Het bandje hebben we ondertussen meerdere keren live aan het werk gezien en gehoord. Je zou zeggen: nu ken ik het wel, maar toch zijn we weer gegaan.
Ik hoop maar dat het geluid niet al te hard is. De vorige keer, in het poppaleis van mijn thuisplaats, was het oorverdovend. Bij binnenkomst al moest ik mijn gehoorbeschermers indoen. Hier valt het tot nu toe mee.
Er staat een man platen te draaien. Grammofoonplaten! Leuk. Een maand of wat geleden ben ik thuis begonnen om alle grammofoonplaten uit mijn verzameling van voor naar achter te draaien. Ik ben nog niet eens halverwege. De oudere man met de witte halflange haren is druk in de weer bij de twee draaitafels. Ik vraag me af wat er gebeurt als ik hard op de vloer stamp. Bij mij thuis slaat de plaat over bij de minste geringste beweging in de buurt, maar dat kan ook komen doordat ik de naalddruk zo licht mogelijk heb gezet. De man draait allerlei spul uit de jaren zeventig. Sommige platen ken ik, al kan ik ze niet bij naam noemen, de meeste platen herken ik niet. Maar het geluid is onmiskenbaar uit de prachttijd.
‘Wanneer hebben wij ze voor het laatst gezien? Was dat die keer in Zwolle?’
‘Nee joh,’ zeg ik. ‘Daarna zijn ze zeker nog twee keer in Gigant geweest en daar waren wij toch ook.’
‘O ja, dat zou kunnen.’
Nee, dat zou niet kunnen, Peter. Dat is zo. Ik zeg het niet. Het maakt niet uit wat zo is of wat zou kunnen. Wat uitmaakt, is dat we hier samen zijn.
Een lokaal bandje in het voorprogramma. Je houdt je hart vast. Ik deed het. Maar vanaf de eerste tonen laat ik mijn hart los. Met een gerust hart. Ook deze jongelui hebben goed naar de muziek uit de jaren zeventig geluisterd. Het is toegankelijk en dansbaar, met fijn gitaarwerk en een heuse Hammond. De jonge drummer heeft er duidelijk plezier in. Kijk hoe hij aan een stuk door zit te lachen. De zanger heeft het ook naar zijn zin. Hij heeft een prima soulvolle stem die goed bij de muziek past. De meeste liedjes ken ik niet en dat hoeft ook niet. ‘Dat was een eigen nummer,’ zegt hij als de band net een stuk heeft gespeeld dat ik wél herkende: Almost cut my hair van David Crosby. Grapje.
Naast mij komt een meisje staan. Het is druk. Uitverkocht concert. We staan dicht opeen. Ik kijk naar het meisje. Ze heeft lange donkerblonde haren en een gezicht met een bijna jongensachtige kaaklijn. Donkere ogen, hoge jukbeenderen en een beetje roodgeverfde mond. Ze is slank en draagt een strakke zwarte broek en een zwarte blouse met kant en bloemen erin. Haar hoofd beweegt ze langzaam op de muziek en af en toe neemt ze een slokje uit de plastic beker met bier die ze in haar hand houdt. Ze kijkt voor zich uit. Een beetje somber, lijkt ze.
‘Jij nog iets drinken?’ vraagt Peter.
Ik knik.
‘Water weer? Ik ga nu even halen. Straks zal het hier wel heel druk zijn voor het podium. Blijf jij hier een beetje staan?’
Ik zou niet weten wat of ik anders zou moeten doen.
Het bandje is afgelopen en de platendraaier is weer aan de gang. Leuk. Het begint inderdaad wat vol te worden hier. Ik kijk naar de grond. Overal liggen plastic wegwerpbekers. Ik heb mijn plastic netjes in de zak van mijn jasje zitten. Straks bij de uitgang is vast een afvalbak. Of ik geef ze af aan de bar.
Iemand wringt zich van achter links langs me heen. ‘Sorry,’ roept hij. Ik weet niet waarom hij dat zegt. Hij gaat toch moedwillig door de mensenmenigte heen? Pal voor mijn neus blijft hij staan. Hij is heel lang en breed. Zo zie ik niks. Ik doe een stapje naar rechts, voor zover het kan. Nu kan ik over zijn schouder heen op het podium kijken. Het ziet ernaar uit dat het concert zo kan beginnen.
Ik kijk rechts achter mij. Het is mudjevol. Mooi dat het uitverkocht is. Als ik me weer naar voren draai, zie ik het meisje dicht naast mij staan. Ze kijkt strak voor zich uit, staart in het niets. Voor ze me zou kunnen opmerken, kijk ik naar het podium. Vanuit een ooghoek zie ik beweging naast me. Ze kijkt in haar lege plastic beker, draait zich om en verdwijnt naar achteren. Er is nu een leeg plekje naast me. Ik ga wat breeduit staan.
‘Mooi,’ zegt Peter. Hij geeft me een plastic flesje. ‘Ja, deze kreeg ik niet in een glas.’ Hij heft zijn beker. Ik pak het flesje aan en tik het tegen zijn beker. ‘Proost.’ Ik kijk naar zijn beker. ‘Rivella,’ zegt hij. ‘Dat je niet denkt dat het bier is. Ik moet jou nog naar huis brengen, hè?’ We lachen. Ik houd het plekje rechts naast me nog bezet.
Het gaat beginnen. De drie jonge muzikanten betreden het podium. Het gaat gelijk goed los met het openingsnummer van de plaat die ze dit jaar uitbrachten. Hard is het, maar niet te hard. Ik houd mijn gehoorbeschermers in de binnenzak van mijn jasje. Gaaf is het ook. Op de latere albums is het geluid wat gevarieerder met invloeden van southern rock en funk; je hoort dat de band is gegroeid en volwassener klinkt, maar mijn voorkeur gaat uit naar dat psychadelischer geluid van hun eerste paar platen.
Van achter drukken de mensen nog wat meer naar voren. Plots botst iemand tegen mijn rechterschouder. Ik kijk. Het is het meisje. Een beetje geschrokken kijkt ze me aan.
Ik maak wat ruimte voor haar, knipper met mijn ogen en glimlach. Het geeft niet, wil ik ermee zeggen.
Ze glimlacht terug. Terwijl ze me aankijkt, zingt ze een regel mee met de tekst van de band.
Ik lach, draai me naar het podium en playback mee.
Allemensen, het klinkt echt goed. Zoals gezegd: hard, maar niet te hard. Je kunt alle instrumenten heel goed horen. Alles mooi in balans. De drie muzikanten zijn lekker op dreef. Flinke gitaaruitbarstingen, een scheurend Hammond en stevige drums. Van mij mag het. Led Zeppelin is nooit ver weg. Deep Purple, Lynyrd Skynyrd en Little Feat ook niet. Ik houd ervan.
Peter maakt foto’s en filmpjes. Ik zie hem regelmatig met zijn hoofd voorovergebogen over zijn kleine camera en zijn telefoon. Als ik stiekem meekijk, zie ik dat hij foto’s en filmpjes op allerlei sociale media aan het zetten is. Ik grinnik. Zelf heb ik ook lange tijd veel concerten gezien door de lens van mijn fotocamera. Ik fotografeerde wat af, filmde hele nummers en die deelde ik dan her en der. Dat doe ik niet meer. Ik heb vanavond een paar foto’s gemaakt ter herinnering, voor de rest wil ik zo veel mogelijk van het concert en van dit moment meemaken.
Stik, dit is een gaaf nummer. Ik beuk met mijn kop op en neer. Dat betekent dat mijn lange haren heen en weer slingeren. Het maakt me niet uit. Lekker uit mijn dak, dat is alweer een tijdje geleden. In een van mijn wilde bewegingen kijk ik naast mij.
Het meisje schudt haar hoofd ook heen en weer. Een streng van haar steile haren hangt voor haar gezicht. Een andere lok plakt op haar bezwete voorhoofd. Ik ben gestopt met bewegen en blijf naar haar kijken. Ze heeft haar ogen dicht. In haar ene hand houdt ze haar lege plastic beker, haar andere arm steekt ze boven haar hoofd uit. Ze gaat helemaal op in de muziek. Af en toe kijkt ze naar het podium en opeens ziet ze mij. Ik kijk nog steeds naar haar en blijf naar haar kijken.
Ze lacht en strekt zich naar mij uit. Ik buig een beetje naar haar toe. Haar mond is vlak bij mijn oor. ‘Wat kijk je?’ vraagt ze. Ze schreeuwt niet. Ze zegt het bijna zachtjes. Ik kijk haar in haar ogen en lach. Dan breng ik mijn mond naar haar oor. Ze komt me iets tegemoet. ‘Ik vind je mooi,’ zeg ik en ik kijk met een blik dat ik daar ook niets aan kon doen. Ze glimlacht haar witte tanden bloot. Ik lach terug. ‘Dank je,’ vormt haar mond. Haar ogen glinsteren.
Ik knipoog weer met beide ogen en kijk naar het podium. Barst, het lied is alweer afgelopen.
Het publiek is uitzinnig en moedigt de band aan. De wilde haardossen op het podium worden nog wilder. Een drumsolo. Een fikse drumsolo. Minutenlang. Het kan, het mag, het moet, het hoort zo. Gitaarfeedback. Vervormd orgelgeluid. Muziek!
Het concert is voorbij voordat ik het weet. Natuurlijk is er een toegift. Twee zelfs. En dan zwaaien de drie jongemannen definitief gedag.
‘Zal ik nog wat te drinken halen?’ vraagt Peter.
‘Is goed. Ga ik even naar het toilet. Waar is dat?’
Peter wijst. Ik volg zijn vinger en begin te lopen. Een deel van het zaallicht gaat aan. Er komt ruimte in het publiek. De vloer is bezaaid met plastic. Ik worstel me een weg.
Het is druk bij de wc’s. Niet gek. Toch hoef ik niet heel lang te wachten. Ik plas al het water van vanavond eruit en was mijn handen. Dan probeer ik me weer terug de zaal in te wurmen. Het duurt even, maar het lukt. Bij de bar staat Peter met twee plastic wegwerpbekers in zijn hand. Ik krijg er eentje en neem een ferme teug koud water. Uit de zak van mijn jasje haal ik de drie bekers en het flesje. Ik zet ze op de bar. Een man achter de bar pakt ze zonder iets te zeggen weg.
‘Dat was mooi, hè?’ roept Peter.
Ik knik met wijd opengesperde ogen.
‘Ze klinken anders dan de vorige keer,’ zegt hij. ‘Alsof ze wat volwassener zijn geworden. Een mooi concert om op terug te kijken.’
Ik knik weer en draai me van hem weg. Ik kijk naar de plek voor het podium waar we stonden. Ze is weg. Ik ben weg.
Wat een avonturen weer.
–
Apeldoorn, december 2018
Hier lees je ‘m op FOK!
Meer recente verhalen lees je hier.