bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

15-04-2019

Thee

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2019 — bazbo @ 01:00

‘Wat wil je drinken?’ vraagt hij. ‘Thee?’
‘Lekker,’ zeg ik. ‘Doe maar.’ Ik heb mijn jas op de kapstok gehangen en stiefel achter hem aan naar de achterkamer. Hij loopt een beetje voorovergebogen, valt me nu op. En zijn haar, is dat nu weer dunner geworden? Ik ga op mijn vaste plek aan de eettafel zitten en vraag: ‘Hoe gaat het?’
Hij staat bij het aanrecht en draait zich om. ‘Ja, hoe gaat het? Het is allemaal wat. Door al die afspraken en onderzoeken kom ik nergens meer toe.’ Met de fluitketel in zijn hand doet hij een stap naar de kraan. ‘Ik ben het overzicht ook helemaal kwijt.’ De blik in zijn ogen is bijna hulpeloos en heb ik nog nooit gezien. Door het raam valt een lage zondagmiddagzon de achterkamer binnen.

‘Het is ook veel,’ zeg ik. ‘Begrijpelijk dat het je allemaal duizelt.’
‘Ik word er bijna gek van,’ zegt hij met een flauw lachje om zijn mond. ‘De specialist, toen de chirurg, een internist, een chirurgisch verpleegkundige, een verpleegkundige van de internist, dan weer een CT-scan, ik moest naar het bestralingscentrum eerst voor een kennismakingsgesprek en later voor nog weer een CT-scan en dat ze de plek aftekenen op de huid met een stift…’
‘Zo deden ze dat negen jaar geleden wel, met een stift,’ zeg ik. ‘Tegenwoordig toch anders? Je hebt toch puntjes inkt vlak onder de huid getatoeëerd gekregen?’
‘Nou, dat weet ik niet precies, hoe ze dat allemaal doen.’ Hij draait zich weer om naar het aanrecht, houdt de ketel onder de kraan en vult hem langzaam met water.
‘Je was er toch bij?’ lach ik.

‘Ze leggen alles uit,’ zegt hij. ‘Nou, dat is toch mooi? Het is jouw lijf. Het zou raar zijn als ze het niet doen en dat je niet weet wat ze met je uitspoken.’
‘Jawel, maar ze vertellen ook van de risico’s van de operatie en dan ga ik me toch zorgen maken. Ik word er soms ook bang van.’ Met de volle ketel doet hij een paar passen opzij naar het fornuis.
‘Ja, ze moeten vertellen van de risico’s, dat je niet voor verrassingen staat als het gebeurt.’
Hij zet de ketel op het fornuis en zegt: ‘Maar het is niet fijn.’
‘Dat begrijp ik. Als de specialist zegt dat je helemaal gaat genezen en bij een volgend gesprek krijg je allerlei uitleg over een mogelijk stoma, dan schrik je.’ Tenminste, ik schrok wel.
‘Ze geven me allerlei documentatie mee. Brochures, plaatjes, uitgebreide papieren. En die kan ik niet lezen.’

O ja, hij heeft ook nog maculadegeneratie. Daardoor ziet hij veel niet of niet goed. Vorig jaar zei de oogarts nog dat de vorm die hij heeft wel progressief is, maar de achteruitgang gaat heel langzaam en hij wordt uiteindelijk niet blind. Twee maanden later zag hij plots zó slecht, dat hij nauwelijks meer kon lezen en dus ook niet meer mailen en thuisbankieren. Eind november moest hij de auto verkopen. ‘Ik kom nergens meer,’ klaagt hij nog steeds.
Maar hij is leergierig. Al snel wist hij hoe je bij de kapper en de tandarts kunt komen met de bus. Toch zit het hem nog hoog. Afhankelijk van anderen, dat kennen wij niet. Zo zijn wij niet. Hij kreeg wat hulpmiddelen. Zo heeft hij een loep met een lampje, zodat hij kan pinnen in de winkel en in de bus. En een groot apparaat waarmee hij een boek of de krant kan lezen. Dat staat nu stof te vangen boven in een kamertje. Hij is de vorige klap nog niet te boven en dan dit.

‘Ik kom er niet toe. Mijn hoofd staat er niet naar. Als ik iets met veel moeite lees, ben ik het zo weer kwijt. Ik heb er geen energie voor. Je zus heeft alle boekjes mee en die vertelt me dan wat ik moet weten. Waar was ik nou mee bezig?’
‘Je ging thee zetten. De ketel staat nu op het fornuis.’
‘O ja. Moet hij nog aan?’
‘Dat lijkt me toch wel.’
Hij buigt voorover en brengt zijn gezicht dicht bij de knoppen van het fornuis. Dan drukt hij er eentje in. ‘Die is aan.’
‘Heb je wel het idee dat al die artsen en afdelingen het zorgvuldig aanpakken?’ vraag ik.
‘Ja joh, tot in den treure leggen ze je de dingen uit en dan vragen ze na afloop: heb je nog vragen? Wat moet ik in godsnaam vragen? Ze vertellen echt álles!’
Ik grinnik. Zo ken ik hem weer. ‘En de afgelopen dagen? Lukte het je om wat rust te vinden? Straks begint de bestraling en vlak daarna komt die zware operatie.’
‘Nou, ik zou allemaal dingen in huis moeten doen, maar daar heb ik even geen zin in.’ Hij loopt naar de andere kant van het aanrecht. Daar staat de theepot. Uit een keukenkastje erboven pakt hij twee kopjes en schotels.
‘Ik bedoel: kun je leuke dingen doen? Ontspannen?’
‘Hè?’ Hij draait zich naar mij om. ‘Wat zei je?’ Dat dove heb ik van hem. En één ding tegelijk.
‘Kun je wel leuke dingen doen om te ontspannen?’
‘Dat is moeilijk. Ik heb niks aan de krant, want die kan ik niet lezen. Puzzelen lukt niet. Als ik tv kijk, kan ik de ondertitels van de Engelse detectiveseries niet zien. Bij een voetbalwedstrijd zit ik bovenop het scherm. Waar de bal is: geen idee. Ik zie aan de bewegingen van de spelers waar de bal ongeveer moet zijn.’

Ik kijk naar hem en hoe hij bezig is. Nog geen twee maanden geleden vertelde ik aan een heleboel mensen hoe trots ik op hem ben. Hij vierde zijn verjaardag, zijn vijfentachtigste. Veel van zijn naaste familie en vrienden waren er. Hij was het stralende middelpunt. Het was een mooie dag. We wisten net dat hij sinds een half jaar problemen had met zijn darmen. Daar had hij tot dan toe nooit iets over verteld. Nu wel. Hij was bij de huisarts geweest. Een verstopping, zo leek het. Een week na zijn verjaardag had hij een coloscopie achter de rug en wist hij dat het niet goed was.
Een paar dagen verder zat hij volop in de mallemolen. Gesprekken, onderzoeken, prognose. Artsen durven het aan. Het gaat genezen, maar er zijn risico’s. Bestralen, operatie, mogelijk een stoma, al dan niet tijdelijk. Na het ziekenhuis herstellen in een verpleeghuis en dan weer naar huis. Het is wat. En hij is alleen. Eerder was Moeder er met wie hij alles deelde. Maar Moeder kreeg een beroerte en toen was alles anders. Jarenlang zorgde hij voor haar, deed alles. Sinds ruim acht jaar is hij alleen. Hij redt het goed, is vitaal, helder van geest. Behalve nu. Ik zie hem staan weifelen bij het aanrecht en denk: Wat is hij klein geworden. Mijn hele leven keek ik naar hem op. Nu, na vijftig jaar zie ik op hem neer. Plotseling, zo lijkt het. Mijn grote, sterke vader is opeens niet meer mijn grote, sterke vader. En ik? Ik blijf zijn kleine jongen en ben bang.

‘Jij geen suiker, hè?’ Hij draait zich naar me toe.
Ik schud mijn hoofd. Nee, al dertig jaar niet meer. Ik drink het spul al langer zonder dan dat ik het ooit met suiker heb gedaan.
Op het fornuis begint de ketel te fluiten. Hij loopt erheen en draait het gas uit. ‘We wachten maar weer af wat er allemaal gebeurt,’ zegt hij. Hij gaat weer terug naar de theepot, pakt die op en zet hem naast het fornuis op het aanrecht. ‘Ik merk het wel. Bij de pakken neerzitten heeft geen zin.’
‘Ze gaan je echt niet opereren als het risico te groot is.’
‘Ja. De artsen hebben er nog steeds vertrouwen in. Ze zeggen dat ik gezond ben voor mijn leeftijd. Daar vertrouw ik dan maar weer op.’
‘Nou, dat is mooi. Dat lijkt me ook het beste wat je kunt doen.’
‘Maar leuk is het niet. Het is allemaal zo veel. Nu met het plannen van die bestralingen. Ik word er doodmoe van.’
‘Weet je nog? Negen jaar geleden zaten wij in zo’n zelfde schuitje. Toen…’
‘Hè? Hoezo? Hoe bedoel je?’
‘Met Eline. Die kreeg ook allerlei behandelingen.’
‘O ja, dat is waar. Is dat alweer negen jaar geleden?’
‘Onze oncoloog zei toen: het is topsport. De behandeling misschien nog niet eens, ook al is die op zich ook al zwaar. Het is het hele circus eromheen. Je hele wereld draait even nergens anders om. Alles bij elkaar, dat is heel erg vermoeiend.’
‘Inderdaad. Ik heb geen energie meer. Die arts zegt: dat is de kanker. Wacht. Wat ben ik nou allemaal aan het doen?’
‘Thee maken, Vader.’
‘O ja. En toen.’ Hij kijkt even nadenkend naar het plafond. ‘Eh … ja. Waar heb ik de thee? Hierzo.’ Hij opent een ander keukenkastje en pakt er een zakje uit. Het zakje legt hij naast de pot. ‘Wat zei ik nou? O ja. Geen enkele puf heb ik meer. En ik ben zo afgevallen.’
‘Afgevallen?’
‘Ja, ik weeg nu nog maar eenenzeventig kilo. Vroeger was dat altijd achtenzeventig.’
‘Hallo, wanneer was dat?’
‘Toen je moeder net bij de neuroloog was, toen moest ze nog een keer wegen. Toen ben ik ook op de weegschaal gaan staan.’
‘Dat is meer dan vijftien jaar geleden. Sindsdien nooit meer gewogen?’
‘Nee, ik geloof het niet.’
‘Vader, je bent ook vijftien jaar ouder geworden, hè?’ Ik glimlach en krijg een traan in mijn ooghoek. ‘Je lichaam is ook ouder en je bent gekrompen. Dan is het ook niet gek dat je veel minder weegt, hoor. Dat hoort bij ouder worden.’
‘Zou je denken?’ Hij kijkt me aan en lacht.
Ik lach met hem mee en vraag: ‘Je bent niet magerder geworden, toch?’
‘Nee, dat niet,’ zegt hij, terwijl hij aan tafel komt zitten.
‘Nou dan. Dan zou ik me daar even geen zorgen om maken. Er zijn nu belangrijker dingen.’
‘Precies,’ knikt hij. ‘En het is nogal veel. Had ik al gezegd dat ik helemaal het overzicht kwijt ben?’
Grinnikend knik ik. Ondertussen heb ik nog altijd geen thee.


Apeldoorn, april 2019


Lees ‘m hier op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post.

Leave a comment