bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

24-12-2020

De strijd

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2020 — bazbo @ 01:00

‘De strijd moet doorgaan,’ zegt Ronald Haamschaar voor zich uit. ‘Ik ben nu zo ver gekomen, nu is er geen weg meer terug.’
‘Hoe weet je dat zo?’ De man die naast hem zit, kijkt hem niet-begrijpend aan. ‘En om welke strijd gaat het dan? Wees blij dat je iets in het leven hebt om voor te vechten. Dat kan ik niet zeggen.’ De man buigt zich naar hem toe.
Ronald wendt zijn hoofd van hem af. Hij wordt misselijk van de drankkegel.

– geen weg meer terug, je zegt het zelf. dit soort snuiters verdient het niet o – je kent de afspraak, de tijd komt eraan, het duurt nu ni – laat je gevoel even voor wat het is; dit gaat voor, vind de kracht en –

‘O?’ vraagt Ronald. ‘Niets om voor te vechten? Geen doel in het leven?’
‘Nee, hooguit voor wat plezier.’
‘Plezier? Wat is dat nu voor laags? En wat zijn dan je plezieren?’
‘De vergetelheid,’ zegt de man. Hij krabt in zijn lange ongekamde krullen. Hij grijpt naar iets wat aan de andere kant van hem op de bank staat en laat het zien. Het is een groot goudglimmend blik en hij neemt er een fikse slok uit. ‘Maar het kost geld. Je kunt wel de goedkoopste zooi kopen, maar daar wordt de roes niet echt fijn van.’
‘Is dat alles?’ knikt Ronald naar de hand van de man. ‘Alles? Maakt dit het allemaal waard?’
De man zucht en kijkt hem strak aan. ‘Nee,’ zegt hij. ‘Er is nog …’

– gaat de deadline halen, wees gerust – in het licht van de taak, voorwaar: het zicht op een betere w – neus. maar negeer het; laat je niet meeslepen door valse emotie, misplaatste gene en opgedrongen empathie. De vaart v – je kent de noodzaak, – leegte boven alles, dit moet –

‘… maar laat maar.’ De man draait zich terug, legt zijn ellebogen op zijn knieën en zijn hoofd in zijn handen. Hij zegt niets en staart het kleine plantsoen in.
Ronald volgt zijn lege blik. Het gras is bijna geel, de struiken kaal. Aan de enkele boom is geen blad meer te zien. De zon is gezakt; de duisternis valt vroeg, ook al beginnen de dagen weer te lengen. Aan de rand van het plantsoen zijn kleine winkeltjes. Als hij zijn ogen bijna dicht knijpt, ziet hij de kerstverlichting in de etalages. Valt er wat te vieren dit jaar? Vast wel. De mens vindt altijd iets te vieren. Wat er ook gebeurt.

– vervliegt; de mist van onrust is – , luister naar de stem, het geluid van kennis en ma – je neer, zoals het water dat immer de weg vindt. voorts – of niet wat je in de krant ziet st – dt je eigen weg, de weg die je helpt om veili –

‘Liefde.’
‘Liefde?’
‘Liefde, ja. Is dat zo gek? Nou ja, echte liefde is het natuurlijk niet. Echte liefde is gratis. De liefde die ik mij af en toe kan veroorloven, die kost geld. Dat is een dilemma.’
‘O?’
‘Ja,’ zucht de man die nog altijd voor zich uit kijkt. ‘Ga ik mijn geld besteden aan dit…’ Hij pakt zijn blik beet en tilt het omhoog. ‘… of aan dat.’
‘Dat? Wat?’
‘Aan de liefde. Ach, ik had zo’n mooie. Een vaste bij wie ik altijd welkom was, ook al kon ik het gehele bedrag niet altijd betalen. Dan mocht ik later het resterende geld komen brengen, als ik het had. Ze had mededogen, was barmhartig en … maar ze is er niet meer. Je wilt niet weten wat er allemaal gebeurt.’
‘Wat?’ vraagt Ronald. ‘Wat gebeurt er?’
‘Met van die meisjes uit het leven.’
‘Wat gebeurt er dan met ze?’
‘Precies weet ik het niet. Maar plots was Selina weg. En eerder al een paar anderen.’
‘Weg?’
‘Erger.’ De man draait zijn hoofd naar Ronald toe en kijkt hem aan. ‘Ze zijn dood. Vermoord. Gruwelijk. Schijnt dat het bloed tegen de wanden gespat zat.’
‘Bloed?’

– hem in de buurt blijft – en als het nodig is, gebruik dan all – erlangt er weer naar, ik weet het. de geur van angst, de smaak van bl – weer een; een nieuwe k – eeft nu een naam: Selina; laat het je niet te z – laat hem niet gaan, je weet wat je te d –

‘Bloed.’ De man maakt aanstalten om op te staan. ‘Maar ik moet gaan.’
‘Waarheen? Naar huis?’
‘Ik heb geen huis. Maar ik heb wat geld.’
‘Hoe kom je daaraan?’
‘Dat gaat jou niets aan, meneer.’ Hij lacht en laat een paar zwarte tanden zien. ‘Maar ik wil het je wel vertellen. Ik had een leuke deal en wist iets goed te verkopen. Nu ga ik naar een van mijn adressen.’
‘Wat ga je doen?’
‘Dat zou jij wel willen weten, hè?’ De man loopt weg van de bank, in de richting van de kerstverlichting aan de andere kant van het plantsoen. ‘Diep van achteren, dat vinden ze fijn!’ roept hij naar achteren. ‘Ik zelf ook, wel.’
Ronald is ook opgestaan. Even wacht hij. Als de man halverwege het plantsoen is, loopt hij hem achterna. Echt, het duurt niet lang meer. Dat weet ik, denkt Ronald Haamschaar. Maar tot het zover is, ga ik door met de strijd.


Apeldoorn, december 2020

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post.

Leave a comment