bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

16-10-2008

Vrijgezel?

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 14:33

Om een of andere reden die hier totaal niet terzake doet, werk ik een dag in de week in een andere locatie dan normaal. Die locatie is gelegen in de wijk Apeldoorn Zuid en die ene dag in de week is de woensdag. Op die dag komt er na de lunchpauze een collega mij assisteren bij mijn werkzaamheden. Het is eigenlijk niet echt een collega; ze is nog in opleiding.
Ook gisteren was ze van de partij. Om kwart voor een kwam ze binnen. Ze zette haar tas in een hoek en keek de ruimte rond. Ze vond me snel.
“Ha Bas, daar ben ik.”
“Dat zie ik. Goed dat je er weer bent. Alles oké?”
Ze knikte.
“Da’s mooi. Koffie?”
“Nee, liever thee. Ik lust geen koffie.”
“Hoe lang werk je nog hier?”
“Drie maanden.”
“Dan heb ik drie maanden de tijd om je koffie te leren drinken.”
Ouwe flauwe nietszeggende gesprekken, maar dat gaf niet. We lachten naar elkaar.

Leonie is een fris en fruitig meidje van rond de twintig jaar jong. Ze draagt gympies, een strakke spijkerbroek en een onopvallend shirtje. In haar kledingkeus is ze niet bepaald extravagant. Haar lange donkerblonde haren heeft ze in een staartje achterop haar hoofd huppelen. Een vriendelijk lachje en een wat ongrijpbare, afwezige blik in haar ogen maken haar compleet. Ik vind het leuk om tegen haar aan te kletsen. Ze lacht me vaak toe. Ook geef ik haar veel complimenten over haar werk. Niet omdat ik wil slijmen, maar gewoon omdat ze haar werk zo goed doet.
“Fijn dat je mij zo de gelegenheid geeft om zelfstandig te werken. Daar leer ik echt van,” zei ze vorige week.
“Wat dat betreft maak ik me geen zorgen of een klus wel goed komt,” was mijn antwoord geweest. “Ik heb er alle vertrouwen in dat je het kunt.”
“Dank je wel,” had ze gezegd, haar ogen verlegen naar de grond gericht.
Gelukkig hoorde ze mijn diepe zucht niet.

“Bas, waar lagen ook weer de spullen die ik vanmiddag nodig heb?” vroeg ze gisteren, toen ze aan het werk wilde gaan.
“In dat grote opberghok achter in het gebouw, weet je nog?”
“Eh, nee?”
“Wacht. Loop ik even met je mee.”
Samen gingen we de gangen door. We waren bijna alleen in het gebouw. Doordat het zo rustig en stil was, hoorde je onze voetstappen op de geboende linoleumvloer. Ze heeft een bijzonder, wat ongeduldig loopje. Tijdens het lopen gebruikt ze bijna alleen haar voorvoet. Alsof ze opgejaagd wordt en bijna letterlijk op haar tenen moet lopen.
“Stom hè?” zei ze zachtjes. “Je hebt het me wel laten zien, laatst. Maar ik weet het écht niet meer.”
“Joh, geeft niets,” zwaaide ik haar verontschuldiging weg, in de hoop dat ze wat ontspannen zou raken. “Het is hier ook zo’n doolhof. Kijk, daar is het hok.”
Met een sleutel deed ik de deur open. Ze ging me voor het donker in.
“Als het goed is, staat alles daar rechts achter,” was mijn aanwijzing.
“Het is hier wel donker, zeg,” zei ze.
Op sommige momenten komt het oerbeest in mij naar boven. Zelfs ik heb mijn zwakke momenten.

Allemensen, wat wilde ik dit meisje plots dolgraag van achter bij de heupjes pakken. Ik zou mijn hoofd op haar schouder leggen en haar onverwacht in haar hals zoenen. Zij zou zich verrast naar me omdraaien, haar armen om mijn nek slaan en haar lippen op die van mij drukken. Wat zou volgen, was een hitsig tafereel waarin we in de donkere kast stonden te vieziken. Hoofdrolspelers in het tafereel zouden zijn: vier handen, twee ronddansende tongen, twee kleine tietjes, mijn harde plasser en haar strakke achterwerk.

“Het kan niet. Ze is te jong, te sportief, te ver weg. En ik ben te oud, te saai, te verwaarlozen.” Sommige gedachten maken me somber. Ik deed het licht in het hok aan, wees haar de spullen en hielp haar mee sjouwen.
“Dank je wel,” glimlachte ze.
“Graag gedaan, hè. Dat weet je.”
Ze bloosde een beetje.

Wat later in de middag ging ik af en toe kijken hoe het met haar ging.
“Hoe gaat het?” vroeg ik. “Lukt het allemaal?”
“Ja hoor,” antwoordde ze opgewekt.
“Jammer,” zei ik. Daar schrok ze van. “Zo krijg ik de kans niet om jouw grote held te worden,” zei ik er snel achteraan. “Je redder in de nood.”
“Als de nood zó hoog is, roep ik je echt. Oké?”
“Beloofd, Leonie?”
“Zeker, Bas.” Het maakte niet echt iets goed.

Je zult het altijd zien. Op dagen dat ik dicht bij zo’n leuk meisje in de buurt mag zijn, heb ik ook weer allerlei andere zaken aan mijn kop, die maken dat ik niet in de gelegenheid ben om optimaal van haar aanwezigheid te genieten.
Dit keer was de zaak aan mijn kop mijn eigen zoon. We hadden een oudergesprek op zijn school. Kortom: in mijn ogen veel te vroeg moest ik voor die dag afscheid nemen van Leonie.
“Hee, ik moet gaan,” bloedde ik. “Huiselijke verplichtingen.”
“Nu al? En hoe moet dat nu als ik er even niet uitkom?”
“Dan wacht je tot volgende week,” zei ik enigszins bedrukt. “Je weet dat ik je dan graag weer help.”
Ze lachte. “Ja, dat weet ik. Nou, veel sterkte vanmiddag.”
Mijn hart deed zeer toen ik mij omdraaide en van haar wegliep.

Niet veel later fietste ik naast mijn vrouw. Het was best een eindje rijden naar Twello. Al fietsende bespraken we het gesprek met de klassenmentor voor. Als ik een bekende route fiets, dan heb ik zo mijn ijkpunten. Naar Twello is dat onder andere het bruggetje over de Grote Wetering in Teuge.
“Ben jij niet iets kwijt?” vroeg vrouwlief toen we dat dorp binnen fietsten.
“Huh, nee? Niet dat ik weet,” was mijn antwoord.
“Mis je niet iets aan je linkerhand?”
Ik keek. Aan mijn pink zat normaliter mijn trouwring. Nu was-ie verdwenen. Ik had het vandaag nog niet gemerkt.
“Waar heb je hem gevonden? Vanmorgen in bed, zeker?”
Vrouwlief knikte.
De donderslag die toen door mijn kop denderde loog er niet om.

“Verrek, ik heb de hele dag zonder trouwring rondgelopen. Ik ben de hele dag niet getrouwd geweest! Voor een hele dag was ik weer vrijgezel! Ik had me legaal met Leonie mogen misdragen. En ik had het niet eens door! Weer een kans verkeken! Dat heb ik weer! Shit! Shit!”
We waren ondertussen al op het bruggetje over het kabbelende riviertje. Doelbewust gaf ik een ruk aan mijn stuur naar rechts. Ik botste tegen de reling van de brug. Handig liet ik mijzelf over de kop en over de metalen leuning heen kukelen. Ik hoorde vrouwlief nog iets gillen op het moment dat ik het wateroppervlak raakte.
Terwijl het zwarte weteringwater zich boven mij sloot, dacht ik aan helemaal niets.

Apeldoorn, oktober 2008

 

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment