‘Vorige week had ik me toch een troela in bed, zeg.’ Joop keek me aan met een blik alsof hij een tegenreactie van mij verwachtte. Die tegenreactie bleef uit, dus ging hij verder: ‘Ik mocht niet eens d’r poepgaatje likken. Nou, dan moet je mij net hebben. Gelukkig zijn er ook andere handelingen die je kunt verrichten in bed.’
‘Je omdraaien en gaan slapen, bijvoorbeeld,’ zei ik. U begrijpt, het was weer een dolle boel in café Droeftoeter. Het is dat ik een afspraak had, want zelf was ik liever thuis gebleven.
‘Had ik me daarvoor een hele avond zitten uitsloven bij dat wijf?’ Joop werd giftig. ‘Nee, ik heb er uiteindelijk nog uit gehaald wat erin zat.’
‘Heb je een vinger in haar keel gestoken of haar een laxeerpil gegeven?’
‘Het grote probleem met jullie schrijvers is dat er met jullie geen goed gesprek te voeren is.’
‘Ik heb tot nu toe nog niet gezegd dat dit een goed gesprek is.’
‘Mag hier nog wat zijn?’ De serveerster was bij onze tafel gekomen.
‘Nog een water, graag,’ zei ik tegen het mooie donkere meisje, van wie ik even de naam kwijt was. Bij nadere overpeinzing kon ik me ook niet herinneren dat ze me ooit haar naam had gezegd. Maar mooi was ze. En donker. ‘Mag gewoon uit de kraan, hoor.’ Ik gaf haar mijn lege glas.
‘Door jouw bestellingen zal het personeel geen grote bonussen ontvangen, Bas,’ lachte ze. Haar ogen glinsterden en haar zwarte kroesvlechtjes wiegden zachtjes heen en weer.
‘Het leven is kut, jongedame,’ zei ik. ‘Wen er maar vast aan voor later, maar geniet van de onbezorgde jeugd zo lang het nog kan.’
‘Dank je, Bas. Als ik wijze raad nodig heb, weet ik bij wie ik moet zijn.’
‘Wijze raad geef ik graag aan lieve meisjes, dus je bent van harte welkom.’
Ze bloosde een beetje en dat was best bijzonder voor iemand met een bijna zwarte huid. ‘En voor jou?’ vroeg ze aan Joop.
Joop keek eindelijk op en zei: ‘Jezus, wat ben jij dik.’
‘Voor jou een hengst voor je smoel dus, begrijp ik?’ Het meisje werd fel.
‘Nee, dan nog graag een vaasje pils, alsjeblieft. Ik heb deze nog niet leeg, maar dat duurt niet lang meer.’
‘Fijn dat we het beleefd kunnen houden.’ Ze snoof, richtte haar hoofd op, draaide zich om en liep naar de bar.
‘Zeg nu zelf. Dik ís ze toch zeker?’
‘Laat ik het zo zeggen: ze voldoet niet aan het inmiddels afgedane gratenbalenbeeld dat de mode-industrie ons jarenlang heeft opgedrongen. Ik vind haar een mooi mens.’
‘Zeik niet, Bas. En kom zeker niet aan met dat ware schoonheid van binnen zit.’
‘Dat heb je me dan ook niet horen zeggen, Joop. Snijd een vrouw open en je wilt niet weten wat een rottigheid je tegemoet komt.’
‘Precies. Over rottigheid gesproken: binnenkort moet ik weer voor een uitgebreide behandeling bij de parodontoloog. De mijne is echt zo’n beul, met z’n martelwerktuigen. En denk je dat de verzekering iets dekt? Mooi niet. Die vogel woont in een kast van een huis. Drie keer raden waar hij dat van doet. Wacht. Even een wind laten. Zo. Z’n wijf is ook al zo’n trut. Die werkt af en toe bij de receptie van de praktijk, maar heeft ook een eigen zaak. Ze doet iets zweverigs met kleurentherapie of weet ik veel wat. Zelf is het niet zo’n licht. Dom. Dóm. Maar ze is jong, blond en lekker, met grote tieten, dus ik geef die parodontoloog van me groot gelijk. Ik heb d’r nog eens geprobeerd, toen ik na een behandeling bij de balie een vervolgafspraak moest maken. Een afspraak, vroeg ze. Wanneer schikt het u? Dus ik zeg: ik kan nu wel, kun jij nu ook even? Weet je wat ze zegt? Helemaal niets. Stond ze met haar grote tieten en haar mond vol tanden. Mooie tanden, dat wel. Daar zal die parodontoloog wel voor zorgen. En in ruil daarvoor mag hij die blonde stoot bij d’r poes pakken. Niet dat ik jaloers ben, hoor. Voor haar tien anderen. Schijten moet ik.’ Joop zette zijn vaasje op tafel.
‘Da’s mooi,’ zei ik. ‘Want daar zal je mijn afspraak hebben.’
Hij liep naar de toiletten. Ondertussen was de deur van het café met een luide klap weer dichtgevallen. Daar was ze. Ze zag mij zitten en kwam naar me toe.
‘Dag Wendy.’
‘Dag Bas.’
‘Blijf je staan?’
‘Nee.’ Ze ging zitten.
‘Vooruit dan maar.’
‘Huh?’ vroeg ze verward. ‘Wat bedoel je?’
‘Ik bedoel niets. Ik bedoel nooit wat. Mij betrap je niet op bedoelen. Maar vertel eens: hoe gaat het met jou?’
‘Lekker. Fijn wel.’
‘Ach zo. Hoe komt het dat het lekker en fijn wel gaat?’
‘Ik heb het heel druk.’
‘Dat lijkt mij juist niet lekker en niet fijn wel.’
‘Voor mijn portemonnee wel.’
‘Laat eens zien?’
‘Zien? Wat wil je zien?’
‘Die portemonnee van jou.’
‘O? Waarom?’ Ze begon in haar handtas te rommelen en te zoeken.
‘Laat maar, Wendy. Ik wilde slechts weten hoe of lekker en fijn wel voor je portemonnee eruit ziet. Maar kennelijk wil je het niet met mij delen. Ik had gehoopt dat we geen geheimen voor elkaar zouden hebben. Dat blijkt niet het geval. Mijn verwachtingen zijn weer eens anders dan die van de ander.’
‘O. Eh …’ hakkelde ze. ‘Eh … sorry.’
‘Het geeft niet. Het ligt niet aan jou. Het ligt aan mij.’
Zwijgend keken we ieder voor ons uit.
Vanuit de wc klonk het luid: ‘Hnnnnngggg! Hnnnnnngggg!’
‘Wat is dat?’ vroeg Wendy.
‘Let er maar niet op.’
‘Het lijkt wel of iemand een kind krijgt in het toilet!’
‘Een man?’
‘In sommige gevallen is persen níét goed.’
‘Een water, kijk eens.’ De serveerster zette het glas voor mijn neus op tafel. ‘En een vaasje pils voor meneer. De meneer die nu een mevrouw is geworden, zie ik.’
‘Dag. Mag ik een witte wijn van je?’ vroeg Wendy.
‘Nee. Niet van mij. En van het café alleen als je betaalt.’
‘Allemensen, de bediening gaat hier opmerkingen van mij kopiëren,’ zei ik.
‘Ja Bas,’ lachte ze. ‘Ik leer veel van je.’
‘Dan zeg ik al die onzin dus allemaal niet voor niets.’
Ze glimlachte haar mooie tanden bloot. ‘Een witte wijn, dus,’ zei ze tegen Wendy. ‘Droog?’
‘Nee, liever niet. Heb je een zoete?’
‘Vast wel. Nog voorkeur voor iets?’
‘Als het maar zoet is.’
‘Ik ga zoeken.’ De serveerster draaide zich om en liep naar de bar.
‘Waar waren we gebleven?’ vroeg Wendy.
‘Bij stil aan de tafel zitten,’ zei ik.
Daar gingen we een tijdje mee verder.
‘Was me dat bouten.’ Daar had je Joop weer. ‘En wie is deze dame in kwestie?’ Hij stak zijn hand uit naar Wendy.
Die stond op en zei: ‘Wendy. Wendy Korstbanker.’
‘Hoogst aangenaam.’ Joop keek haar glimmend aan. ‘Ik heet Joop.’
‘Joop Glimmerveen?’
‘Nee. Als dat zo was, dan stond ik hier niet.’
‘Dan hadden we je ook niet willen kennen,’ zei ik. ‘Dat doen we nu overigens ook liever niet.’
‘Vergeef dit stuk langharig tuig,’ zei Joop tegen Wendy.
‘Een zoete witte wijn. Alstublieft.’ De serveerster zette het glas voor de neus van Wendy neer.
‘Jemig,’ zei Joop. ‘Het wordt tijd dat ze dit café gaan uitbouwen. Wat neemt die kont van jou een ruimte in.’
De serveerster pakte het vaasje pils van Joop van tafel en goot het uit over zijn hoofd. ‘Beleefd zijn is moeilijk voor je, hè?’ zei ze.
‘Gloeiendeteringnikker!’ brulde Joop.
‘Nou nou, Joop,’ moeide Wendy zich ermee. ‘Niet van die taal uitslaan. Die siert je niet.’
‘Het is toch een nikker?’ brieste Joop. ‘En nog een teringnikker ook. Een vadsige teringnikker.’
Ik zei: ‘Ik houd er niet van hoe je het woord ‘nikker’ gebruikt, Joop. Beetje respect voor de werkende medemens.’
‘O, meneer hoort er een negatieve lading in? Nou, die was er moedwillig ingestopt.’ Hij wendde zich tot de serveerster. ‘Tief een end op met je dikke koeliekont.’
‘Niks ervan,’ zei Wendy. ‘Ik heb mijn wijn nog niet ingeschonken gekregen.’
‘Dat ze die wijn in haar blubberreet steekt.’
‘Dan lust ik hem niet meer.’ Wendy keek Joop strak aan.
Joop draaide zijn hoofd weg en keek naar mij. ‘Bas, zeg jij nou ook eens wat! Dat die wijven zich dienen te gedragen of zo. Of is dat ook weer taal die je liever niet gebezigd hoort? Jij bent al net zo’n deugdrol als iedereen. En maar al die vermenging van rassen en culturen goedpraten. Man man man.’
‘Dat we allen verschillend zijn, is juist mooi,’ zei ik. ‘Er valt nog iets van elkaar te leren. Stel dat we allemaal hetzelfde zijn, bijvoorbeeld allemaal zoals jij, dan was er niets te ontdekken, alleen te schelden en te schreeuwen. Bovendien had je dan geen troela om het poepgaatje te likken. Iedereen is gewoon zoals-ie is. Grove taal en lompe afkeuring veranderen daar niets aan.’
‘Hoe kom je daar nou bij?’ krijste Joop en nu wees hij op de serveerster. ‘Ik zou nooit mijn tong willen steken in deze zwarte blubberreet.’
De serveerster zette haar dienblad op tafel, pakte de wijnfles die erop stond bij de hals beet en sloeg hem keihard op het hoofd van Joop kapot. De scherven en zoete mousseerwijn spatten in het rond. Joop zakte ineen en gleed op de grond.
‘Goed gedaan, zeg,’ zei Wendy. ‘Ik houd wel van kranige meiden.’
‘Jij houdt toch sowieso wel van meiden?’ vroeg ik voor de zekerheid na.
‘Ja, dat weet je nog goed,’ zei ze. ‘Maar soms val ik ook op mannen, hoor. Ik ben biseksueel. Leuke serveerster, trouwens.’
De serveerster stond er een beetje onhandig bij.
‘Sta jij hier nou alweer te blozen?’ vroeg ik haar.
‘Sorry,’ zei ze verlegen.
‘Je hoeft je niet te verontschuldigen, hoor. Ik vind je mooi als je bloost. Als je niet bloost, vind ik je ook mooi, trouwens.’
‘Dank je.’
‘Hoe heet je?’ vroeg Wendy.
‘Brandy,’ zei de serveerster.
‘Je verzint het niet.’ Ik keek de twee meiden aan. Dit werd een geile bende. ‘Kijk uit waar je gaat staan,’ zei ik. ‘Straks stap je op Joop. Dat zou je mooie schoenen maar vuil maken.’
‘Met een beetje geluk houdt hij van trampling,’ zei Wendy. Ze ging met haar naaldhakken op de buik van Joop staan. ‘Toch sneu voor hem dat hij er niets van mee krijgt. Wat kijk je?’ vroeg ze nu aan Brandy.
‘Ik … eh … ik …’
‘Zeg het maar, schoonheid.’
‘Ik … ik heb een voetfetish.’
‘Een foodfetish?’ vroeg ik. ‘Doe je dan ook aan foodporn?’
‘Bas,’ vroeg Wendy, ‘doe je mee?’
‘Ik heb geen horloge om,’ zei ik.
‘Ja? En?’
‘Toch weet ik feilloos hoe laat of het is.’
–
Apeldoorn, januari 2019
Hier lees je ‘m op FOK!