bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

21-01-2011

Zweten in Zweden (5) (toetje)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2011 — bazbo @ 12:35

Na zes dagen waren we die takkesneeuw wel zat, zeg. Gelukkig mochten we weer naar huis.
Het vliegtuig landde zonder al te veel brokken. Wel zaten er brokken in mijn kots. Had ik maar beter moeten kauwen.

“Goedemorgen,” onderbrak de trut achter de balie mij. Ze pakte het bonnetje en deponeerde het in een miniprullenbakje. Ho eens even! Dat was mijn bonnetje! Mijn bewijsmateriaal dat ik wel degelijk aan de beurt was! Blijf eraf met je takketeventengels!

Na zes dagen waren we die takkesneeuw wel zat, zeg. Gelukkig mochten we weer naar huis. Het vliegtuig landde zonder al te veel brokken. Wel zaten er brokken in mijn kots. Had ik maar beter moeten kauwen.
De vakantie was kort geweest, maar bijzonder prettig. Ondanks dat we het kalm aan hadden gedaan (wat wil je ook met die korte dagen daar), voelde ik me toch niet echt uitgerust. Gelukkig is een van mijn motto’s: “Vakantie, daar rust je op je werk van uit.” Zonder motto’s ben je nergens.
Ons verblijf in Zweden was niet helemaal zonder problemen verlopen. Op de eerste dag raakte ik mijn ID-kaart kwijt, hetgeen betekende dat we een hele dag doende waren met het regelen van een noodpaspoort. Ik ga dat hele verhaal hier niet nog een keer vertellen. Léés die stukjes van mij dan ook eens. Om een lang verhaal kort te maken: ik kreeg mijn noodpaspoort, de dag voor vertrek naar huis dook mijn ID-kaart plots weer op en dus had ik tijdelijk een dubbele nationaliteit. Of ik nu ook het land uit moest, was mijn angstige vraag. Ik zweette als een otter. Pas twee weken na thuiskomst durfde ik met de Gemeente Apeldoorn te bellen.

“Gemeente Apeldoorn, goedemorgen. Kan ik u van dienst zijn?”
“Wat een vreemde vraag voor een ambtenaar.”
“Pardon, wat zei u?”
“Met Langereis. Ik ben in het buitenland mijn ID-kaart kwijtgeraakt. Natuurlijk heb ik aangifte gedaan bij de politie aldaar en vervolgens heb ik een noodpaspoort laten maken. Echter, mijn ID-kaart is weer teruggevonden.”
“Nou, dan kan ik u vertellen dat u toch nog een nieuwe ID-kaart zult moeten aanvragen.”
“Fijn. Dat heb ik weer.”
“Uw ID-kaart staat geregistreerd als vermist. Voor de veiligheid is de procedure nu eenmaal zo.”
“Dan weet ik genoeg. Geen dank voor de moeite.”
“Pardon, meneer? Hoe bedoelt u?”
Ik hing op. Een gesprek met een ambtenaar blijft een hachelijke onderneming. Zelfs in Apeldoorn.

Een nieuwe ID-kaart. Mijn derde al binnen een jaar. Het kost allemaal wat. Het maken van een afspraak met de Gemeente Apeldoorn kostte me bijvoorbeeld de zenuwen, want dat moet tegenwoordig online. Je kunt wel gewoon naar de balie gaan en een nummertje trekken, maar dan loop je kans dat je anderhalve dag moet wachten. Het advies is dus om een afspraak te maken en dat kan niet meer telefonisch. Lang leve de vooruitgang.
Zwetend ploeterde ik me door de gemeentelijke webstek heen. Zou ik de kosten van de stomerij kunnen declareren? En die declaratie, hoe zou ik die moeten aanleveren? Digitaal? Laat maar.
De afspraak stond. Op een donderdagmorgen om half elf. Ik kreeg een mailtje ter bevestiging. In de mail stond een nummer. Dat nummer moest ik bij de receptie op een apparaat intoetsen en dan kreeg ik mijn volgnummer voor de balie. Ingenieus toch, die bureaucratie.

Die donderdagmorgen toetste ik zorgvuldig de vijf cijfers uit de mail in op het apparaat bij de receptie van het gemeentehuis. Het angstzweet liep me alweer over de rug. Wat nou als het fout gaat? Moet ik dan een nieuwe afspraak maken? Wacht, wat zei het apparaat nu? “Druk op de knop.” Welke knop? Ach, deze. Ik drukte. Uit een gleuf kwam een wit bonnetje met daarop een nummer. S4711. Sjonge. Zou de telling iedere dag op nul beginnen? Snel liep ik naar de ruimte met de balies. Aan het plafond hing een display waarop de nummers stonden die nu aan de beurt waren. Alle balies waren leeg en er zat niemand te wachten. Op het display stond: “S4711 balie 7”.
Het transpiratievocht brak me weer uit. Straks was ik te laat bij de balie! Ik rende naar nummer 7.

“Goedemorgen,” begon ik mijn verhaal, terwijl ik mijn bonnetje S4711 op de balie legde.
“Goedemorgen,” onderbrak de trut achter de balie mij. Ze pakte het bonnetje en deponeerde het in een miniprullenbakje. Ho eens even! Dat was mijn bonnetje! Mijn bewijsmateriaal dat ik wel degelijk aan de beurt was! Blijf eraf met je takketeventengels!
“Goedemorgen,” ging ik maar verder. “Ik moet een nieuwe ID-kaart aanvragen.” Ik legde mijn ID-kaart en mijn noodpaspoort op de balie, maar zorgde er wel voor dat het mens ze niet kon pakken. “Mijn ID-kaart is in het buitenland zoekgeraakt. Ik heb vanzelfsprekend aangifte gedaan.” Ik overhandigde haar de twee A4’tjes met daarop de gegevens uit Stockholm.
Ze pakte de aangifte aan en bekeek het vluchtig. “Heeft u ook aangifte gedaan in Nederland?”
“Nee?”
“Dat moet u wel doen, dan.”
Ik zuchtte. Dit zou een heel slepende zaak worden. “Er is echter nog iets dat u moet weten,” ging ik verder. “Ondertussen is mijn ID-kaart weer gevonden. Kijkt u maar.” Ik wees op mijn ID-kaart die op de balie lag.
“O? Nou, dat scheelt weer. Dan hoeft u geen nieuwe ID-kaart aan te vragen.”
“Huh? Ik heb hierover gebeld en uw collega zei dat ik toch nog een nieuwe ID-kaart moest aanvragen. Voor de veiligheid of zo.”
“Dat hoeft alleen als u in Nederland aangifte heeft gedaan. Als hij hier niet staat geregistreerd als vermist, dan hoeft u niets te doen.”
“Fijn. Fraai is dat.” Ik boog over de balie heen en griste mijn aangifte uit haar handen. “Maar kan het zo zijn dat de politie in Stockholm bericht heeft gestuurd naar de politie van de Gemeente Apeldoorn? Ik heb in Stockholm een noodpaspoort laten maken en daar heeft men wel gegevens van de Gemeente Apeldoorn opgevraagd.”
“Maar als uw ID hier niet als vermist is opgegeven, waarom zou u dan een nieuwe aanvragen?”
“Ik moet dus eerst weten of mijn ID-kaart in Nederland als vermist staat geregistreerd.”
“Precies. U kunt het beste even een afspraak met de politie maken.”
“Ik weet weer even voldoende,” propte ik mijn aangifte in mijn jaszak. “Geen dank.”

Wat nou, afspraak? Het politiebureau was nog geen tien minuten lopen hier vandaan. De ochtend was toch al naar de kloten.
“Goedemorgen,” zei ik tegen de agente aan de balie. “U krijgt van mij een verhaaltje. Ik heb in het buitenland mijn ID-kaart verloren. Daar heb ik bij de politie aangifte gedaan van vermissing. Inmiddels is mijn ID-kaart weer teruggevonden. Kijk maar, hier is hij. De vraag is nu of mijn ID-kaart bij de politie hier in Nederland óók als vermist staat geregistreerd. Ik heb nog geen aangifte gedaan.”
“O? En dat wilt u nu doen? Dan kunt u het beste een afspraak maken.”
“Ik stelde een andere vraag. Namelijk of mijn ID-kaart hier als vermist staat geregistreerd. Krijgt de politie gegevens van de politie uit het buitenland?”
“Niet dat ik weet,” schudde het mens haar hoofd. “Volgens mij niet.”
“Dus als ik het goed begrijp, is mijn ID-kaart dus helemaal niet vermist?”
“Nee, u heeft hem nu toch bij u?”
Doe niet zo gevat, trut. Waar was de tijd dat de wouten nog gewoon alleen op lengte werden geselecteerd? “Dat is dan mooi. Geen dank.”

Onderweg naar huis voelde ik eens in mijn jaszak. Alles zat er nog in: mijn ID-kaart, mijn noodpaspoort, mijn … wacht. Waar was de aangifte? Shit, die was weg. Die dwarrelde nu ergens over straat. Het zweet liep me weer in straaltjes langs mijn lijf. Ach wat, die aangifte was niet meer nodig. Probleem opgelost.

Apeldoorn, januari 2011

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment