bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

07-07-2011

De man van nergens (5)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2011 — bazbo @ 20:23

Hoe heet ze ook weer? Ik vind haar heel mooi. Ze heeft lange steile donkerblonde haren en een leuk gezichtje met een leuker lachje. Vaak draagt ze zo’n strak grijs jurkje, waarin haar meesterlijke set tieten goed vol uitkomen, en zijn haar benen gestoken in een zwarte legging. Mooi, hoor. Eronder draagt ze dikke suède winterlaarzen à la Uggs. Da’s dan weer jammer. Maar je moet ’s zien hoe lief ze aan haar cola met een rietje lurkt. Vandaag had ze een zwarte jurk aan. Ook mooi. “Nog iets drinken?” vroeg ze.

(Spookachtig en dreigend intro. Vervolgens een kippenvelmelodie op gitaar. Dan:)

“Dag Bas.” Bij Anja ben je altijd welkom. Ik wel.
“Hoi Anja. Zijn mijn dates er al?”
“Wie?”
“Mijn dates.” Ze waren er nog niet. Ik nam plaats aan de grote stamtafel voor het raam. De man met de luide stem zat schuin tegenover me. Hoe heette hij ook weer? Het maakte me niet uit. Naast mij zat een vent die ik van gezicht kende. Bardame Esther bracht me een kop koffie. Ik las de plaatselijke krant, meer bepaald de katern met lokaal nieuws. Mijn oog viel op een enorm artikel dat bijna de hele voorpagina in beslag nam. Op het winkelcentrum, niet ver bij mijn huis vandaan, komt een grote vestiging van de Xenos. Interessant. Alles beter dan de verhalen schuin tegenover mij. De man met de luide stem dronk whisky als water en vertelde aan een stuk door over zijn relaties. Ik wilde me concentreren op de Xenos, maar de algehele treurigheid van de luide stem leidde me steeds af.
Tot mijn grote opluchting was daar Reinier. Reinier is niet zijn echte naam. Om hem onherkenbaar te maken heb ik zijn naam veranderd. (Niet verder vertellen: in dit verhaal schrijf ik zijn naam steeds achterstevoren.) Ik stond op en bestelde bij Esther twee koppen koffie. Die kreeg ik nog ook. Kijk, daar had je de Stadsdichter. Hij schudde handen, zette zijn paraplu tegen de muur en kwam erbij zitten. Ook hij kreeg een kop koffie. En de zenuwen van de man met de luide stem. Gelukkig stond die op en liep naar buiten. Even later was hij terug. Hij stonk naar sigarettenrook. Bij zijn tocht naar zijn plekje aan de stamtafel, struikelde hij over de paraplu van de Stadsdichter. Hij verontschuldigde zich niet eens, maar ging verder met zijn treurigheid.
“Maar waar we voor kwamen,” zei Reinier.
“Ik kan je niet verstaan,” zei de Stadsdichter en hij gebaarde iets langs zijn oren.
“Kom, we verkassen!” riep ik en ik stond op. De heren volgden mij naar een tafel iets verderop in het café.

Sundown dazzling day
Gold through my eyes
But my eyes turned within
Only see
Starless and bible black

“Maar waar we voor kwamen,” herhaalde ik.
“Een voorstelling.”
“Een literaire voorstelling moet het worden. Hoe en wanneer?”
“Willen jullie iets drinken?” vroeg Esther. Ze was aan onze tafel komen staan.
“Een biertje,” zei Reinier.
“Voor mij ook,” knikte de Stadsdichter.
“Ik graag een Korenwolf,” zei ik.
“Er is iets met witbierdrinkers,” griezelde de Stadsdichter.
“Zal ik het opschrijven?” vroeg Esther.
“Doe maar op de bon van Anja’s verjaardag,” antwoordde Reinier.
“Huh? Wat? Anja is toch helemaal niet jarig?”
“Volgens mij wel. Zet het nou maar op de bon.”
“Oké.” Esther trok een hoofd van: ik moet dit gelazer niet. Toch ging ze naar de bar.
Ik had last van mijn hand. Voor in het café zag ik de man met de luide stem een gitaar pakken. “Kijk daar,” wees ik.
“O kut,” zeiden Reinier en de Stadsdichter in koor. “Krijgen we geheid ‘Nights In White Satin’.”
Ze hadden gelijk. De man met de luide stem is berucht. Reinier begon een verhaal over een waterpas. Op de achtergrond haperde de man met de luide stem even. Anja maakte van de gelegenheid gebruik om een nieuwe plaat op te zetten. Daar ging de kans van de man met de luide stem. We grinnikten. Om het verhaal over de waterpas.
“Toen jij jong was,” vroeg de Stadsdichter aan Reinier, “heb je toen ook al veel in bandjes gedaan?”
“Ik woonde in Utrecht en was lid van een band die ‘The Government’ heette. We deden een keer een tourtje door het Sauerland. In één dorp had de eigenaar van de zaal posters laten maken en die overal rondgehangen. Toen we door de straten liepen zagen we die posters. Eerst waren we trots, maar later ontdekten we dat iemand op alle posters vóór onze bandnaam ‘Fuck’ had geschreven.”
“Fuck the government,” vatte de Stadsdichter samen. “Leuk. Ooit erachter gekomen wie dat had gedaan?”
“Nee, dat wist geen hond.”
“Wij hadden vroeger thuis, toen we nog aan de Herderstraat woonden, een hond.”
“Interessant,” mengde ik mij erin. “Vertel.”
“Hij was nogal verstopt.”
“Nooit kunnen vinden?”
“Tragisch.”
“En toch blijven eten?”
“Dat wel.”
“Dat zal me uiteindelijk een ontplofte hond hebben opgeleverd?”
“Neen. Hij was al dood voor het zo ver kwam. Hij is in de tuin begraven, tussen een perzik en een peer.”
“Waar was dat?” vroeg Reinier. “Nog aan de Herderstraat?”
“Ik durf niet meer te vragen wat voor hond het was,” zei ik.
“Nee! Geen herder!” riep de Stadsdichter. “Het was een mislukte kees. Maar terug naar de muziek. Bas, jij hebt toch ook gespeeld?”
“Ja, toen ik vijftien was, hoorde ik de muziek van Emerson Lake & Palmer. Ken je vast wel.”
“Yes.”
“Dat was een andere band. Ik was als jochie natuurlijk zeer onder de indruk van toetsenist Keith Emerson. Hoe die zijn orgel over het podium heen stuiterde, dat wilde ik ook! En dus kocht ik een elektronisch orgel. Een Conn. Met pedalen, een ritmebox en de hele rataplan. Joekel van een ding. Ik wilde hem op mijn zolderkamer hebben, maar dat kon niet. Dus moest hij in de woonkamer blijven staan.”
“Kon je erop spelen?”
“Nee.”
“Geniaal.”
“Ik leende van iemand twee zelfstudieboeken en die worstelde ik wat door. Toen ben ik naar de bieb gegaan en daar leende ik bladmuziek van ELP-stukken. Viel enigszins tegen.”
“Maar?”
“Emerson had zo’n Hammond en die ging hij te lijf met dolken en zo. Hoorde je ‘boemkggggg’. Mijn Conn had een delay.”
“Zo’n véér!?” riep Reinier uit.
“Precies. Hoe meer die veer heen en weer ging, hoe meer echo je had. Maar als die veer té ver ging, botste hij tegen de metalen behuizing en dan hoorde je: ‘boemkggggg’. Precies zoals bij Emerson.”
“Vond je moeder zeker leuk?”
“Ik moest met een hoofdtelefoon op spelen. Kun je het je voorstellen? Een klein jochie met een enorme hoofdtelefoon dat om de haverklap opstaat van achter zijn orgel, het ding optilt en neer laat kletteren: ‘boemkggggg’!” Ik deed het even voor.
Reinier en de Stadsdichter sloegen met vlakke hand op tafel van het lachen.

Ice blue silver sky
Fades into grey
To a grey hope that oh
Years to be
Starless and bible black

Kijk, daar had je de leuke serveerster. Niet Esther, maar dat andere meisje. Hoe heet ze ook weer? Ik vind haar heel mooi. Ze heeft lange steile donkerblonde haren en een leuk gezichtje met een leuker lachje. Vaak draagt ze zo’n strak grijs jurkje, waarin haar meesterlijke set tieten goed vol uitkomen, en zijn haar benen gestoken in een zwarte legging. Mooi, hoor. Eronder draagt ze dikke suède winterlaarzen à la Uggs. Da’s dan weer jammer. Maar je moet ’s zien hoe lief ze aan haar cola met een rietje lurkt. Vandaag had ze een zwarte jurk aan. Ook mooi. “Nog iets drinken?” vroeg ze.
“Twee bier en een aalt,” zei ik.
“Mestvocht.” De Stadsdichter wees triomfantelijk naar mij. “Van de kruiswoordpuzzels. Mestvocht: aalt.”
“Daarover gesproken. Momentje.” Ik stond op en liep naar de wc. Bij een urinoir deed ik wat ik moest doen. Ondertussen keek ik naar het plafond. Stof genoeg.
De deur ging open en er kwam iemand binnen. Vanuit een ooghoek zag ik wie er naast me was komen staan. Hij was zo klaar. Toen ritste hij zijn gulp dicht, draaide zich weer om en liep de toiletruimte uit.
Ik deed er iets langer over. Uiteindelijk maakte ik mijn broek dicht en waste ik mijn handen. De handdoek gebruikte ik niet. Met mijn natte handen streek ik over mijn schouders. Mocht ik last van roos hebben, dan zag niemand dat.
“Die meneer met de luide stem,” zei ik, toen ik weer terug aan tafel zat, “die wast zijn handen niet na het plassen.”
“Hij haalde ‘m niet eens uit zijn broek!” riep de Stadsdichter.
“Wat een viezigheid toch op deze wereld.”

Old friend charity
Cruel twisted smile
And the smile signals emptiness
For me
Starless and bible black

We namen nog wat te drinken. Twee bier en een Korenwolf. “Citroentje erin?” Ben je gek. Weet je het nu nog niet, mooi meisje? Hoe heette ze ook weer? De verhalen gingen verder. Over verzorgingshuizen voor Indonesische mensen. Over de wasstraat. “De wasstraat? Weet je wat dat bij ons in Brabant betekent?” Geen idee. “Dat je staat te rossen onder de douche.” Vlakke handen op het tafelblad. We namen nog wat meer te drinken. Anja kwam voorbij en ging een wc-deur in.
“Anja is in de heren!” gilde ik. Het klonk als: “Anja is in de Heere!” Ook leuk. Heel leuk. Lachen maar weer. Het hele café. Zo veel mensen waren er niet meer. Wij nog wel. Ik zag Esther whisky inschenken. De man met de luide stem had al heel wat glaasjes gehad. Hij kreeg geen kans meer om te zingen. Voort met de verhalen. Over steigertjes en verbouwinkjes. Of we nog iets wilden drinken. Vooruit, zet maar op de bon van Anja’s verjaardag. Nog eentje, dan. De laatste? Pardon, lul. Mag ik lul zeggen? De Stadsdichter deed dat stadsdichten niet voor niets. Dit jaar liep zijn termijn ten einde en het was maar de vraag of er een opvolger was. Alsof iemand het wat kon schelen. Hemzelf al helemaal niet. Herbalife, wat is dat eigenlijk? Vroeger had je echte huisdieren; Liza had een hond op batterijen. Ik heb een leuke dag achter de rug. Vertel. Hoor ik daar een lama schijten? Je zit er trouwens aardig gesyfiliseerd bij. Tranen van het lachen.
“Dus. De voorstelling,” zei Reinier.
“Ja, hoe zit het daarmee?” vroeg de Stadsdichter. “Wordt dat nog wat?”
“We nemen voor de zekerheid ieder een half uur aan voorleesmateriaal mee,” zei ik. “Of we het gaan gebruiken is een ander verhaal. We gaan op het podium zitten aan een tafel als deze en doen deze avond nog eens dunnetjes over. Een voorstelling vol leuteratuur.”
“Goed plan. En wanneer?”
“Anja?”
Het werd 10 juli 2011 om 16.00 uur hier in dit café: Art Café ‘Sam Sam’ aan de Van Kinsbergenstraat 17 in Apeldoorn. Afgesproken. De avond was ten einde. De hele vertoning ook. Ik trok mijn jas aan, liep naar mijn fiets en vroeg me maar weer eens af of ik het was.

(Hemels mooie gitaarsolo. Einde.)

Apeldoorn, mei 2011

(Reinier, bazbo & de Stadsdichter – Art Café ‘Sam Sam’, Apeldoorn – donderdagavond 28 april 2011 – foto: Anja)

‘Starless’ door King Crimson (de tekst is geschreven door John Wetton & Richard Palmer-James) van het album ‘Red’

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment