bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

12-12-2019

Hoog tijd voor een kroegverhaal (15)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2019 — bazbo @ 01:00

Vraag me niet waarom, maar ik ging naar het café. Meer bepaald Het Achtereind. Wie verzint zo’n naam voor een kroeg? Nou, ik dus. Ik ging er naar binnen. Dat viel nog niet mee, want het was er propvol. Als een soort rugbyscrum stond er een grote hoeveelheid volk om de toog naar elkaar te gebaren en te schreeuwen. Was er ruzie? Nee, men probeerde boven de muziek uit te komen. Door het gebrul en gekrijs heen meende ik de stem van André Hazes te ontwaren.
Ik wurmde me door de menigte heen naar achteren. Daar was het iets rustiger. Zowaar, er was ook nog een tafeltje leeg. Er stond nog een stoel bij ook. Ik ging zitten.

Waar ze vandaan kwam weet ik niet, maar bijna tegelijkertijd stond er een schone donkere jongedame naast me. In haar hand een dienblad met daarop een boel lege glazen. Hieruit maakte ik op dat zij een serveerster was, maar zeker weten deed ik het niet. Voor hetzelfde geld ging ze net drinken halen voor het groepje mensen met wie ze een avond uit was.
‘Ben jij de serveerster?’ vroeg ik.
Ze zei iets.
‘Wat zeg je?’
Ze knikte.
‘Waar kom jij zo opeens vandaan?’ 
Ze zei iets.
‘Wat zeg je?’
‘Ik was op weg naar de bar!’ riep ze in mijn oor. ‘Heb net lege glazen opgehaald. Kan ik iets voor je doen?’
‘Mag de muziek zachter? En kunnen al die mensen stoppen met schreeuwen?’
‘Dat gaat helaas niet! Kan ik je iets te drinken brengen?’
‘Nee, dank je!’
‘Had ik je hier al eens vaker gezien? Je komt me zo bekend voor.’
‘Het is een tijdje geleden dat ik hier voor het laatst was.’
‘Nu weet ik het. Jij bent Bas.’
‘Klopt.’
‘De schrijver Bas Langereis.’
‘En wie ben jij ook weer?’
‘Mieke.’
‘Een negerin die Mieke heet. Dat maak je niet iedere dag mee. Dag Mieke. Je bent leuk.’
‘Dank je. Je maakt me een beetje verlegen.’
‘Dat is niet de bedoeling.’
‘Het geeft ook niet.’
‘Dat moest er nog bij komen, zeg.’
‘Jij bent grappig.’
‘Ja, dat zeiden de meisjes uit de klas veertig jaar geleden ook allemaal. En daar bleef het dan bij. Zo heb ik nooit goed kunnen oefenen met tongzoenen.’
‘Wat moet ik hier nu op zeggen?’
‘Verzin zelf ook eens iets.’
‘Eh … nou …’
‘Dat was een grapje. Vat je ‘m? Jij zegt dat ik grappig ben, ik zeg iets terug, jij weet dan niet wat je daarop weer moet zeggen en vervolgens maak ik een grapje.’
‘Schrijvers.’
‘Zucht je daar nou heel diep bij? Ik kan het hier niet horen, vandaar.’
‘Jij bent echt een malle,’ zei ze. ‘Maar ik moet verder aan het werk. Wie weet tot straks?’
‘Wie weet, wie weet. Liever wel.’

‘BAS!’
‘Even wachten, figuur. Even wachten.’
‘WAAROP?’
‘Even wachten tot deze jongedame uit mijn blikveld is. Nog heel even … ja. Ze is verdwenen. En wie mag jij dan wel zijn, figuur?’
‘Maurice.’
‘En wat moet je, Mauries?’
‘Mag ik jou wat vragen?’
‘Nee, dank je. Ik val niet op mannen.’
‘Huh? Wat lul jij?’
‘Als je vindt dat ik lul, waarom wil je mij dan wat vragen?’
‘Ik begrijp nie waarover je ’t hep.’
‘Dat geeft niet.’
‘Jij bent toch die schrijver, hè?’
‘Is dat je vraag? Ik weet niet wie je bedoelt met die schrijver.’
‘Doe nou effe normaal. Wacht …’ Hij keek om zich heen, trok zonder te vragen een lege stoel bij een andere tafel weg en ging bij mij zitten.
‘Had ik een teken gegeven?’ vroeg ik.
‘Teken? We zijn hier niet in het bos, zeg. HAHAHAHA!’
‘Allemensen, volgens mij heb jij veel te veel gedronken.’
‘En nog steeds dorst! HAHAHAHA. Jij ook nog wat? MIEKE!’
‘Niet zo schreeuwen graag, Mauries. Het is hier al zo lawaaierig.’
‘Anders kan ze met toch nie horuh?’
‘Loop er dan even heen.’
‘Waar hebbie dan gofferdegoffer so’n serveertrut voor? MIEKE! HIERKOMEN!’
‘Ik hoef niets, hoor.’
‘MAAR IK WEL! MIEKE! KOM NOU GOFFER HIER, WIJF!’
‘Blijf je wel een beetje respectvol, Mauries? Ga anders buiten even afkoelen of thuis je roes uitslapen.’
‘SE MOT GEWOON BIER KOMME BRENGE ALS IK DAT VRAAG! DE KLANT IS GOFFE KONING! EN JIJ MOT JE D”R NIE MEE BEMOEIE!’
‘Even kalm nu, Mauries. Anders vertel ik hier rond dat jij je mest niet kunt ophouden.’
‘Hoe weet jij dat n … ik bedoel: HELEMAAL NIET WAAR!’

‘Wat is hier gaande?’ Er stond een wildvreemde vent bij onze tafel.
‘Lieve help, wie ben jij nou weer?’ vroeg ik.
‘Olav, heet ik.’
‘Ken ik je ergens van?’
‘Niet dat ik weet. Ik kom hier nooit. Meestal zit ik in het Hardrockcafé. Maar dat was vanavond dicht vanwege een vechtpartij, gisteren.’
‘Leuke kroeg lijkt me dat.’
‘Iets met dodelijke afloop. Steekpartij. Hoop bloed door de tent. Ze zeggen dat er een professioneel bedrijf bezig is alles schoon te maken.’
‘En is de dader al gevonden?’
‘Welke dader?’
‘Die van die steekpartij.’
‘Och dat was Lijpe Leo, die moet je niet serieus nemen.’
‘Nou, als er een dodelijke afloop is, lijkt me dat geen geintje.’
‘Het was maar een Turk, hoor.’
‘Je hebt daar iets, Olaf.’
‘Waar?’
‘Daar bij je mondhoek.’
Hij veegde langs zijn gezicht. ‘Is het weg?’
‘Nee, niet echt. Maar laat maar. Nu ik het zo zie, denk ik dat ik weet wat het is.’
‘O ja? Wat dan?’
‘Volgens mij is het wat braaksel.’
‘Dat zou kunnen.’
‘Ojajoh?’
‘Ik heb daarnet gespuugd. Die nieuwe smaak in mijn e-smoker bevalt me niet zo goed.’
‘Wat maakt het uit? Als je maar kanker krijgt.’
‘Precies. Eh, wacht …’
‘Maar goed. Je vroeg wat of er gaande was. Welnu: niets dat jou aangaat. Voor jou geldt: opfukken of ik laat je in elkaar rossen.’
‘Wat zeg jij nou? Ik kan je niet zo goed verstaan. Het is zo lawaaierig hier.’

‘Nou hoor je het ook van een ander.’ Ik draaide me naar Maurice. ‘We kunnen elkaar niet goed verstaan. Je kunt beter even naar haar toe lopen.’
Maurice zei niets. Zijn hoofd hing op zijn kin. Hij sliep.
‘WAKKER WORDEN, MAURIES!’ brulde Olav.
‘Jullie kennen elkaar?’
‘Dat dacht ik toch wel. Gisterenavond hebben we nog zitten doorzakken in het Hardrockcafé.’
‘Komt hij daar ook?’
‘Waar niet? Maar wacht, ik voel me niet zo lekker …’ Hij draaide zich half om en boog voorover. De golf kots spetterde over zijn gympen. ‘Oeps,’ zei hij.
‘Je kunt maar beter even een doekje gaan vragen,’ raadde ik hem aan.
‘Nee.’
‘Waarom niet? Je maakt de boel vies. Dan is het wel zo netjes om die boel ook weer schoon te maken.’
‘A: ik ben nog niet klaar.’ Hij braakte nogmaals. Dit keer over zijn nogal gezette buik. ‘En B: daar is personeel voor. MIEKE!’
‘MIEKE’ Maurice was wakker geworden. ‘DRINKEN! BIERRRR!’
‘DWEILEN! HIERRR!’

Uit de mensenmenigte bij de bar kwam iemand naar ons toe.
‘Wat doen jullie hier, stelletje viezeriken?’ Mieke keek boos. ‘Maurice en Olav, jullie weten heel goed dat je een toegangsverbod hebt. Jullie mogen hier niet komen van de rechter.’
‘De rechter, mijn reet,’ zei Maurice.
‘De linker ook,’ zei Olav.
Beide kerels lagen nu slap van het lachen.
‘Eerst opruimen,’ zei Mieke. Ze pakte Olav bij een oor en trok hem naar de vloer. Olav lag in zijn eigen viezigheid. Ze gaf hem een schop onder zijn kont. Olav schoof door de plas met kots. ‘Hier heb je een doekje,’ zei Mieke. ‘Poets daar de rest mee schoon.’
‘WAT JIJ, KUTWIJF!’ Maurice keek langs haar heen van zattigheid.
‘Eruit,’ zei Mieke rustig. Ze greep Maurice bij zijn jas en trok hem van zijn stoel. Hij had te weinig kracht om zich te verzetten. Iemand hield de deur open en Maurice vloog de straat op. ‘Zo, ben jij klaar met poetsen?’ Niet veel later had ze Olav ook café Het Achtereind uit gewerkt.

‘Sorry voor de overlast, Bas,’ zei ze. ‘Kan ik het goed maken? Wil je iets drinken van het huis? Een water?’
‘Jij bent leuk,’ zei ik.
‘Waarom?’ Ze lachte haar tanden bloot.
‘Omdat je mij voorziet van materiaal voor een nieuw verhaal.’
‘Dan weet ik wel wat voor soort verhaal het wordt,’ lachte ze.
Ik stond op en deed een stap naar haar toe. Glimlachend keek ik haar aan. Toen drukte ik mijn lippen op haar zachte zwarte wang en zei. ‘Maar eerst is het hoog tijd voor wat anders.’


Apeldoorn, oktober 2019

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post.

Leave a comment